Bob Vylan, het punk-rapduo uit Engeland veroorzaakte afgelopen maandag weer enorme ophef . Zij uitten zich in Paradiso over de dood van de Amerikaanse podcaster Charlie Kirk en het Israëlische leger. Na het concert werden er tientallen aangiften gedaan tegen het duo en Paradiso.
De uitspraken: ‘Death to the IDF’ (dood aan de IDF, het Israëlische leger), ‘find the zionists in the streets’ (zoek de zionisten op straat) en ‘if you talk shit, you will get banged’ (als je poep praat word je beschoten), zorgden al snel na het concert voor onrust. CIDI, Centrum Informatie en Documentatie Israël, heeft aangifte gedaan tegen Bob Vylan en roept anderen op ook aangifte te doen. “De uitspraken van Bob Vylan zijn een oproep tot geweld en dragen bij aan het groeiende antisemitisme in Nederland”, aldus CIDI.
Dit is niet de eerste keer dat de twee artiesten vanwege hun opmerkingen over politiek op het podium in het nieuws komen. Op het Glastonbury Festival in juni scandeerden zij de leus ‘Death tot he IDF’ (dood aan de IDF) wat leidde tot landelijke kritiek en afkeuring. De Britse overheid heeft naderhand een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de uitlatingen van het duo, deze is nog steeds gaande. In Amsterdam was Bob Vylan, volgens Paradiso directeur Geert van Itallie, ook verteld niet de leus te roepen. Deze belofte is tijdens het concert dus alsnog verbroken.
Volgens het Expertisecentrum Europees Recht hebben artiesten het recht om zich te uiten over maatschappelijke zaken. Deze artistieke vrijheid vloeit voort uit de vrijheid van gedachte en de vrijheid van meningsuiting. Toch heeft de artistieke vrijheid volgens het Openbaar Ministerie haar limieten. Artiesten mogen geen haatzaaiende uitspraken doen onder het mom van de vrijheid van meningsuiting, zij kunnen zeker veroordeeld worden wanneer ze deze grens overschrijden.
Verslaggever Maura gaat in gesprek met Nisse Donders en Atze de Vrieze om aan hun te vragen hoe de aanklachten tegen Bob Vylan hun kijk op de artistieke vrijheid in de muziekindustrie beïnvloeden.