Dit artikel is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie donderdag 13 november 2025.
“Vrouwen domineren het basisonderwijs waardoor jongens in de knel komen.” Een idee dat misschien logisch lijkt, maar niet helemaal klopt. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat het hoge aandeel vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs negatieve gevolgen heeft voor jongens. Wel wijzen deskundigen erop dat een mannelijke leraar een waardevol rolmodel kan zijn.
De claim
Vrouwen domineren het basisonderwijs waardoor jongens in de knel komen.
Het oordeel
Deels onwaar
Bron van bewering
Op de site van niet-commercieel opiniemagazine OpinieZ, plaatst schrijfster en columniste Ines van Bokhoven een column over de feminisering van het basisonderwijs. Zij stelt: ‘Vrouwen domineren het basisonderwijs waardoor jongens in de knel komen.’ Vrouwen domineren inderdaad het onderwijs: volgens cijfers van het CBS is maar liefst 88% van het lesgevend personeel een vrouw. Dit verschijnsel wordt ook wel feminisering van het onderwijs genoemd.
Wat zegt de wetenschap?
De gedachte waar jongens “in de knel raken” door feminisering in het onderwijs is in verschillende studies onder de loep genomen. Uit deze studies komt opvallend consistent naar voren dat het geslacht van de leerkracht nauwelijks tot geen invloed heeft op jongens.
Zo deden Driessen en Doesborgh onderzoek naar de effecten van het geslacht van de leerkrachten op de prestaties, de houding en het gedrag van de leerlingen. In het onderzoek werd gekeken naar het aantal mannelijke leerkrachten waarvan leerlingen les hebben gehad, de fase waarin ze mannelijke leerkrachten hebben gehad en of ze in groep 8 een mannelijke leerkracht hebben gehad. In geen enkel van de drie varianten was er sprake van een significant verschil in prestaties, houdingen en gedrag van de leerlingen. Een andere studie toont aan dat vrouwelijke leerkrachten het gedrag van jongens niet negatief beoordelen, en dat dit dus niet tot lagere schoolprestaties leidt.
Een studie van Spilt en collega’s toont aan dat zowel mannelijke als vrouwelijke leerkrachten rapporteren meer conflictueuze relaties te hebben met jongens dan met meisjes. Vrouwelijke leerkrachten rapporteren iets minder hechte relaties met jongens, maar hebben gemiddeld juist betere relaties met hun leerlingen in het algemeen dan mannelijke collega’s. Dit suggereert dat gedragsverschillen vooral samenhangen met het geslacht van de leerling zelf, en niet met dat van de leerkracht. Het verhogen van het aantal mannelijke leerkrachten lost dus niet automatisch “problemen van jongens” in het basisonderwijs op. Ook Rietveld, Van Beijsterveldt en Boomsma komen tot een vergelijkbare conclusie: Jongens vertonen vaker probleemgedrag gerelateerd aan ADHD en naar buiten gericht gedrag, zoals brutaliteit en agressie, dan meisjes. Jongens vertonen dus wel meer druk of storend gedrag dan meisjes, maar dit hangt niet samen met het feit of zij les krijgen van een man of vrouw.
Dorret Boomsma, hoogleraar Biologische Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, benadrukt dat jongens niet “in de knel raken” door het tekort aan mannelijke leerkrachten. Volgens haar is de uitspraak niet gebaseerd op empirisch onderzoek: “Een kind en een leerkracht kunnen “elkaar” niet liggen, maar dat is mogelijk bij iedere combinatie van geslacht-leerkracht-kind. Er is geen systematisch bewijs voor een negatief effect.”
Praktijkervaring van gedragsdeskundige
Hoewel wetenschap laat zien dat het geslacht van de leerkracht geen invloed heeft op de prestaties of het gedrag van leerlingen, benadrukt gedragsdeskundige Lauk Woltering dat het gebrek aan mannelijke leerkrachten wél een rol speelt. “Het is van belang dat jongens contact met dat soort volwassen mannen hebben.” Hij benadrukt dat onderzoeken op dit gebied zich vaak te beperkt meten: “De onderzoeksvraag wordt vaak gereduceerd tot meetbare categorieën, maar dingen zoals houding, motivatie, speelsheid of experimenteerlust worden niet gemeten omdat deze te ingewikkeld zijn om te meten.” Uit zijn ervaringen blijkt dat veel vrouwen enigszins moeite hebben met drukke jongens: “De taal van vrouwelijke leerkrachten komt misschien niet helemaal overeen met wat zij nodig hebben. Veel jongens groeien op in een sfeer van verwijten. Vrouwen zeggen vaker wat ze níet mogen dan wat ze wél mogen. Die toon maakt dat jongens zich terugtrekken.”
Conclusie
Hoewel de wetenschap aantoont dat het geslacht van leerkrachten geen invloed heeft op prestaties of gedrag van jongens, merken gedragsdeskundigen in de praktijk wél effecten, maar deze zijn moeilijk meetbaar. Hard wetenschappelijk bewijs ontbreekt echter. Het is daarom deels onwaar dat jongens in de knel raken doordat vrouwen het basisonderwijs domineren.
