Dagelijks lopen honderden pelgrims het Plaza del Obradoiro op. Voor hen betekent dat het einde van een lange wandeltocht over een van pelgrimsroutes naar Santiago de Compostella. Voor de inwoners van de stad is de binnenkomst van pelgrims dagelijks het begin van steeds grotere frustraties en zorgen. Het maakt dat jonge bewoners twijfelen over hun toekomst in de stad.
Het is een bijna aandoenlijk beeld. Tussen alle groepen op het plein voor de Kathedraal van Santiago de Compostella vieren individuele pelgrims het behalen van hun Camino door met familie te bellen, een biertje te drinken of eindelijk hun sokken en schoenen uit te doen. Op het eerste gezicht lijkt het een groep toeristen die je er goed bij kan hebben in je stad; beter dan vrijgezellen Britten of fotograferende Chinezen.
Maar de inwoners van Santiago de Compostella weten wel beter. De aankomst op het plein gaat gespaard met een hoop gejuich en geschreeuw. De stad wordt overspoeld door toeristen. In juli bezochten volgens het Spaans nationale instituut voor statistiek meer dan honderdduizend mensen de stad, dat is meer dan de 96.405 inwoners van de stad. De druk op de stad is daarmee enorm groot, groter dan in de andere Spaanse toeristische bestemmingen zoals Madrid, Barcelona en Sevilla.
Culturele sfeer
Een door toeristen nog niet ontdekte plek is de kelder van café Modus Vivendi. Rond een oude voederbak voor dieren vinden jamsessies plaats. De deelnemers zijn lokale inwoners en een paar Braziliaanse reizigers die langdurig in Santiago de Compostella verblijven, opzoek naar een nieuwe bestemming en vooral een inkomen. Tijdens dit internationale collab worden er Portugese nummers ten gehore gebracht zoals Mania De Voçe en Sina.
Om het geïmproviseerde podium heen zit de 24-jarige Elena Fernández Troncoso aandachtig te luisteren. ‘Ik kom graag in dit café, ze zijn veel diverser dan andere plekken. Ze organiseren niet alleen jamsessies in allerlei verschillende muziekstijlen maar houden ook poëzieavonden. Ik vind er altijd weer nieuwe mensen!’
Elena woont slechts een paar straten van de kroeg af, in het historisch stadscentrum van de stad. Ze is in Santiago komen wonen vanwege haar studie docent biologie. ‘Ik wilde de ervaring van het uit huis wonen als student ervaren. Maar daarna ben ik gebleven vanwege de fantastische mensen in deze stad. Er zijn constant culturele activiteiten. Ik heb zelf een muziekfestival georganiseerd. Hier kan dat, in mijn geboortestad niet.’
Overlast
Samen met haar twee huisgenoten woont ze op Rúa Nova, op twee minuten lopen van de kathedraal. De buurt staat onder druk omdat in Santiago de Compostella alle hoogtepunten zich voornamelijk bevinden rond de kathedraal en de omliggende pleinen en straten. ‘Ik vind de drukte van oktober tot en met mei wel meevallen. Maar in de zomer is het niet te doen…. Soms kan ik niet eens op een normale manier naar buiten lopen. Dan moet je langzaam lopen, in het ritme van de toeristen.’
Net als veel andere inwoners vindt ze de herrie die toeristen maken het meest storend. ‘Ik begrijp dat het een groot achievement is als je aankomt en dat pelgrims dat willen vieren. Maar mensen moeten beseffen dat wij dat dag in, dag uit horen. Ze maken geluid in uren waarin dat niet respectvol is naar bewoners. Er moet meer rekening met ons worden gehouden.’
Volgens Elena vond zij het appartement niet, maar vond het appartement haar. Een vriendin van haar woonde er al en zocht een nieuwe huisgenoot. ‘Ik vond het gebouw esthetisch gelijk mooi. Ik kende niet iedereen maar ik heb geen seconde getwijfeld. Het wordt elk jaar moeilijker om een appartement te vinden. Toeristen kapen de woningmarkt’.
Graf apostel Jakobus
Toerisme in Santiago de Compostella is ouder dan de stad zelf. In 813 wordt in een Romeinse nederzetting het graf van apostel Jakobus gevonden. Na de kruisiging van Jezus was hij naar het noordwesten van Spanje gereisd om het evangelie te verkondigen. Toen hij terugging naar Jeruzalem werd hij onthoofd. Volgens verhalen werd zijn lichaam in een boot teruggebracht naar Spanje en werd hij begraven in het gebied waar hij actief was als zendeling.
De Asturische koning Alfonso II erkende het graf en benoemde Jakobus tot patroonheilige van zijn koninkrijk. Hij maakte van het graf een centrum van aanbidding, ook om het westerse christendom te verenigen tegen de expansie van de Moren. Er werd een eerste kerk gebouwd waarin het graf werd ondergebracht.
Al sinds de ontdekking van het graf trekken pelgrims via verschillende routes naar Santiago de Compostella. De plek verandert snel van een kleine Romeinse nederzetting naar een belangrijke bedevaartsplaats voor gelovigen. Rondom de kerk kwamen huizen en zo ontstond de stad Santiago de Compostella in 830. Er kwamen kloosters, ziekenhuizen en herbergen om alle pelgrims op te kunnen vangen en verzorgen.
Na de voltooiing van de kathedraal in de 11e eeuw nam het aantal pelgrims sterk toe. In de 12e en 13e eeuw zouden al 250.000 pelgrims per jaar de stad bezoeken. Vanaf de 14e eeuw begon de bedevaart weer af te nemen, veroorzaakt door oorlogen, epidemieën en natuurrampen in Spanje. In de 16e eeuw kwam daar de toenemende invloed van de verlichting bij, waardoor minder mensen geïnteresseerd waren in een christelijke bedevaart.
Woningmarkt
Op het dak van de kathedraal neemt de 23-jarige Teresa Villamor deel aan een rondleiding. Ze vindt het bijzonder om in een stad te leven die bol staat van de geschiedenis. ‘De historie zorgt automatisch voor een bepaalde sfeer. Het geeft de stad veel persoonlijkheid. De oude kernmerken van gebouwen nodigen uit om er iets speciaals mee te doen.’
Voorlopig weegt dat nog op tegen de overlast die ze ervaart van toeristen. Volgens haar begint de hoeveelheid mensen uit de hand te lopen. ‘De stad is veel te druk, je moet op sommige plekken soms wachten om door te lopen. Alles is overcrowded.’ De hoeveelheid toeristen zorgt weer voor andere problemen volgens Teresa. De mensenmassa zorgt voor veel geluid. ‘Pelgrims doen de gekste dingen, ze lopen met microfoons door de straten om te vieren dat ze aangekomen zijn. In de zomer gaat het geluid 24 uur per dag door.’
Teresa vertelt dat toen zij in Santiago kwam wonen de prijzen voor studentenkamers nog best goed waren. ‘Er zijn genoeg appartementen in Santiago. Maar tegenwoordig zijn er meer toeristen dan beschikbare overnachtingsplekken. Verhuurders geven het daarom de voorkeur om hun appartementen aan toeristen te verhuren want dat levert veel meer op. Daardoor stijgen de prijzen en zijn er niet genoeg studentenkamers meer.’
Volgens Teresa verjagen deze ontwikkelingen de lokale bewoners en studenten uit old town. ‘Studenten hangen nu in nieuwe wijken en starters vertrekken naar de dorpen om de stad heen. Onze stad met veel persoonlijkheid, is aan het verdwijnen en doodgaan. De hele stad draait nu om toerisme. Ik neem dit al waar na zes jaar, moet je nagaan wat mensen die hier al twintig jaar wonen hebben meegemaakt.’
Explosieve groei bezoekers
Aan het einde van de 19e eeuw begonnen de pelgrims bezoeken weer toe te nemen. Direct aanleidingen hiervoor was de pelgrimstocht van Paus Johannes Paulus II in 1982, de Wereldjongerendagen in 1989 en het uitroepen van de Camino Francés als UNESCO werelderfgoed in 1993. Daarnaast begon de regering van Galicië de Camino actief te ondersteunen en promoten.
Sindsdien was het vooral tijdens de heilige jaren druk in de stad. Het martelen van apostel Jakobus wordt herdacht als 25 juli op een zondag valt. Maar de afgelopen jaren is het aantal pelgrims in Santiago de Compostella explosief toegenomen. Tot nu toe zijn er dit jaar 306.634 pelgrims aangekomen in Santiago de Compostella.
Maar pelgrims zijn niet de enige groep toeristen die Santiago de Compostella bezoeken. Totaal bezochten dit jaar al 505.290 toeristen de stad. Gemiddeld blijven toeristen ongeveer drie nachten slapen. De piek van overnachtingen ligt jaarlijks in de maand augustus.
Teresa merkte dat de coronapandemie de toeristenbranche versterkte. ‘Voor elke lokale winkel die failliet ging, kwam er een toeristenwinkel voor terug. En met wat er mogelijk was vanwege de coronamaatregelen was een pelgrimsroute het perfecte alternatief. Mensen konden toch op vakantie, waren lekker buiten en dat zonder veel kans op besmettingen.’
Rúa do Franco
Delia Villamor Sánchez (55) is de moeder van Teresa en heeft tussen 1986 en 1991 ook gestudeerd en gewoond in Santiago de Compostella. ‘Rúa do Franco is de bekendste straat van Santiago. Toen ik er woonde was het de straat waar jonge mensen naar toe gingen voordat ze in de nacht gingen stappen in het nieuwe deel van de stad. Het zat vol met leuke pubs die lekkere en goedkope wijn verkochten.’
Met een lach op haar gezicht vertelt Delia over een traditie in de straat. ‘De eerste bar van de straat heette Parijs en de laatste Dakar. Eens per jaar werd er de Paris-Dakar race georganiseerd. Met een groep van acht mensen moest je langs twintig bars gaan om er wat te drinken en er een opdracht te doen. Als je als eerste finishte won je een box met wijn.’
‘Het was een levendige straat waar veel leuke activiteiten werden georganiseerd. Tegenwoordig is de hele straat in bezit genomen door souvenirshops, slaapplaatsen en restaurants waar je alleen paella en zeevruchten kan eten. Regionale tradities zijn hierdoor verloren gegaan. Het zet de lokale bevolking ertoe aan om het oude stadcentrum te verlaten en naar andere plaatsen in de stad te verhuizen.’
S
Studentenstad
In de jaren dat Delia er woonde kwamen er alleen in de lente en zomer een paar pelgrims naar de stad. ‘Oude Spanjaarden deden niet aan wandelen en het was niet iets om voor te reizen. Het waren voornamelijk gepensioneerden uit andere landen. Voor de rest waren er geen mensen die de stad kwamen bezoeken. In die tijd was Galicië zeer slecht bereisbaar. Vroeger was het elf uur rijden naar de hoofdstad Madrid, tegenwoordig nog maar zes uur.’
‘Santiago was een studentenstad in plaats van een toeristenstad. Er waren slechts enkele kleine faculteiten in Vigo en Coruña, dus alle studenten zaten in Santiago. Misschien wel het dubbele aantal van nu. Tegenwoordig zijn de universiteiten van Vigo en Coruña groter geworden en zijn er ook enkele faculteiten in andere steden, waardoor de studenten in Galicië meer zijn verspreid.’
Volgens Delia was in die tijd het oude centrum in verval en vooral een woonplek voor locals. ‘Er waren wat pubs in het historisch centrum en wat winkels met ambachtelijke producten, in plaats van alle spullen uit China in de souvenirwi