Johan zit aan de keukentafel, zijn handen gevouwen op het hout. De zon brengt een warme gloed door het keukenraam, maar het lijkt wel alsof Johan de warmte niet echt meer kan voelen. Voor hem staat een vol kopje koffie, dat al even geleden was afgekoeld. Hij staart richting de muur, zijn ogen rustend op een schilderij dat hij daar ooit zelf opgehangen heeft. Maar op dit moment herkende hij het niet meer.
‘’Marie’’ roept hij zacht, zijn stem een beetje hees van de stilte. In de kamer blijft het even stil, het weerkaatste zijn woorden zonder enig antwoord. Enig moment later hoort Johan haar voetstappen uit de gang komen, langzaam en bedachtzaam, alsof ze de zwaarte van de vraag al gevoeld had die hij enig moment geleden had gesteld. ‘’Ik ben hier, Johan’’, zei Marie, terwijl ze naar binnen loopt, in de keuken en voorzichtig haar hand op zijn schouder legt. Ze kan de spanning in zijn spieren voelen. Iedere dag lijkt het wel alsof ze hem een beetje meer verliest, haar man met wie ze al zo lang samen was. Alsof Johan langzaam in zichzelf verdween. ‘’Gaat het goed, schat?’’
Johan knikt, zijn blik nog altijd gericht op de muur. Hij probeert zijn gedachten op een rijtje te krijgen, maar ze glippen telkens weg. ‘’Ik…. Ik weet het niet meer, Marie. Waar zijn onze kinderen?’’
Marie knijpt hem zacht in de schouder. ‘’Je bent thuis, Johan. Wij wonen hier al heel lang samen, alleen wij twee.’’
Er valt een moment van stilte. Johan staart bedachtzaam naar zijn vrouw, zijn ogen verward, maar ook iets anders, een schaduw van verdriet. ‘’Ik dacht altijd dat we met onze kinderen waren.’’ Marie zucht zachtjes en gaat zitten naast hem op de bank. ‘’De kinderen komen morgen weer, weet je dat nog? We hebben afgesproken dat ze hier gezellig komen eten.’’
Johan knikt traag, maar zijn blik blijft verbaasd, alsof hij moeite heeft om haar woorden helemaal te begrijpen. Het is niet de eerste keer dat Johan vraagt naar zijn kinderen, zelfs als ze net een paar dagen terug langs zijn geweest. Marie heeft dit de laatste maanden wel vaker meegemaakt maar bij elke keer dat hij vergeet wat de namen van hun kinderen zijn, brokkelt haar hart een beetje meer af.
Het begint eigenlijk allemaal redelijk onschuldig, bijna normaal. Een verjaardag die hij vergeet of een verloren portemonnee. Het zijn dingen die vrijwel iedereen wel een keer overkomt, dus Marie heeft er dan ook niet meteen bij stilgestaan of er verder een probleem kan zijn. Maar na een tijdje beginnen de gaten in zijn geheugen zich verder uit te breiden, alsof er scheuren zitten in de fundering van een stevig huis. Soms vergeet Johan waar hij zijn sleutels heeft gelegd, andere keren weet hij niet meer hoe hij thuis is gekomen van het boodschappen doen. Op een warme zomerdag vraagt hij plotseling aan Marie: ‘’Marie, hoe heet je ook alweer?’’
De vraag raakt Marie als een stomp in de maag. Ze heeft altijd gedacht dat vergeetachtigheid bij het ouder worden hoort, Johan was intussen 81, maar nu voelt ze dat de realiteit heel hard aan haar trekt, als een soort vloedgolf. De man die altijd haar rots is, die haar door de lastige tijden heeft gedragen, leek zichzelf compleet kwijt te raken.
Marie had de dokter maar gebeld. Na een hele reeks aan onderzoeken en gesprekken krijgen ze uiteindelijk de diagnose: dementie. Het woord klinkt ijzig en klinisch, maar het gewicht drukt zwaar op hun beide levens. Vanaf het moment van de diagnose lijkt het wel alsof Johan zich steeds verder terug ging trekken in een wereld waarin alleen hij toegang had. Terwijl Marie buiten bleef staan, toekijkend en machteloos.
De maanden die volgen, waren een voortdurende strijd. Niet alleen met die vreselijke dementie, maar ook met Johan zelf. Hij wil het maar niet accepteren, weigert te erkennen dat hij hulp nodig heeft en deze te accepteren. Hij wil alleen nog maar thuisblijven, bij zijn Marie. Hij heeft haar tenslotte beloofd om samen oud te worden en haar nooit te verlaten, maar helaas lijkt het nu bijna onvermijdelijk.
Marie heeft nog maanden alles gedaan om hem te helpen. Elke ochtend legt ze zijn medicijnen klaar, ze gaat altijd overal met hem mee naartoe, ze stelt hem gerust als hij paniek krijgt en wast hem. Toch wordt dit na maanden volhouden steeds lastiger. Zelf is Marie ook niet meer de jongste. Het wordt steeds lastiger. Johan raakt vaker verdwaald in huis, en raakt vooral gefrustreerd en boos door zijn eigen onvermogen, wat hij dan weer afreageert op Marie, en zijn stemming kan van het een op het andere moment compleet omdraaien.
Op een dag staat Johan voor haar met tranen die rollen over zijn wang. ‘’Ik weet niet meer hoe ik heet,’’ zegt hij. Het breekt haar hart in duizenden stukjes. Ze pakt hem vast, zijn hoofd tegen haar borst gedrukt, terwijl hij snikkend en rustig vraagt waarom hem dit allemaal overkomt.
De kinderen, Paul, Daniel en Marieke, steunen haar altijd waar ze maar kunnen. Zij vinden intussen wel dat hun moeder dit niet meer alleen aan kan en hulp moet gaan vinden. ‘’Hij heeft meer zorg nodig dan jij kunt geven,’’. Maar Marie wordt kwaad en blijft maar volhouden, terwijl ze in tranen zegt ‘’ Ik kan het niet, Ik heb het hem beloofd dat we dit samen kunnen.’’
Op een regenachtige herfstdag gaat het dan toch mis. Johan is uit bed gevallen en kan niet meer overeind komen, ook niet met behulp van Marie. Marie belt midden in de nacht naar het huis van haar zoon met het nieuws dat papa is gevallen en of hij kan komen om te helpen. Nadat Johan weer rustig in zijn bed was gelegd was haar zoon flink geïrriteerd. ‘’Mam dit kan zo echt niet langer. Het is nu echt klaar. Je kan dit niet meer alleen.’’ Marie barst in huilen uit en valt in de armen van haar zoon. Ze weet ook dat ze het te zwaar heeft met de zorg en dat ze hem moet gaan loslaten. Het is niet langer meer veilig op deze manier, voor hem niet en al helemaal niet voor Marie, die was uitgeput na al die maanden van zorg. Maar de beslissing breekt haar hart. Hoe kan ze nou haar man met wie ze zo lang haar leven heeft gedeeld, naar een onbekende plek sturen, waar hij misschien niet eens zou begrijpen waarom hij daar zit?
De volgende dag zoeken Marie en de kinderen gelijk contact met het verzorgingstehuis. Marie voelt zich toch wel schuldig, het is alsof ze Johan in de steek laat. Hij heeft haar nodig, maar ze kan het gewoon niet meer alleen. Een week of twee later kan Johan, doormiddel van spoed, gelukkig al terecht in het verzorgingstehuis, op nog geen vijf minuten van waar Marie woont. Samen met de drie kinderen brengt Marie haar man weg. Johan verzet zich tot zover hij nog kan met al zijn energie, protesterend en boos, hij lijkt niet helemaal te begrijpen waarom ze hem achterlaten bij vreemde mensen. De woede in zijn ogen snijdt haar vanbinnen, en wanneer Johan vraagt waarom Marie hem wegdoet, kijkt ze naar hem, met tranen die langs haar wangen lopen, en kust hem.
Op het moment dat ze wegloopt kan ze toch nog met moeite wat zeggen: ‘’Ik kom elke dag langs,’’.
Johan antwoordt niet. Hij staart voor zich uit, gevangen in een wereld waar Marie geen toegang meer tot heeft.
De tijd in het verzorgingstehuis verloopt traag, alsof het elke dag een lange, grijze dag is. Marie ging, zoals beloofd, elke dag even langs, maar het valt haar zwaar. Johan is vaak stil, afwezig en de momenten waarop hij haar naam nog weet worden zeldzamer. Ondanks dat blijft Marie naast hem zitten, zijn hand vasthouden, zachtjes praten tegen hem, leest hem nog voor uit zijn favoriete boeken, en hoopt ergens diep van binnen dat hij het allemaal heel erg fijn vindt.
Maar dan komt de dag, Johan krijgt koorts. De dokter komt gehaast op bezoek en is duidelijk, een longontsteking, iets dat zijn lichaam dat flink verzwakt is niet meer goed zal bestrijden. Het ademen wordt hem steeds zwaarder, en de tijd die Marie nog met hem lijkt te hebben steeds korter.
Marie zit rustig naast hem bij het bed, zijn hand in de hare. De kinderen, Daniel, Marieke en Paul, zijn bij haar, wisselend van stoel. De sfeer is gespannen, gevuld met het geluid van ademhalingen en gesnik. Het voelt een beetje alsof de tijd stil staat, alsof ze aan het wachten zijn op iets wat ze niet onder ogen willen en kunnen zien.
Op een vroege morgen, terwijl de zon voorzichtig door het raam schijnt en het buiten verrassend warm is voor de tijd van het jaar, voelt Marie zijn grip verslappen. Zijn ademhaling klinkt steeds zachter, nauwelijks meer hoorbaar. Met de tranen die langzaam over haar wangen rollen, zij Marie tegen Johan dat het goed is zo. ‘’Ga maar naar de heer.’’
Na de dood van Johan voelt het huis leeg aan, een schaduw van wat het altijd is geweest. Marie heeft dagenlang een beetje rondgedwaald, verloren in de herinneringen aan het leven dat ze samen hebben gehad. Maar in die stilte vindt ze ook eindelijk haar rust, want al die jaren van zorg zijn erg zwaar geweest. Johan heeft eindelijk vrede, vrij van de vreselijke ziekte die hem de afgelopen jaren zo heeft geteisterd. Ze heeft hem bijgestaan tot het einde, zoals ze hem altijd heeft beloofd. En hoewel ze hem uiteindelijk heeft moeten laten gaan naar een plek waar ze hem niet meer kon bereiken, weet ze dat hij niet alleen was gegaan.
Marie kan langzaam maar zeker weer haar eigen leven oppakken. Zo gaat ze weer fietsen met en naar vrienden, wat ze vroeger samen met Johan deed. En brengt ze op zondagen na lange tijd weer bezoek aan de kerk. Ze mist hem enorm, maar dat ze na een tijd van jaren weer de aandacht heeft voor zichzelf, vindt ze toch ook wel een fijn gevoel.