Het publieke debat is losgebarsten: probeert de overheid steeds meer grip te krijgen op wat we wel en niet mogen zeggen? Deze vraag leeft vooral onder tegenstanders van de onlangs aangenomen motie die stelt dat Antifa als terroristische organisatie moet worden bestempeld. Universitair hoofddocent staatsrecht Michiel van Emmerik schuift aan bij Studio Vrijdag: ‘Dit is een signaal van de Kamer waardoor we moeten blijven opletten.’
Overgewaaid uit de VS?
Het lijkt erop dat de Tweede Kamer de koers volgt van de Amerikaanse president Donald Trump. Zo opperde Trump vorige week om Antifa te labelen als terroristische organisatie en maakte hij dit via een decreet officieel in de VS. Het onderwerp stond al langer op zijn agenda: in 2020 tijdens de protesten rondom de dood van George Floyd was Antifa aanwezig, en Trump zag de beweging als een bedreiging voor “law and order”. Ook conservatieve opinieleiders zoals Charlie Kirk versterkten dit beeld van Antifa als gevaarlijke linkse groep. De motie in Nederland werd een dag nadat Trump dit voorstelde ingediend door Forum voor Democratie en gesteund door PVV, VVD, BBB, SGP en JA21.
Haalbaar?
Volgens Van Emmerik is de motie moeilijk uitvoerbaar. ‘Antifa is geen gestructureerde organisatie, eerder een beweging. Veel linkse activisten scharen zich onder die naam; het is eigenlijk een paraplu-begrip.’ In Nederland is het bovendien de minister van Justitie en Veiligheid die beslist welke groepen op een terreurlijst komen, niet de Tweede Kamer. De minister is niet verplicht de motie uit te voeren. Daarbij speelt ook de vraag welke organisatie precies onder “Antifa” valt. Van Emmerik: ‘Omdat er zoveel onder Antifa te scharen valt, zou het ingewikkeld zijn om uitingen die antifa-achtig zijn te controleren.’ Het is dan ook nog onduidelijk of de motie daadwerkelijk door de minister zal worden uitgevoerd.