Ik ben naar een rageroom gegaan, vooral omdat ik benieuwd was hoe het zou zijn om eens echt alles kapot te maken. Zodra ik binnenstapte, voelde ik meteen een mix van spanning en nieuwsgierigheid. De ruimte rook muf en naar spullen die van overal vandaan waren getrokken. Toen ik de eerste klap gaf met de honkbalknuppel, merkte ik dat er iets van me afviel. Het voelde alsof de stress die ik had opgebouwd even helemaal weg kon.
Later begon ik na te denken over waarom ik er eigenlijk naartoe was gegaan. Ja, ik wilde mijn hoofd leegmaken, maar er zat ook iets anders achter. Ik merkte dat ik erheen ging, omdat ik het idee had dat iedereen dit soort dingen doet om stress kwijt te raken. Op sociale media zie je constant filmpjes van mensen in ragerooms, ijsbaden of andere bijzondere activiteiten. Daardoor ontstaat snel het gevoel dat je het zelf ook moet proberen. Alsof je iets mist als je het niet doet. Dat is precies wat FOMO met je doet. Je wil erbij horen en niets missen van wat anderen meemaken.
Uit onderzoek blijkt dat een rageroom op korte termijn best goed kan werken. Doordat je fysiek actief bent, raak je spanning kwijt en voel je je daarna vaak rustiger. Maar het is niet zo dat frustraties of agressie automatisch verdwijnen omdat je dingen kapotmaakt. Het effect hangt af van je bedoeling en van wat je erna met je emoties doet.
Bij mij was het dus een combinatie van stress loslaten en nieuwsgierig zijn naar iets wat veel mensen delen. En dat laat zien hoe sterk FOMO kan zijn. Als je bewust kijkt naar je eigen redenen, werkt zo’n ervaring beter. Even stilstaan bij wat je nodig hebt en daarna iets doen wat je echt helpt tot rust te komen, maakt de hele ervaring veel waardevoller.