De ochtendlucht is nog blauw-roze wanneer Rixt van der Werf samen met haar teamgenoten Dallas airport oploopt. Ze baant zich al geeuwend een weg door het grootste vliegveld ter wereld. In Nederland zou het nu middag zijn, denkt ze, terwijl ze haar boardingpass op het scherm van haar telefoon laat oplichten. Ze stapt uit de shuttle met haar sporttas nonchalant over haar schouder en het vest met het logo van de Universiteit van Colorado half open. Het reizen voelt voor de Friese Rixt als een routine, ze doet niets liever. Ze werpt een korte blik op de vertrekborden. Nog drie uur tot haar vlucht naar Las Vegas vertrekt.
De lucht buiten doet haar denken aan een ochtend een paar jaar geleden in Hilversum, een van haar eerste belangrijke wedstrijden. Die herinnering speelt zich af en toe nog als een melancholische film af in haar gedachten. Ze is veertien en speelt de kwartfinale van het Nederlands kampioenschap. Het felwitte tennisrokje en het blauwe shirt brachten de vorige keer geluk, dus heeft ze die combi weer aan. Haar knot zit strak bovenop haar hoofd. “Kom op, Rixt, je kan het,” roept haar moeder vanachter het hek. Haar stem trilt. Haar vader zit stil aan de zijlijn. Niet uit desinteresse, maar omdat hij observeert en absorbeert. Soms klapt hij, soms zegt hij zachtjes: “Mooie bal.” Maar meestal is hij stil. Zijn stille aanwezigheid is de kracht die ze nodig heeft.
De wedstrijd begint stroef. Ze staat met 4-1 achter. Haar tegenstander domineert. Maar ergens tussen twee rally’s, ergens diep in haar longen, vindt Rixt de adem om terug te vechten. Ze veegt het gravel van haar knieën, balt haar vuisten en punt na punt begint het te kantelen. Tot haar tegenstander de laatste bal buiten de lijnen slaat. Matchpoint. Gehaald.
Ze loopt van de baan. Dit is een bijzonder moment in haar nog jonge carrière. Ze behoort tot de allerbesten. Haar vader komt haar tegemoet. Geen woorden, alleen dat ene zachte klopje op haar hoofd, hun stille code. Zijn vochtige ogen verraden de rest. Ze weet dan al dat hij ziek is. Altijd al geweest. Reuma, nierfalen, pijn, het meeste als gevolg kanker. “Je moet niet schrikken als hij op een dag niet meer leeft.” Haar moeder had het haar al verteld toen ze acht was.
Na het overlijden van haar vader, haar coach, haar tennismaat en haar grootste supporter, doet Rixt wat ze altijd doet: doorgaan. Vijf uur opstaan, in het donker de straat op met een rugtas vol zware spullen, haar hoofd nog zwaarder van het gemis. Urenlang in een halflege bus, dan trainen, school, weer trainen. Daarna diezelfde lange weg terug, maar nu zonder iemand aan wie ze alles kan vertellen.
Een paar jaar na het verlies van haar vader komt ze op een regenachtige ochtend vijf minuten te laat aan bij de training. De bus had vertraging, maar daar wil de trainer niks van weten. Met een strak gezicht meldt hij dat ze even apart bij hem moet komen. Zijn stem klinkt hard en droog: “je hebt géén discipline .”Daar, op het veld, dat ooit als een tweede thuis voelde, bevriest Rixt. Als dit topsport is, koud en meedogenloos, zonder ruimte voor verlies wat dieper raakt dan een nederlaag op het scorebord, dan hoeft het voor haar niet meer. Ze stopt en laat het racket samen met een deel van zichzelf achter op die tennisbaan. Anderhalf jaar lang raakt ze geen bal, vindt ze geen grip en slaat ze geen snaar.
Vergeleken met het Dallas Airport is de luchthaven van Denver een grote mierenhoop. Door alle verschillende nationaliteiten voelt het als een kruispunt van de wereld. “Coffee?” Een teamgenoot met een donkere hoodie, oortjes in en een vermoeide blik tikt haar aan bij de gate. Rixt knikt. “I need it.” Ze tikt op haar telefoon en zet haar noise cancelling koptelefoon op. Op het scherm verschijnt de titel Love I Give van Rodas. Haar vaste nummer voor lange vluchten. Op deze manier weet haar hoofd dat ze weer onderweg is, naar weer een ander hotel, andere tegenstanders, andere tennisbanen.
Ze speelt voor de Colorado Buffs, het hoogste tennisteam van de University of Colorado. Vier wedstrijden per week zijn geen uitzondering. Van Californië tot Florida, van Texas tot New York: de kaart van Amerika ligt als een reisschema in haar hoofd. Ze kent de weg inmiddels. De terminals, de gates, de geur van Starbucks bij de ingang van elke luchthaven. De eerste keer voelde het nog als een overrompeling. Maar nu beweegt ze zich erdoorheen met de vanzelfsprekendheid van iemand die weet waar ze thuishoort. Alsof het vliegveld een verlengstuk is van haar campus.
De universiteit betaalt alles: de vluchten, de hotels, de kleding, de huisvesting. Alles. Net als zo’n 1.400 andere Nederlandse student-atleten kiest Rixt voor het Amerikaanse avontuur. Een avontuur waarvoor niet iedereen zomaar in aanmerking komt. Alleen de allerbeste sporters worden gescout vanuit hun land om deel te nemen aan een volledig gedekte studiebeurs. Voor veel jonge sporters in Nederland is een scholarship in Amerika een unieke kans om hun geliefde sport toch weer op te pakken.
Maar het was niet Amerika waar Rixt de liefde voor haar sport weer vond. Dat was Vlieland, het eiland waar de lucht naar zout en haar jeugdherinneringen ruikt. Dat is de plek waar het oppakken van de ooit zo geliefde sport weer begint. Daar, waar de duinen overgaan in zachte tennisbanen, vraagt haar zus Fardau, Rixt om mee te doen aan het zomertoernooi. Met haar zus heeft ze vroeger eindeloos in de tuin getennist, tussen hortensia’s en tuinstoelen, met een net van springtouw en wasknijpers. Ze had al jaren geen racket aangeraakt, maar zei toch ja, gewoon omdat Fardau het vroeg. En zo stond ze daar, tussen zenuwachtige amateurs en collega’s van haar zomerbaantje die geen idee hadden van haar tennis verleden. En ze won. Niet spectaculair, maar stilletjes overtuigend. Het voelde niet als een comeback, eerder als het voorzichtig openen van een deur die ze ooit had dichtgeslagen.
Een paar maanden later verschijnt er een mail in haar inbox: een uitnodiging voor een toernooi in Groningen. Ze twijfelt. Zouden mensen haar nog serieus nemen? Heeft ze zichzelf niet allang uitgeschreven? Maar ze gaat, met weinig training, geen vertrouwen, alleen dat oude instinct dat ooit haar kompas was. En opnieuw wint ze. Twee rondes zelfs, tegen speelsters die al die jaren zijn blijven trainen. Haar handen trillen niet van de zenuwen, maar van verbazing. Het is alsof haar lichaam, zonder dat ze het al die jaren doorhad, zich alles herinnert. En daar, op de baan zonder haar vader aan de zijkant, beseft ze dat tennis haar misschien niet is vergeten.
De eerste stap richting Amerika begint niet op een tennisbaan, maar in de grijze Hyundai van haar oma. Naast haar zit Fleur, een oud-teamgenoot die zeven jaar in Amerika heeft gespeeld. Rixt zit achter het stuur, ergens op de snelweg onderweg naar de Duitse competitie, zegt fleur uit het niets: “ze zoeken nog iemand in Colorado”. De woorden hangen tussen hen in, tussen de geur van sporttassen en de luchtverfrisser van Beppe. Rixt kijkt strak naar de weg, alleen het geluid van de auto die over het asfalt dreunt is te horen.”Stuur me maar een berichtje.” zegt ze. Geen uitgesproken ja, maar ook geen nee. En dat is genoeg
In Las Vegas brandt de zon inmiddels genadeloos op de blauwe tennisbanen. Palmbomen wiegen traag in de droge lucht. Rixt heeft een blessure opgelopen door het vele trainen in Amerika. Ze is ingetapet van haar grote teen tot halverwege haar kuit. De vele lagen tape ruiken naar spiergel en tijgerbalsem. Vier soorten tape: plak, steun, fixatie en zweetabsorptie. Haar lichaam is samengehouden als een fragiel bouwwerk, maar ze wankelt niet.
De wedstrijden zijn hier intens, in Amerika speelt niemand eerlijk. Coaches schreeuwen, tegenstanders gunnen je niets. Het is fel, chaotisch, hard. Veel harder dan thuis. Maar Rixt blijft kalm. Waar ze vroeger even naar haar vader keek voor een knik, houdt ze nu haar blik strak op de bal. Haar coach aan de kant klapt soms, knikt. In zijn houding herkent ze flarden van haar vader van vroeger. Maar haar kracht komt nu van binnenuit. Elke opslag, elke rally, ze duwt zichzelf verder, ondanks de pijn in haar voet. “Het komt goed,” fluistert ze zachtjes tegen zichzelf tussen de punten door. “Er zijn ergere dingen dan verliezen.” En ze gelooft het.