Sinds anderhalve week is er een nieuwe tentoonstelling te zien in kasteel de Haar, het kasteel dat vroeger behoorde tot Baron Etienne van Zuylen en Barones Hélène de Rothschild. In de nieuwe rondleiding genaamd ‘in dienst van de adel’ staat het personeel van het adellijke vertrek centraal.
De rondleiding begint op de bovenste galerij die toegang geeft tot de personeelsvertrekken. Om bij die galerij te komen loopt gids Frank Meijer, een enthousiast vertellende man in jeans en geruit overhemd, moeiteloos wat verboden toegang bordjes voorbij op weg naar één van de gastenvertrekken. Hier trekt hij een deurtje in de hoek van de kamer open. Achter deze deur zit een smal kaal gangetje, ook wel de weergangen genoemd. Door het hele kasteel waren dit soort weergangen gemaakt. Hierdoor kon het personeel zich ongezien door het kasteel bewegen. Door de weergangen konden de dienstdames bijvoorbeeld snel naar de badkamer van Hélène de Rothschild lopen. Ook was er een touwtje waar Rothschild aan kon trekken als ze hulp nodig had in de badkamer. ‘Het personeel moest er zijn om alle luxe en grandeur mogelijk te maken, maar ze moesten vooral niet in de weg lopen’, Aldus meneer Meijer.
Via de weergangen komen we ook terecht in de personeelsvertrekken van de dienstvrouwen. In de kamertjes stonden alle meubels die je nodig had, een wastafel, een bed en een kledingkast. Ook was er iets heel bijzonders aanwezig in kasteel de Haar: centrale verwarming. Destijds was dat nog helemaal niet gebruikelijk. ‘Hier kreeg je een fatsoenlijke kamer waar je kon slapen, hier had je een mannen en een vrouwen vleugel. Vrouwen sliepen alleen of hoogstens met z’n tweeën op een kamer. Ze hadden hier goed sanitair, ze kregen goed te eten en werden goed betaald. Ze konden slapen in warme en mooie kamers met nette meubels. Het was hier nog zo slecht nog niet voor die tijd’, vertelt Frank.
Baron Etienne was trots op de faciliteiten die hij zijn personeel kon bieden, hij nam dan ook wel eens gasten mee naar de personeelsvertrekken om te laten zien hoe goed zijn personeel het bij hem had.
Na het zien van de slaapkamers van het personeel komen we in een prachtig houten trappenhuis. Dit trappenhuis was speciaal gemaakt voor het personeel, de gasten gingen over de luxe stenen trap. Ook was er een personeelslift. ‘Ze konden best hoog komen met deze lift, maar moesten toch nog een eind sjouwen met de was en lakens naar de lakenkamer toe’, aldus Frank.
Kortom, er zijn enorm veel dingen waar de architect van het kasteel rekening mee moest houden als het aankwam op het personeel. De staf moest zich ongezien door het kasteel kunnen manoeuvreren om de gasten van alle luxe te kunnen voorzien. ‘In dienst van de adel betekende hard werken, de staf was daar voor het comfort en het welzijn van de gasten en de familie. Daar werd in kasteel de Haar prima voor betaald, dus slecht had je het niet’, aldus Meijer. Al zouden we daar in deze tijd misschien anders over denken.’
Luister naar Jens Magdelijns in gesprek met Frank Meijer: