LEIDSCHE RIJN – Maandag 12 mei is het de Dag van de Verpleging – een moment om stil te staan bij het werk van zorgverleners die zich elke dag met hart en ziel inzetten. Sophie Brandwacht (20) werkt met zwaar gehandicapte kinderen. Kinderen die vaak niet kunnen lopen of praten, die in een rolstoel zitten en volledig afhankelijk zijn van anderen. In haar werk geeft ze hun niet alleen zorg, maar ook veiligheid, rust en een fijne dag.
“Ik werk nu met kinderen die zwaar lichamelijk én geestelijk beperkt zijn. Je moet je voorstellen dat sommigen helemaal niks zelf kunnen: niet praten, niet bewegen, gewoon volledig afhankelijk zijn. Toch is het werk heel afwisselend, want de groep is gemengd. De één kan nog wel lopen, maar niet praten. De ander kan juist weer wel communiceren, maar lichamelijk weinig.
Mijn werkdag begint altijd in de kring. Samen met collega’s en cliënten openen we de dag met een liedje en wensen we iedereen goedemorgen. Dat doen we in gebarentaal én hardop. Veel van de kinderen kunnen niet praten, maar we proberen ze toch op deze manier te betrekken. Daarna is het tijd voor fruit en drinken met degenen die kunnen eten. Vervolgens beginnen we met de verzorging: verschonen, zorgen dat iedereen zich prettig voelt. Later op de dag gaan we vaak wandelen of doen we activiteiten, zoals op donderdag koken.
Het werk is soms fysiek zwaar. Ik ben maar 1.60 meter, dus als een cliënt niet meehelpt met draaien of verschonen, moet dat met z’n tweeën. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld een gebroken heup, en dan moet je heel voorzichtig te werk gaan. En eerlijk is eerlijk: de hoeveelheid ontlasting kan best een uitdaging zijn. Zeker bij kinderen die sondevoeding krijgen, dat is echt anders dan normale ontlasting. Er is één meisje wie je echt drie keer per dag helemaal moet verschonen.
Het klinkt misschien heftig, maar ik vind het mooi werk. Juist omdat het zo dankbaar is. Ik denk vaak: je zou er zelf maar liggen. Dan hoop je ook dat er iemand is die liefdevol voor je zorgt. En als ik dat kan zijn, iemand die anderen een fijne dag bezorgt, dan ben ik daar oprecht dankbaar voor.
En dat terwijl ik altijd zei: ik wil geen mensen verschonen. Mijn ouders werkten ook in de zorg, dus ik hoorde vroeger al alle verhalen aan tafel. Toen dacht ik echt: dat ga ik nooit doen. Ik ben begonnen in de ouderenzorg, gewoon eten geven. Maar toen ik de overstap maakte naar kinderen met een beperking, móést ik wel verzorgen. En toen bleek: eigenlijk vind ik het juist heel mooi. Nu zou ik niet anders willen.
De cliënten laten ook wel dankbaarheid zien, al is het op een andere manier. Sommigen geven je een knuffel, als ze daar fysiek toe in staat zijn. Of ze maken een geluidje of kijken je op een bepaalde manier aan. Bij anderen zie je het minder duidelijk. Soms uiten ze zich juist door schreeuwen of boos gedrag – omdat ze iets willen, maar zich niet anders kunnen uitdrukken. Eén meisje kleedt zich bijvoorbeeld uit als ze overstuur is. Zij draagt daarom vaak een scheurpak: een soort overal over haar kleding heen. Dat geeft haar veiligheid. Vaak helpt ze zelf mee om het aan te trekken, als ze zich weer goed voelt.
Ik heb ook met licht verstandelijk beperkten gewerkt. Dat is weer heel anders. Die kunnen vaak praten en helpen bijvoorbeeld mee met koken. Voor mij zijn zij best ‘normaal’. Maar iemand van buiten zou ze misschien niet meteen begrijpen. Bij de cliënten waar ik nu mee werk, ligt dat anders. Die kunnen echt niks meer.
Wat ik zou willen zeggen tegen mensen die twijfelen over dit werk is probeer het eens. Ik heb zelf ook altijd geroepen dat ik het nooit zou doen. En nu ben ik juist helemaal op mijn plek. Het is niet voor iedereen, dat weet ik. Maar ik geloof dat iedereen wel iets zorgzaams in zich heeft. Als je het aandurft om het één keer te proberen, kun je erachter komen of het iets voor je is. Loop een dagje mee, sluit niks uit. Misschien verras je jezelf.”