Factcheck: Een verbod op religieuze symbolen zou het vertrouwen en de onpartijdigheid van boa’s versterken

Factcheck: Een verbod op religieuze symbolen zou het vertrouwen en de onpartijdigheid van boa’s versterken

De claim
“Een verbod op religieuze symbolen zou het vertrouwen in de onpartijdigheid van Boa’s versterken.” – Voormalig minister van justitie en veiligheid David van Weel

Deze uitspraak gaat uit van de veronderstelling dat het zichtbaar dragen van religieuze symbolen, zoals een hoofddoek of keppel, het vertrouwen van burgers in de neutraliteit van Boa’s zou kunnen beïnvloeden. Een verbod zou dan het vertrouwen moeten herstellen of vergroten.

Aanleiding van het onderzoek

Op 17 november publiceerde het AD een artikel waarin de Raad van State adviseert om geen verbod op religieuze symbolen voor Boa’s in te voeren. Het belangrijkste argument van de Raad is dat er geen wettelijke basis bestaat om zo’n verbod af te dwingen.

Dit advies kwam naar aanleiding van een voorstel van demissionair minister Foort van Oosten, die een verbod wilde realiseren. Zijn voorganger David van Weel zou eerder hebben gezegd dat een verbod het vertrouwen en de onpartijdigheid van Boa’s zou vergroten. Uit navraag bij het ministerie blijkt echter dat voor deze uitspraak geen concrete bronnen bestaat.

Context van het debat

Het verbod op religieuze symbolen in publieke functies is geen nieuw thema. Het onderwerp keert regelmatig terug in de politieke discussie:

  • In het hoofdlijnenakkoord van kabinet-Schoof wordt gesproken over neutraliteit in de publieke sector.
  • Onder kabinet-Rutte IV pleitte minister Dilan Yeşilgöz al voor een vergelijkbaar verbod.
  • Momenteel mogen gemeenten zelf bepalen of Boa’s religieuze symbolen mogen dragen.

Wetenschappelijke en juridische inzichten

In de masterscriptie van Madelonne de Klerk (2020) wordt uitgelegd dat zowel voorstanders als tegenstanders van een verbod zich beroepen op het neutraliteitsbeginsel.

Voorstanders zien neutraliteit als een uiterlijke norm: zichtbare religieuze symbolen zouden vooroordelen kunnen wekken.

Tegenstanders hanteren een inclusieve interpretatie: neutraliteit gaat over professioneel handelen, niet over uiterlijk. Het toestaan van religieuze symbolen is volgens hen geen bedreiging voor het vertrouwen, zolang de wet correct wordt toegepast.

Het NJCM waarschuwt in een recente brief (2025) dat een verbod juridisch problematisch is en kan leiden tot schending van religieuze vrijheid en discriminatie.

Het WODC-verkennend onderzoek (Open Universiteit, 2023) toont breder aan dat religieuze identiteit en maatschappelijke percepties complex zijn, maar dat uiterlijke geloofsuitingen geen betrouwbare voorspeller zijn van iemand’s handelen.

Het Evaluatieonderzoek naar het gezichtsbedekkend kledingverbod (Verwey-Jonker Instituut) laat zien dat kledingrestricties in de praktijk vaak weinig effect hebben op vertrouwen of veiligheidsgevoel.

Standpunt van het Ministerie van Justitie

Zowel het ministerie van Justitie als de woordvoerder van David van Weel hebben aangegeven dat er geen onderliggende bron gebruikt is voor de bewering dat een verbod het vertrouwen vergroot.

Standpunt van het College voor de Rechten van de Mens

In een nieuwsbericht van 6 april 2022 stelt het College voor de Rechten van de Mens dat een verbod op religieuze symbolen voor Boa’s stigmatiserend, ineffectief en ongerechtvaardigd is.

Volgens het College berust de angst dat religieuze Boa’s minder neutraal zouden handelen op een discriminerende veronderstelling. Neutraliteit gaat over het gelijk en rechtvaardig toepassen van de wet, niet over de kleding van de ambtenaar.

Daarnaast kan religieuze diversiteit juist bijdragen aan herkenning, inclusie en vertrouwen, vooral in wijken met een gemengde bevolkingssamenstelling.

Standpunt van de Raad van State

De Raad van State stelt dat een verbod op religieuze symbolen op dit moment onwettig is, slecht onderbouwd is omdat er geen bewijs bestaat dat religieuze symbolen het vertrouwen daadwerkelijk schaden, en grote gevolgen kan hebben voor de vrijheid van godsdienst.

Mirjam Schaik

In een gesprek met Mirjam Schaik, deskundige op het gebied van recht en bestuurskunde, werd bevestigd dat er geen juridische noodzaak bestaat voor een verbod, het neutraliteitsbeginsel verkeerd wordt geïnterpreteerd als het uitsluitend aan uiterlijk wordt gekoppeld, en dat er geen empirische aanwijzingen zijn dat religieuze symbolen het vertrouwen van burgers in Boa’s verminderen.

Conclusie

Uit alle beschikbare bronnen blijkt dat er geen enkel bewijs bestaat dat een verbod op religieuze symbolen het vertrouwen in de onpartijdigheid van Boa’s zou vergroten.

Integendeel:

  • De Raad van State ziet geen noodzaak en geen wettelijke basis.
  • Het College voor de Rechten van de Mens noemt een verbod stigmatiserend en ineffectief.
  • Wetenschappelijke en beleidsmatige onderzoeken tonen dat vertrouwen vooral wordt bepaald door professioneel gedrag, niet door uiterlijk.
  • De mondelinge bron bevestigt de afwezigheid van juridische én empirische onderbouwing.

De claim is daarmee ongefundeerd. Een verbod kan zelfs averechts werken doordat het religieuze ambtenaren onterecht neerzet als minder betrouwbaar, wat juist kan leiden tot minder vertrouwen in plaats van meer.

Over de auteur