Soms voelt het leven niet meer helemaal zoals het zou moeten. Het is tijd voor een nieuwe keuze. Lenny Dorsman (67) weet dat als geen ander. Haar hele leven stond ze voor de klas, maar nu is alles anders.
Lenny zit gespannen op de bank, met haar laptop op schoot. Haar zenuwen dansen net zo onrustig als haar gedachten. Het is laat op de avond, 31 januari, en de tijd dringt, ze moet nu echt de knoop doorhakken. Blijft ze nog een jaartje voor de klas staan, of wordt dit het laatste schooljaar? Haar hart bonkt in haar keel terwijl ze begint te typen, elke aanslag op het toetsenbord voelt zwaarder dan de vorige. De beslissing hangt in de lucht, klaar om haar leven een nieuwe richting te geven.
Weten welke baan je later wilt doen, is soms net zo verwarrend als een draaiend kompas zonder richting. Op de basisschool wisselt elk kind van droom -brandweerman, politieagent, schrijver- alles passeert de revue. Maar voor Lenny was het anders. Als zij twaalf jaar is, kent ze al haar koers.
“Kom jij eens even mee”, klinkt plots de stem van de meester, en Lenny schrikt op uit haar gedachten. Wat heb ik nu weer gedaan? denkt ze, terwijl ze met knikkende knieën opstaat en de meester volgt. “De juf van de kleuters is er vandaag niet”, legt hij uit terwijl ze door de gangen lopen. “Als jij even op de kinderen kan letten voor een half uur, kunnen wij een invaller regelen.” Lenny voelt haar maag samenknijpen. Voor de deur van het kleuterlokaal stopt hij, en ze werpt een blik naar binnen -vol verbazing. Hoe moet ik dit gaan doen? Ik ben pas twaalf!
Ze zet aarzelend een stap in het lokaal. Overal verspreid liggen tekeningen en speelgoed, als resten van een storm. Er hangt een geur die ze niet kan omschrijven, maar die als een tijdmachine direct haar jeugd oproept. Kleine gezichtjes draaien zich vliegensvlug om, vol verwachting staren ze naar haar. Voor een half uur moet ze hen bezighouden. Oké Lenny, hier gaan we!
Lenny zit op de bureaustoel en kijkt uit over een zee van kinderen, een golvende massa van bekende gezichten. In een klein dorp als dit, is dat haast onvermijdelijk. Het voelt alsof ze maar één keer met haar ogen heeft geknipperd, en het half uur is alweer vervlogen, als zand dat door haar vingers glipt. Wat er precies is gebeurd, kan ze zich niet meer herinneren, maar één ding is zeker: de smaak van het lesgeven, het gevoel van voor de klas staan, heeft zich diep in haar verankerd. Die zal ze nooit meer kwijtraken.
De laatste twijfels verdwijnen
Tot nu toe. De woorden verschijnen langzaam op haar laptop, bijna alsof ze vanzelf tot leven komen. Lenny lijkt slechts een toeschouwer, haar vingers dansen over het toetsenbord zonder dat ze het bewust aanstuurt. Is dit wel de juiste beslissing? Maandenlang heeft ze hierover gepraat en getwijfeld met haar man Kees. Ze had zichzelf al een extra jaar gegeven, maar de vraag blijft knagen: heeft ze nog de kracht om nóg een jaar door te gaan? Het antwoord is helder. Nee, dat heeft ze niet meer. Lenny voelt het diep van binnen -het is tijd om te ontdekken wat het leven buiten het klaslokaal nog meer te bieden heeft.
Een Zeeuws meisje in onbekend terrein
Zoveel ogen prikken in Lenny’s rug, veel te veel eigenlijk. In het eerste jaar, voor een klas van 26 kinderen, lijkt het wel alsof ze in een glazen kooi staat. Vijf dagen per week houdt ze haar hoofd boven water, maar als twintigjarige voelt ze het gewicht van een hele wereld op haar schouders drukken. Deze nieuwe omgeving verschilt als dag en nacht van het vertrouwde Zeeland; alleen het dorpsgevoel in Alblasserdam herinnert haar nog vaag aan Brouwershaven, maar verder voelt het hier alsof ze wortel moet schieten in onbekende grond.
Door het tekort aan huizen heeft Lenny onderdak gevonden op de Vondellaan, waar ze ‘in de kost’ woont. Ze schuift elke avond aan voor het eten en heeft een eigen kamer, haar eigen kleine hoekje van het huis. Ik voel me net een onderdeel van het gezin, denkt ze met een glimlach. Het is eigenlijk verrassend gezellig, alsof ze stilletjes in een nieuwe familie is opgenomen. Ze is ver van huis, maar niet omdat er in 1977 een tekort aan leerkrachten is, integendeel. Lenny heeft door het hele land gesolliciteerd, en uiteindelijk heeft het lot haar naar Alblasserdam geleid. Toch dichterbij dan ik had verwacht, denkt ze. Ze glimlacht bij de gedachte. Ik had net zo goed in Zwolle kunnen belanden. Het voelt alsof het toeval haar op de juiste plek heeft gezet, niet te ver van het vertrouwde, maar ver genoeg om nieuwe ervaringen op te doen.
De laatste dagen
In het laatste jaar op t’ Nokkenwiel stapt Lenny onder een grote boog van kleurrijke ballonnen de school binnen. Voor de deur van haar lokaal hangen foto’s van haar in vrolijke kleuren, een feestelijke eregalerij van achttien jaar aan herinneringen. Het is tijd voor het afscheidsfeestje met de kinderen, een laatste moment van vreugde. Haar partner-in-crime, Daniëlle, heeft alles geregeld. Achttien jaar hebben ze zij aan zij gestaan, als twee tandwielen die moeiteloos in elkaar passen. We hebben haast een werkhuwelijk gekregen, denkt Lenny glimlachend.
De kinderen zitten vol verwachting op hun kleine stoeltjes, hun ogen groot en glanzend van spanning. Onder hun stoelen liggen zorgvuldig ingepakte cadeautjes, als geheime schatten klaar om onthuld te worden. Eén voor één komen de kinderen naar voren, ieder met een klein kostbaar geschenk voor hun juf. Knuffels volgen, als warme dekens die zich om Lenny heen wikkelen. Het afscheid voelt als een kleurrijk moment dat bitterscherp in haar geheugen gegrift wordt—een herinnering die ze voor altijd zal koesteren.
“Oké, wie heeft er honger?”, vraagt Daniëlle met een grijns. De kinderen roepen in koor en met volle overtuiging “Ja!” “En wie heeft er zin in pannenkoeken?”, voegt Lenny eraan toe. De kinderen schreeuwen nog harder, en rennen haastig naar de tafel om hun trek te stillen met de zoete lekkernijen. Als hun buikjes rond en vol zijn, kijkt Lenny ze geheimzinnig aan. “Ga maar eens naar buiten”, zegt ze met een glimlach die nieuwsgierigheid opwekt. De kinderen kijken elkaar kort verbaasd aan en lopen dan verwachtingsvol de deur uit.
Buiten wacht de volgende verrassing: een ijscoman staat hen op te wachten, en hun ogen lichten op. Lenny lacht hartelijk terwijl ze ziet hoe de kinderen uitgelaten op de ijscoman afrennen, blij als vogels die hun vleugels voor het eerst uitslaan. Daniëlle komt naast haar staan en kijkt toe. “Mooi afscheidsfeest, hè?”, zegt ze zacht. “Ja”, knikt Lenny met een glimlach. “Dat is het zeker.”
De dag erna staat Lenny stil in een leeg lokaal, waar de kleine stoeltjes en tafeltjes tegen de muren zijn geschoven. De kinderen rennen nog zorgeloos rond, spelend alsof het een gewone dag is. Maar Lenny’s hart voelt zwaar. Lonneke, de directeur, loopt het lokaal binnen en kijkt haar aan. “Het zit er nu echt op, hè?” zegt ze, met een blik vol begrip. “Ja”, antwoordt Lenny zacht, “wat een vreemd gevoel geeft het.” Ze voelt geen diepe, sombere droefenis, geen kille leegte zoals een zonloze zee. Nee, het is een stillere emotie, een ongrijpbare mengeling van weemoed en opluchting. Geen vooruitzicht meer op het moment na de vakantie, wanneer ze het lokaal weer zou inrichten en leven zou blazen in de ruimte. Dit is echt de laatste keer dat ze hier als juf zal staan.
Toch vechten de tranen niet om ruimte -Lenny is nuchtere echte Zeeuwse. Een rots in de branding, die stevig blijft staan ondanks de veranderende getijden. Ze zal het werk missen, zeker, maar het is tijd om verder te gaan en te ontdekken wat er nog meer op haar pad komt.
“Je komt toch nog wel eens langs, hè?” vraagt Lonneke met een hoopvolle blik. Lenny lacht warm. “Natuurlijk! Wie weet val ik nog eens in voor een klas. Je stopt nooit écht met een juf zijn”, zegt ze met een knipoog.