Factcheck: Gebruikt de bio-industrie het grootste deel van de Nederlandse landbouwgrond?

Factcheck: Gebruikt de bio-industrie het grootste deel van de Nederlandse landbouwgrond?

De Partij voor de Dieren (PvdD) stelt regelmatig dat de bio-industrie een groot deel van het Nederlandse landoppervlak in beslag neemt. Volgens de partij wordt ruim de helft van Nederland ingezet voor de bio-industrie. Deze claim wordt vaak gebruikt om te beargumenteren dat een forse krimp van de veestapel noodzakelijk én mogelijk is. Maar klopt deze bewering?

Wat verstaan we onder bio-industrie?

Via Wij.Land, een stichting die veel onderzoek en experimenten met boeren doen, kwam ik bij Danielle de Nie (directeur Wij.Land). Zij benadrukt dat de definitie van bio-industrie cruciaal is. ‘Als men alle grond die wordt gebruikt voor veevoerproductie rekent tot de bio-industrie, dan klopt het beeld dat een groot deel van de landbouwgrond hiervoor in gebruik is. Daarbij wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen intensieve bio-industrie en de meer natuurinclusieve veehouderij’, licht de Nie toe.

Landbouwgrond in cijfers

Volgens het CBS https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/81302ned bestaat ongeveer 66% van het Nederlandse landoppervlak uit landbouwgrond. Van deze landbouwgrond wordt ongeveer 72% gebruikt voor de productie van vlees en zuivelproducten (bevestigd door Nick Ottens, voorzitter Liberaal Groen). Dit komt neer op bijna de helft van het totale landoppervlak. Ook Danielle de Nie verwijst naar de CBS-data, waaruit blijkt dat meer dan 50% van de cultuurgrond bestaat uit grasland en groenvoedergewassen voor vee.

Export en economische waarde

Niko Koffeman, eerste kamer lid namens de PvdD licht de claim van de PvdD toe: ‘85% van de veehouderijproductie wordt geëxporteerd, terwijl dit minder dan 2% van het bruto binnenlands product oplevert. Dit roept de vraag op of de enorme ruimtelijke claim van de veehouderij economisch gezien wel gerechtvaardigd is’.

Zowel Koffeman als Ottens stellen dat een forse reductie van de veehouderij technisch mogelijk is. Volgens Koffeman zou een krimp van 75% van de veestapel in theorie geen probleem zijn, mits er politieke wil is. Ottens benadrukt dat: ‘Nederland volledig plantaardig gevoed kan worden met minder landgebruik’, verwijzend naar studies zoals gepubliceerd op https://nederlandveganland.nl/

Buitenlandse grondvoetafdruk

Een belangrijk punt dat Ottens aandraagt, is dat Nederland niet alleen binnenlands landgebruik moet meerekenen. Voor veevoer (zoals soja en granen) is Nederland sterk afhankelijk van import uit Noord- en Zuid-Amerika. Daarmee is de feitelijke grondvoetafdruk van de Nederlandse bio-industrie groter dan het nationale landoppervlak alleen. Dit nuanceert de claim verder: de druk op landbouwgrond is niet uitsluitend een Nederlands, maar ook een internationaal probleem.

Conclusie

Volgens cijfers van het CBS en bevestiging door de geraadpleegde experts wordt rond de 70% van de landbouwgrond ingezet voor de productie van vlees en zuivel. Wanneer ook buitenlandse veevoerproductie wordt meegeteld, is dit aandeel zelfs nog groter.

Het gebruik van de term bio-industrie verhult dat niet alle veehouderij even intensief of vervuilend is. De economische waarde van de sector staat niet in verhouding tot de ruimtelijke en ecologische impact. Een reductie van die industrie met 75% mogelijk, maar vereist een fundamentele omslag in consumptie en politiek beleid.

Eindoordeel:

De claim is ongefundeerd. Het klopt dat de veehouderij (inclusief bio-industrie) het grootste deel van de Nederlandse landbouwgrond in beslag neemt, maar de term bio-industrie is politiek geladen en de cijfers gaan ook over extensieve veehouderij. Bovendien speelt de internationale dimensie van veevoerimport een cruciale rol, daarom is de grove claim: ‘de helft van Nederland is in gebruik voor de bio-industrie’ ongefundeerd.

Over de auteur

Nienke van den Bovenkamp

Nienke van den Bovenkamp (2007) is in Utrecht geboren en woont in Rhenen. Naast haar passie voor hockey en zeilen, is ze actief lid van de SVJ Media redactie in Utrecht. In haar vrije tijd heeft ze veel interesse in muziek en cinematografie.