Dolly van der Tol (89) was jarenlang lerares en is nu met pensioen, maar stilzitten doet ze niet. Elke dinsdagochtend is ze vrijwilligster bij het Taalcafé in buurthuis Riebeeck. Daar helpt ze mensen met verschillende achtergronden met het oefenen van de Nederlandse taal. Dit doet ze niet als docent, maar als gesprekspartner.
Hoe bent u bij het TaalCafé terecht gekomen? ‘Na mijn pensioen ben ik vrijwilligerswerk gaan doen bij Humanitas ‘t Gooi. Ik wilde iets zinvols doen waar ik energie van krijg. Via via kreeg ik te horen dat het buurthuis Riebeeck nog vrijwilligers zocht voor het opstarten van hun Taalcafé na de corona periode, het leek mij erg leuk om daarbij te helpen. Geen taalles geven, maar gewoon samen praten en de taal durven te gebruiken. Daar draait het in het Taalcafé om.’
Wat gebeurt er op een gemiddelde ochtend? ‘Tijdens het Taalcafé werk ik samen met Kees, een andere vrijwilliger. Samen begeleiden wij een groepje deelnemers van allerlei achtergronden: van Japan tot Somalië. We beginnen bijvoorbeeld met een Nederlands woord op het whiteboard. Dan vragen we of de deelnemers weten wat het betekent en of ze er een zin mee kunnen maken. Vaak praten we over recente gebeurtenissen, zoals een kermis of het offerfeest. Kees en ik stellen vragen, geven uitleg, en zo ontstaan de gesprekken vanzelf. Het is belangrijk dat iedereen aan bod komt en zich op zijn gemak voelt. Soms zijn deelnemers verlegen of bang om fouten te maken, dan moedig ik ze aan om toch te praten. Fouten maken mag, daar leer je van.’
Wat merkt u van de ontwikkeling bij de deelnemers? ‘Dat vind ik het mooiste aan dit werk. Je ziet mensen echt opbloeien. In begin spreken ze misschien maar een paar woorden Nederlands, maar na een paar weken zijn dit al hele zinnen. Je ziet ook dat hun zelfvertrouwen toeneemt. Ze lachen, maken grapjes, en beginnen zelf met vragen stellen. Dat is prachtig om te zien.’
Heeft u een voorbeeld van iets dat u is bijgebleven? ‘Ja, een vrouw uit Somalië. Ze sprak geen woord Nederlands toen ze kwam. Het was voor haar lastig om mee te doen in het gesprek, maar toch zat ze daar. Na verloop van tijd ging het beter. Haar Nederlands verbeterde enorm, ze kon goed meepraten en werd ook als mens een stuk opener. Aan het begin durfde ze niet veel te zeggen en was ze erg terughoudend, maar nu praat ze volop en moedigt ze zelfs andere deelnemers aan om goed mee te doen.’
‘Als ik mensen blij kan maken, dan word ik daar zelf ook blij van’
Wat betekent dit vrijwilligerswerk voor u persoonlijk? ‘Ik vind het gewoon erg leuk en ben blij dat ik dit op mijn leeftijd nog kan doen. Als ik mensen blij kan maken, dan word ik daar zelf ook blij van. Ik ben ook erg geïnteresseerd in de culturen van de deelnemers. Als iemand iets noemt in het Taalcafé, zoek ik dat thuis op. Ook leer ik van de manier hoe ze met elkaar omgaan. Ik ben nogal een kletskous, dus soms zeggen ze tegen mij dat ik wat rustiger aan moet doen, daar moet ik dan wel om lachen’
Waarom zijn plekken zoals het Taalcafé belangrijk? ‘Het is belangrijk dat iedereen een plek heeft. Als we willen dat mensen zich welkom voelen, dan moeten we dat ook uitstralen. Zeker mensen die hierheen zijn gekomen onder moeilijke omstandigheden, zoals vluchtelingen, hebben dat nodig. Ik ben niet iemand die snel op de barricades gaat staan, maar via het Taalcafé kan ik wel iets betekenen. Hier kan ik mensen laten merken dat ze welkom zijn en ertoe doen. Als je iets niet kunt, betekent dat niet dat je dom bent. Soms heb je gewoon iemand nodig die je helpt. Als ik die persoon kan zijn, dan doe ik dat graag’