Volgens lijsttrekker Lidewij de Vos (FVD) plegen mannen uit Afrika en het Midden-Oosten tot twintig keer zo vaak seksuele misdrijven als Nederlandse mannen. Deze uitspraak deed zij tijdens een debat. De bewering suggereert dat er een extreme oververtegenwoordiging is van migranten bij dit type delicten.
Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat mannen met een migratieachtergrond vaker als verdachte van misdrijven voorkomen dan autochtone mannen, maar de verschillen zijn veel kleiner dan door Lidewij de Vos wordt gesuggereerd. Afhankelijk van herkomst en leeftijd gaat het meestal om een factor 2 tot 8, met enkele uitschieters richting 10, maar nooit 20. Bovendien gaat het om alle misdrijven samen, niet specifiek om seksuele delicten. Ook benadrukt het CBS dat het altijd om verdachten gaat en niet om bewezen daders.
Volgens Fonds Slachtofferhulp komen mannen met een migratieachtergrond vaker als verdachte van misdrijven in beeld dan autochtone mannen, maar doorgaans gaat het om een verschil van twee tot acht keer, met enkele uitschieters rond de tien, nooit twintig. Daarbij gaat het bovendien om verdachten, niet om bewezen daders of specifiek om seksuele delicten. Ondertussen maken de cijfers duidelijk dat seksueel geweld in Nederland een breed maatschappelijk probleem is: jaarlijks krijgen naar schatting 1,8 miljoen mensen ermee te maken, vooral jonge vrouwen, maar ook mannen en lhbti’ers. Het aantal aangiften van verkrachting en aanranding neemt al jaren toe, maar er is geen enkel bewijs dat een specifieke herkomstgroep hiervoor in extreme mate verantwoordelijk is.
Uit cijfers over zedendelicten blijkt dat mannen uit zes typische asielherkomstlanden, Afghanistan, Iran, Irak, Syrië, Somalië en Eritrea, in 2022 circa tien tot twintig keer vaker als verdachten van seksuele misdrijven werden geregistreerd dan autochtone mannen. Dr. Jan van den Beek berekende dit op de volgende manier. Van de 6,55 miljoen Nederlandse mannen waren 1.460 verdachten, tegenover 150 verdachten onder 58.951 mannen uit deze herkomstlanden. Op basis van de groepgrootte vertaalt dit zich naar 25,4 verdachten per 10.000 mannen uit de asielherkomstlanden, tegenover 2,23 per 10.000 autochtone mannen. Hierbij rekent het CBS op nationaliteit, niet op etniciteit, waardoor immigranten die officieel de nationaliteit hebben gekregen tot de Nederlandse groep worden gerekend. Correcties voor leeftijd laten zien dat de oververtegenwoordiging deels samenhangt met het relatief jonge profiel van deze groep, maar dat er ook na die correctie sprake blijft van een significante hogere verdachtwording van seksuele misdrijven.
Tijdens de geweldsincidenten in Keulen op Oudejaarsnacht werden tientallen vrouwen aangerand en beroofd. Münire Manisa, die haar persoonlijke ervaring van seksuele intimidatie deelt, benadrukt dat hoewel de afkomst van de daders veel aandacht kreeg in de media, de politie meldde dat vluchtelingen geen deel uitmaakten van de groep. Ze stelt dat het benoemen van huidskleur of religie vaak wordt gebruikt om onderbuikgevoelens te voeden, terwijl het echte probleem, het geweld zelf, uit beeld verdwijnt. Volgens Manisa moeten daders individueel verantwoordelijk worden gehouden, zonder dat hele bevolkingsgroepen gestigmatiseerd worden, wat de bewering ontkracht dat mannen uit het Midden-Oosten en Afrika structureel veel vaker seksuele misdaden plegen dan Nederlandse mannen.
In een toelichting over de discussie legt auteur Jan van de Beek uit hoe cijfers makkelijk misleidend kunnen worden gepresenteerd. ‘Voor 2022 telde je 6.553.291 mannen met Nederlandse achtergrond, waarvan 1.460 verdacht werden van een seksueel delict. Tegelijkertijd waren er 58.951 mannen uit zes typische asielherkomstlanden, Afghanistan, Iran, Irak, Syrië, Somalië en Eritrea, waarvan 150 verdacht werden. In absolute aantallen lijkt het alsof Nederlanders veel vaker de daders zijn, maar op een veel grotere bevolkingsgroep. Per capita leidt dit tot een oververtegenwoordiging van ongeveer een factor tien bij de genoemde asielherkomstlanden.’ Van de Beek benadrukt dat het tonen van alleen absolute aantallen, zoals burgemeester Halsema deed, volgens hem misleidend is. ‘Een eerlijke vergelijking vraagt om correcties voor bevolkingsomvang en opsplitsing in groepen, zoals Nederlandse, westerse en niet-westerse achtergronden. In mijn boek heb ik dit verder uitgewerkt, met correcties over tien jaar en rekening houdend met leeftijd en andere factoren. Het CBS hanteert nationaliteit, wat tot vertekening kan leiden, maar dat verandert niets aan de kern: de oververtegenwoordiging is aanzienlijk en mag niet genegeerd worden’.
Op basis van de beschikbare cijfers blijkt dat de bewering dat mannen uit Afrika en het Midden-Oosten tot twintig keer vaker seksuele misdrijven plegen dan Nederlandse mannen niet klopt. Hoewel er sprake is van een hogere verdachtwording onder mannen uit bepaalde asielherkomstlanden, met een factor tien per capita in 2022, ligt dit aanzienlijk lager dan de door Lidewij de Vos genoemde factor twintig. Bovendien gaat het om verdachten en niet om bewezen daders, in het grafiek gaat het namelijk om verdachten, maar Lidewij de Vos heeft het over plegers. Daarnaast speelt leeftijd en groepsgrootte een belangrijke rol bij de oververtegenwoordiging.