‘Ga ik dood?’ Kermt hij bijna onverstaanbaar.
‘Dat weet ik niet schat,’ antwoord de arts.
Sacha bijt zachtjes op haar onderlip. De tranen in haar ogen glinsteren in het levenloze witte licht van de ziekenhuiskamer. Haar blik glijdt naar de grond, bang om haar zoontje aan te kijken. Ze wil hem vertellen dat alles goed komt, dat zijn grauwe, bijna transparante huid weer kleur zal krijgen; dat er weer levendigheid in zijn futloze lichaam komt, maar ze kan het niet beloven.
Het is september 2022. Dikke tranen stromen over de donkere kringen onder haar ogen, alsof de vermoeidheid zich diep in haar gezicht heeft genesteld. De harde rand van de plastic stoel drukt diep in haar benen, maar ze merkt het niet meer. Stil staart ze voor zich uit naar het ziekenhuisbed, alsof haar geest kilometers ver weg dwaalt. Op het harde matras ligt Melle, hij is tien jaar oud en de jongste van haar drie kinderen. Sacha streelt zachtjes over zijn blonde haren. Hij is ingestopt onder een dikke deken, maar zijn voorhoofd voelt ijzig koud aan. Haar vingertoppen worden nat en plakkerig als ze door zijn klamme haar glijden. Twee dagen eerder zakte Melle tijdens een busrit op vakantie in elkaar. Als een kapotte vinylplaat blijft het moment zich afspelen in haar hoofd.
Na een vlucht van ruim vijftien uur dwaalt het gezin vermoeid, maar vol spanning rond op het drukke vliegveld in Bangkok. Jaren geleden, nog voor ze kinderen hadden, maakten Sacha en Justus met dezelfde reisorganisatie een rondreis door Thailand. Sinds de geboorte van hun eerste dochter dromen ze er al van die ervaring te kunnen delen met hun kinderen. Nu, zestien jaar later, is het dan eindelijk zo ver. Sacha kijkt alert om zich heen, opzoek naar de Nederlandse reisbegeleider. Tussen alle chaos in het hectische doolhof, ziet ze plots een lange man boven de menigte uitsteken. Hij stelt zich voor: zijn naam is Pierre en hij zal de groep van vijf gezinnen de komende drie weken meenemen naar sprookjesachtige tempels; bruisende steden; groene jungles en als laatste stop een tropisch eiland, -waar de groep nog drie dagen ultiem kan ontspannen na een intensieve rondreis- met witte stranden en kristalhelder water, waar je kunt snorkelen tussen exotische vissen en kleurrijke koraalriffen. Maar nu eerst naar het hotel. Sacha volgt de groep door de glazen draaideur, en de koele airconditioning van het vliegveld maakt plaats voor een benauwde deken van warme lucht. Ze sluit haar ogen en haalt diep adem: nu is de vakantie écht begonnen.
De twee weken die volgen schrijft Sacha iedere dag in een klein zwart notitieblok. Als de laatste paar dagen van de rondreis zijn aangebroken en het einde van de vakantie nadert, slaat ze de linnen kaft open om door haar belevenissen te bladeren. Terwijl de pagina’s langs haar vingers glijden, denkt Sacha terug aan de bijzondere vakantie vol herinneringen die hier in blauw inkt bewaard blijven. De reis begon in het bruisende Bangkok. Terwijl Sacha slenterde door de volle straten, leek het omgevingsgeluid te veranderen in geroezemoes. Als een rups in een warme cocon, die zelf geen onderdeel is van de menigte, ging het geluid langs haar heen. Het is een land van contrasten, waar ze aan de ene kant werd opgenomen in de chaos van toeterende tuk-tuks en drukke avondmarkten in smalle steegjes, terwijl ze aan de andere kant de rust terug vond bij kleurrijk versierde tempels, grote Boeddhabeelden, monniken in feloranje gewaden en de rijke natuur. Tijdens een wandeling door serene rijstvelden en de jungle wandelde de groep in een lange rij achter de gids aan. Het is regenseizoen en de buien in Thailand zijn kort, maar hevig. Sacha liep achteraan en stond stil om het moment vast te leggen. Het was net of ze naar een schilderij keek. De bergen in de verte waren begroeid met bomen. De wolken hingen laag, waardoor de toppen als een donker groene waas naar de achtergrond verdwenen. Een sliert van mensen bewoog zich als een kronkelende slang door het gebergte. De geel, roze, paars en blauw gekleurde poncho’s vormde als kleurrijke likjes verf een contrast met het groenpalet van de natuur.
Na een indrukwekkende reis kijkt de groep uit naar de laatste twee dagen op het tropische eiland Koh Samed. Sacha slaat de laatst beschreven pagina van haar notitieblok om. De overige bladzijdes dienen als leeg canvas om het kalme paradijs met witte stranden en palmbomen in vast te leggen. Aan de kust is het wat koeler dan in de rest van het land en vooral Melle verheugt zich op een frisse duik in de blauwe zee. Bij aankomst is dat dan ook het eerste wat hij doet. Terwijl de rest van het gezin nog druk bezig is met de bagage naar de kamers dragen, ligt Melle al in de zee. De hele vakantie lang hebben Sacha en Justus hem behoed. Zijn bleke huid werd regelmatig ingesmeerd met een dikke laag factor-50 zonnebrand en zijn gezicht vol zomersproetjes was continu bedekt onder de schaduw van een pet. Maar nu, op het aller laatste moment, verbrandt hij toch. Zijn schouders gloeien als warme tomaten vol witte blaren. Sacha ziet haar zoontje langzamerhand steeds zieker worden. Melle krijgt minder eetlust en drinkt weinig. Later wordt hij slap en grieperig, maar dat is vanzelfsprekend als het zo warm is en je niets binnenkrijgt, denkt Sacha.
Het gaat steeds slechter en van het dartelende vogeltje dat Melle ooit was, is niets meer over. Hij ligt de hele dag in bed, alsof hij zijn vleugels niet meer kan uitslaan. Als havik houdt Sacha hem in de gaten en blijft ze onafgebroken aan zijn zij. Het tropische paradijs verandert plots in een afgelegen plek waar geen hulpmiddelen aanwezig zijn. Ze voelt zich dan ook opgelucht als de ochtend van vertrek aanbreekt. Sacha legt haar hand op het hoofd van Melle. Zijn blonde haren plakken doordrenkt met zweet aan zijn warme voorhoofd. Hij ligt nog te slapen, en Justus ook.
Het is muisstil terwijl de zon achter de zee tevoorschijn komt, het enige geluid wat ze hoort zijn de golven de stukslaan op de kust. Het lijkt net alsof de tijd even stilstaat en Sacha alleen op de wereld is. Ze maakt nog een laatste wandeling op het kale witte strand, dat goud gloeit in de ochtendzon. Dat heeft ze de afgelopen dagen niet kunnen doen. Ze heeft gehoord dat hier soms monniken rondlopen in de vroege ochtend. Sacha sluit haar ogen en fluistert in zichzelf als alles maar goed komt. Wanneer zij haar ogen langzaam open knippert ziet ze drie monniken in feloranje gewaden aan komen lopen vanuit de verte. Sacha blijft stilstaan tot de monniken voorbij zijn gewandeld, nu heeft ze toch ook een speciale herinnering aan het eiland.
Als alle tassen zijn ingepakt, wordt de groep opgehaald met een klassieke Aziatische langstaartboot. Iedereen neemt plaats op de blauw geverfde houten banken van de smalle boot. Even lijkt het briesje Melle goed te doen, maar schijn bedriegt. Hij voelt zich misselijk, zeeziek, denkt Sacha. Hij legt zijn hoofd op haar schouder en ze aait Melle voorzichtig door zijn haar. Aangekomen aan wal, wordt het plotseling licht in zijn hoofd. Zijn hersenen bonzen alsof er een spijker in de muur wordt geslagen. Zijn handen voelen warm en klam terwijl het dreunende geluid steeds harder wordt, tot het stopt. Hij voelt niets meer. Melle zakt in elkaar en valt op de stenen grond. Het lukt hem niet om zijn ogen te openen, maar hij merkt wel dat hij wordt opgetild en naar de bus wordt gebracht.
‘We moeten een ambulance bellen,’ zegt de buschauffeur.
‘Dit is een heel klein dorp. Je komt hier bij een kleine, onhygiënische dokterspost waar niemand een woord Engels spreekt. Dat voelt niet fijn. Melle is nu weer bij bewustzijn, dus we rijden door naar Bangkok, naar een groot ziekenhuis,’ antwoordt Pierre.
De bus is nog geen kwartier onderweg als Sacha zijn ogen ziet wegdraaien. Melle zakt weer in elkaar. Ditmaal is er helemaal geen contact meer met hem te krijgen. Alsof haar ziel buiten haar lichaam is gestegen, kijkt ze neer op zichzelf. Melle ligt op de achterbank van de bus en Sacha zit ineengebogen op de grond, met haar hoofd vlakbij zijn gezicht. Ze voelt hem steeds verder wegglijden.
‘Melle, Melle, lieverd wordt wakker. Melle, mama houdt zoveel van jou. Alsjeblieft blijf bij ons.’
Sacha voelt zich gevangen in een mistige droom. Alsof paniek plaatsmaakt voor complete stilte. Het kan niet waar zijn dat ik mijn kind hier ga verliezen. Dat kan gewoon niet. Zegt ze in gedachten tegen zichzelf. Dit is een nachtmerrie en straks word ik wakker.
Om te zorgen dat hij vocht binnenkrijgt, wordt er een natte doek op zijn blauwe lippen gelegd. Ondertussen rijdt de bus door naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Melle wordt naar binnen gedragen en Sacha en Pierre mogen mee. Binnen liggen kermende mensen op de vuile vloer. In de hoek zit iemand waarvan het been er half af ligt, je kunt het bot zien uitsteken. Daar naast ligt iemand met een missend oog en een grote open wond vol bloed op zijn hoofd. Tussen die patiënten wordt Melle in de zaal van de eerstehulppost op een gammel bed neergelegd. De artsen spreken geen woord Engels. Het leven van haar zoon ligt in de handen van iemand die Sacha niet verstaat. De dokter wil hem een infuus geven van water and salt, als ze het goed begrijpt tenminste. Melle krijgt het infuus en komt langzaam bij. Hij hoort dreunende stemmen in zijn hoofd, alsof hij midden in een schreeuwende ruzie staat. Je gaat dood. Je gaat dood. Je gaat dood zeggen de onbekende stemmen.
Melle heeft een zonnesteek en moet een uur aan het infuus blijven, weet de dokter naar Sacha te communiceren. Alsof het allemaal wel meevalt. Haar onderbuikgevoel zegt iets anders, maar meer kan ze op dit moment niet doen. De bus moet doorrijden, zodat de rest van de groep de terugvlucht haalt. Zodra hij een beetje is opgeknapt, worden Melle, Sacha en Pierre daarom met een ambulance met loeiende sirenes in een noodvaart naar het vliegveld gebracht, waar de rest van het gezin op hen wacht.
Eenmaal in Nederland aangekomen voelt Melle zich na een lange en zware vlucht nog steeds niet lekker. Sacha heeft er geen goed gevoel bij en besluit met een knoop in haar maag de huisarts te bellen. Ze worden zonder aarzeling doorverwezen naar de eerstehulppost, waar direct alle alarmbellen afgaan. Er hangt een voelbare spanning in de lucht, alsof zelfs de muren hun adem inhouden. Artsen wisselen bezorgde blikken uit en overleggen zacht. Met de kans op een tropische ziekte, waar tot op dit moment geen sprake van was, moet Melle in quarantaine. Het gezicht van Sacha trekt wit weg. Haar benen worden week en het voelt alsof de grond onder haar voeten vandaan getrokken wordt. Ze grijpt naar de harde rand van het ziekenhuisbed. Haar onderbuikgevoel klopte dus wel.
Melle krijgt een infuus en het zachte piepen van de hartmonitor vult de kille kamer. Artsen met beschermende witte pakken, maskers en brillen houden hem continu in de gaten. Omdat ze niet weten wat er aan de hand is met Melle, blijven de artsen terughoudend met medicijnen. Met glazige ogen staart Sacha naar haar zoontje. Melle glijdt als zand door haar vingers steeds verder weg. Ze gaat naast hem op bed liggen en voelt zijn slappe lichaam tegen haar aan. Alsof al het leven uit zijn lijf is gezogen ligt hij rillend in haar armen. Zachtjes houdt ze haar hand tegen zijn nek, hij ademt nog, godzijdank.
Zonder enig tijdsbesef wordt Sacha ontwaakt uit een trance wanneer Melle drie dagen in het ziekenhuis ligt. Hij gaat dermate snel achteruit, dat de artsen geen keuze meer hebben. Als ze hem vandaag geen medicatie geven, verliezen ze hem. Ondanks de risico’s, krijgt Melle een mengsel van antibiotica ’s tegen alle mogelijke tropische ziektes. Langzamerhand krijgt het gezicht van Melle weer kleur. Het ijlen stopt en in zijn wartaal zijn steeds meer kloppende zinnen te herkennen. Sacha ziet de antibioticakuur aanslaan en niet veel later hebben de artsen een uitslag.
Melle heeft de ziekte van Weil, een van dier op mens besmettelijke ziekte die ernstige gevolgen kan hebben. Er wordt Sacha verteld dat de ziekte relatief weinig voorkomt in Nederland. Per jaar worden er gemiddeld dertig mensen mee gediagnostiseerd. De potentieel dodelijke aandoening wordt veroorzaakt door contact met stilstaand water, waar de bacterie Leptospira door de urine van bruine ratten wordt verspreid. Ze zijn er tijdig bij, het had heel anders kunnen aflopen. Het herstel zal meerdere maanden duren en klachten zoals vermoeidheid en hoofdpijn kunnen zelfs jaren blijven aanhouden. Maar eindelijk kan Sacha Melle beloven: het komt goed.