Tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen boven Nederland ruim 5.500 vliegtuigen verloren. Een deel daarvan is direct na de oorlog geborgen, maar nog altijd liggen er resten van toestellen in de Nederlandse bodem. Volgens Ivo de Jong, voorzitter van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 (SGLO), is het aantal toestellen dat tegenwoordig nog in aanmerking komt voor berging klein. “We hebben een analyse gemaakt en een landelijk register opgesteld. Uiteindelijk gaat het om zo’n dertig locaties die echt geschikt zijn voor een berging,” zegt hij.
Dat niet alle wrakken geborgen worden, heeft meerdere redenen. Veel toestellen zijn na de oorlog al door de overheid geruimd, of door particulieren die op zoek waren naar kostbare grondstoffen zoals aluminium. Soms zijn de vermiste piloten elders begraven, of ligt er inmiddels een woonwijk boven op de plek van de crash. Ook toestellen die in de Noordzee, de Waddenzee of in snelstromend water zijn neergestort, blijven meestal liggen.
Bij de selectie kijkt men naar meerdere factoren. Hoe is het vliegtuig neergestort: is het in de lucht geëxplodeerd, of vrijwel intact in de grond geslagen? In welk type bodem ligt het wrak en is de plek veilig te bereiken? Zulke vragen bepalen of een berging haalbaar is.
De Jong benadrukt dat complete wrakken zeldzaam zijn. “Het gebeurt niet vaak dat je een toestel vrijwel volledig terugvindt. Meestal gaat het om losse onderdelen, zoals een motorblok.” Toch hebben deze bergingen een grote waarde. Niet alleen kunnen gevaarlijke explosieven worden verwijderd, maar vaak wordt ook een vermiste militair geïdentificeerd, zodat nabestaanden na meer dan 80 jaar duidelijkheid krijgen.
In de audioreportage spreekt verslaggeefster Emily de Vos met Kees Ribbens van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en met Wilma Blankenvoort, projectleider bij de berging van een vliegtuigwrak. Zij vertellen hoe het vijandbeeld uit de oorlogsjaren in de loop van de tijd plaats heeft gemaakt voor een meer menselijk perspectief.