De zwarte wegen die door Nederland slingeren lijken op het eerste gezicht onschuldig, maar er schuilt een groot milieuprobleem achter het asfalt. De manier waarop we wegen aanleggen en onderhouden is nog verre van duurzaam. Voor elke nieuwe laag wordt voornamelijk nieuw materiaal gebruikt, terwijl oude asfaltlagen vaak worden verwijderd, afgevoerd en verwerkt. Dit proces kost veel energie, stoot CO₂ uit en leidt tot verspilling van grondstoffen.
Asfalt bestaat uit steenslag, zand en bitumen, een bindmiddel dat uit aardolie wordt gewonnen. Juist dat laatste maakt het productieproces zo belastend voor het milieu. Bitumen is een fossiele grondstof, en zowel bij de winning als de verhitting ervan komt er veel CO₂ vrij. Voor de productie van één ton asfalt zijn al snel tientallen liters olie nodig, die eerst tot boven de 150 graden moet worden verhit.
Daarnaast verbruikt het transport van materialen veel energie. Oude asfaltlagen worden vaak naar verwerkingslocaties gebracht, terwijl nieuw materiaal over lange afstanden naar de bouwplaats moet worden vervoerd. Dit maakt de aanleg en renovatie van wegen tot een energie-intensief proces.
Volgens het Zweedse onderzoeks- en asfaltbedrijf Nynas draagt dat constante gebruik van nieuwe grondstoffen bij aan “een hogere uitstoot en een toenemende uitputting van natuurlijke hulpbronnen.” Het bedrijf stelt dat de traditionele manier van asfalteren de milieu-impact onnodig vergroot, terwijl hergebruik nog maar beperkt wordt toegepast.
Ook het onderhoud van wegen is niet vrij van milieuschade. Slijtage, scheuren en vervormingen zorgen ervoor dat er regelmatig nieuwe lagen moeten worden aangebracht. In plaats van herstel wordt vaak gekozen voor vervanging, wat leidt tot meer productie, meer transport en meer uitstoot.
Verslaggever Luuk de Bruijn was in Middelburg bij een pilot van de Asfalt Recycling Train, een duurzamer alternatief voor asfalteren.