Factcheck: ‘De 20 armste gemeentes vangen 20 keer meer asielzoekers op dan de 20 rijkste gemeentes.’

Factcheck: ‘De 20 armste gemeentes vangen 20 keer meer asielzoekers op dan de 20 rijkste gemeentes.’

Claim: De 20 armste gemeentes vangen 20 keer meer asielzoekers op dan de 20 rijkste gemeentes. 

Oordeel: Deels waar 

Op 5 oktober 2025 schuift SP-lijsttrekker Jimmy Dijk aan bij WNL op Zondag. Daar stelt hij: ‘De twintig armste gemeentes vangen twintig keer meer asielzoekers op dan de twintig rijkste gemeentes.’ In dit onderzoek ga ik na of deze uitspraak klopt. 

Dit artikel is gepubliceerd op 9 oktober 2025

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op datum van publicatie.

Bron van de bewering  

De lijstrekker van de SP Jimmy Dijk spreekt zich uit over het ongelijk verdelen van asielzoekers in Nederland over de rijkste en armste gemeentes. Hij heeft geen ondersteunende bron gegeven waar hij deze informatie vandaan heeft. Ook op diverse video’s van Tiktok en Facebook doet hij deze uitspraak zonder bronvermelding. 

De term arm en rijk kan verschillend opgevat worden. In dit artikel gebruiken we de gegevens van het CBS: gemiddeld Inkomen van huishoudens per gemeente. Ook in diverse andere artikelen en factchecks wordt van deze term gebruik gemaakt. 

Eigen onderzoek 

Er wordt gesteld dat armere gemeenten veel meer asielzoekers opvangen dan rijkere gemeenten. Om te onderzoeken of dat klopt, is gekeken naar recente cijfers van CBS en de COA-locatielijst. Op deze lijst staan dorpen of steden met een opvanglocatie, door hier een gemeente aan te binden is deze tabel gebruikt. Daarbij zijn de twintig gemeenten met het laagste gemiddeld inkomen vergeleken met de twintig gemeenten met een gemiddeld hoger inkomen. 

Uit de berekening blijkt dat de twintig armste gemeenten samen 61 opvanglocaties hebben met een totale bezetting van 8.894 plaatsen. De twintig rijkste gemeenten beschikken over 14 locaties met een totale bezetting van 2.192 plaatsen. Armere gemeenten vangen dus gemiddeld ruim vier keer zoveel asielzoekers dan de rijke gemeenten. 

Binnen de groepen van arm en rijk bestaan bovendien verschillen. Zo springen van de arme gemeentes Arnhem eruit met 12 locaties en een bezetting van 2 .187 plaatsen, gevolgd door Groningen (1.038 plaatsen) en Maastricht (819 plaatsen). Aan de andere kant hebben andere arme gemeenten zoals Kerkrade, Pekela en Midden-Groningen momenteel geen opvanglocatie. 

Ook bij de rijkste gemeenten zijn er uitschieters. Wassenaar telt 896 plaatsen terwijl andere rijke gemeenten als Laren, Heemstede en Gooise Meren geen enkele opvang bieden. 

Duiding van expert 

Om deze cijfers in context te plaatsen, is gesproken met Mark Klaassen, universitair docent migratierecht aan de Universiteit Leiden. Hij legt uit dat de verdeling van opvanglocaties wordt geregeld via de Spreidingswet. ‘Door middel van de Spreidingswet wordt de landelijke taak om te voorzien in opvang voor asielzoekers verdeeld over de gemeenten’, vertelt hij. ‘Vervolgens is het aan de gemeenten om daar invulling aan te geven in samenwerking met het COA, dat verantwoordelijk is voor de opvang.’ 

Volgens Klaassen speelt de economische situatie van gemeenten maar een kleine rol in de Spreidingswet (2024). ‘Gemeenten mogen binnen hun regio afspraken maken over hoe ze de opvang verdelen’, legt hij uit. ‘Maar voordat deze wet bestond, ging dat vooral op vrijwillige basis.’ Daardoor kwamen asielzoekers volgens hem vaker terecht in krimpregio’s of financieel zwakkere gemeenten. ‘Zij hadden meestal meer ruimte of minder weerstand’, zegt Klaassen. De nieuwe wet moet dat volgens hem juist veranderen ‘het doel is dat álle gemeenten een eerlijk deel van de opvang op zich nemen.’ 

Ook financieel kan het verschil maken, vertelt Klaassen. ‘Het COA betaalt de opvang, maar gemeenten stellen de locaties beschikbaar’, legt hij uit. ‘In de bestuursovereenkomst kunnen ze afspraken maken over een vergoeding, bijvoorbeeld voor bepaalde voorzieningen.’ Daarnaast biedt de Spreidingswet volgens hem financiële prikkels voor gemeenten die vrijwillig opvang realiseren. “Dat is bedoeld als stimulans, zodat opvang niet alleen via dwang hoeft’, zegt hij. In sommige krimpregio’s kan het bovendien praktisch voordelig zijn. ‘Gemeenten kunnen zoiets nuttigs doen met leegstaande panden en krijgen er een vergoeding voor terug.’  

Ook de Rijksoverheid bevestigt dat gemeenten die meer opvangplekken aanbieden dan van hen wordt gevraagd, een extra financiële vergoeding kunnen krijgen. Dit moet gemeenten stimuleren om vrijwillig opvang te bieden, zonder dat er dwang nodig is. 

Volgens Klaassen is de ongelijkheid in opvang daarom deels te verklaren door deze praktische en financiële factoren. ‘Om verschillende redenen kan het aantrekkelijk zijn om asielopvang te faciliteren’, zegt hij. ‘Los natuurlijk van het morele argument dat de lasten gezamenlijk gedragen moeten worden.’ Uitleg met referenties naar regelgeving door Mark Klaassen verwijst hij naar publicaties van de Adviesraad Migratie.

Conclusie 

Uit het onderzoek blijkt dat de uitspraak van SP-lijsttrekker Jimmy Dijk niet volledig klopt en dus deels onwaar is. De twintig armste gemeenten vangen wel degelijk meer asielzoekers op dan de twintig rijkste, maar niet twintig keer zoveel. De cijfers tonen aan dat armere gemeenten gemiddeld ruim vier keer zoveel opvangplekken bieden. De ongelijkheid in verdeling is dus reëel, maar de bewering is sterk overdreven.  

Over de auteur

Mette de Wit

Hallo, ik ben Mette de Wit, 18 jaar oud en ik studeer journalistiek aan de Hogeschool Utrecht. Ik ben geïnteresseerd in veel verschillende soorten onderwerpen zoals sport, geschiedenis en kunst. Daarbij vind ik het leuk om te schrijven en kennis over deze onderwerpen op te doen. De verhalen van verschillende soorten mensen maken mij nieuwsgierig waardoor ik meer van hen te weten wil komen. Dit is de reden dat ik journalistiek ben gaan studeren.