Nieuwegein-IJsselstein

Selecteer Pagina

Nieuwegeiner Jaap van Zoest is geridderd voor zijn vrijwilligerswerk bij Slachtofferhulp

Nieuwegeiner Jaap van Zoest is geridderd voor zijn vrijwilligerswerk bij Slachtofferhulp

Jaap van Zoest (76) groeide op in Delft en werkte twintig jaar als kok voordat hij docent werd. Na zijn pensionering zette hij zich in als vrijwilliger bij Slachtofferhulp, een hospice en Stichting Levensportret. In april 2024 ontving hij een onderscheiding voor zijn jarenlange inzet voor anderen.

Kunt u iets vertellen over uw jeugd en hoe u in het onderwijs terechtkwam?

“Ik kom uit een gezin met drie broers. Mijn vader had een hoveniersbedrijf in Delft en thuis werd weinig gepraat over gevoelens of ervaringen. Ik herinner me niet veel van mijn jeugd, alsof er een sluier overheen ligt. Op school had ik moeite met leren, vooral met rekenen. Ik werd naar de Lagere Technische School gestuurd, terwijl ik eigenlijk de horeca in wilde. Uiteindelijk werd ik via het leerlingstelsel kok, een vak dat ik zo’n twintig jaar heb uitgeoefend.”

“Na twee decennia in de horeca besloot ik docent te worden in mijn vakgebied. Ik gaf les aan leerlingen die werkten en één dag per week naar school gingen. Dat was een bijzondere ervaring, want als iemand die zelf moeite had met leren, ontdekte ik dat leren juist heel leuk is. Ik ontwikkelde me verder en bleef jarenlang met veel plezier lesgeven. Toen ik op mijn 61ste stopte met werken, wilde ik zinvol bezig blijven. Slachtofferhulp leek me een mooie manier om iets voor anderen te betekenen.”

Wat hield uw werk bij Slachtofferhulp in en waarom besloot u na tien jaar iets anders te gaan doen?

“In die tien jaar heb ik ontzettend veel geleerd. Je komt op allerlei plekken: cafés, politiebureaus, rechtbanken, gevangenissen. Je ontmoet mensen in moeilijke situaties en probeert hen te ondersteunen op een moment dat ze dat hard nodig hebben. Dat voelde betekenisvol. Net als in het onderwijs gaf het me het gevoel dat ik echt iets kon bijdragen.”

“Toch wilde ik mezelf blijven uitdagen en besloot ik over te stappen naar Proxima, een hospice in Nieuwegein. Dat was spannend, want ik had nog nooit in de terminale zorg gewerkt. Maar ik ontdekte al snel dat je dit kunt leren. Mensen denken vaak dat werken in een hospice zwaar is, maar er wordt juist meer gelachen dan gehuild. Het mooiste is dat je op een kleine manier van betekenis kunt zijn voor iemand in de laatste fase van het leven.”

  

Hoe gaat u om met de emotionele belasting van uw werk en heeft u ooit het gevoel gehad dat u iemand niet heeft kunnen helpen?

“Praten helpt. Bij Slachtofferhulp hadden we veel onderling overleg en thuis bespreek ik mijn ervaringen met mijn vrouw. Ik probeer dingen niet te veel mee naar huis te nemen. Je leert omgaan met moeilijke situaties door te focussen op wat je kunt betekenen, hoe klein dat soms ook is.”

“Toch blijft er soms iets hangen. Ik herinner me een rechtszaak waarin ik een jongeman ondersteunde. Zijn moeder kwam binnen en keek me aan, hopend dat ze naast hem kon zitten. Ik had dat niet door en bleef op mijn plek. Later besefte ik dat hij haar op dat moment nodig had. Mijn fout was dat ik dat niet heb opgemerkt.”

Is uw kijk op verdriet en verlies veranderd door uw werk?

“Absoluut. Verdriet en verlies horen bij het leven. We vinden het vanzelfsprekend dat alles goed gaat, maar dat is niet altijd zo. Wat me het meest raakt, is hoe veerkrachtig mensen zijn. Slachtofferhulp is eigenlijk een vreemde naam, want de meeste mensen komen uiteindelijk sterker uit hun ervaring. Het is indrukwekkend om te zien hoe mensen hun leven weer oppakken.”

Naast Slachtofferhulp en het hospice bent u ook actief bij Stichting Levensportret. Wat spreekt u daarin aan?

“Mijn schoonzus zag een tv-uitzending en zei: ‘Dit is echt iets voor jou.’ Ze had gelijk. Ik heb me meteen aangemeld en binnen een week zat ik bij mijn eerste gesprek. Het past bij me: vragen stellen, nieuwsgierig zijn en mensen hun verhaal laten vertellen. Ik zie hoe ouderen opleven als ze over hun jeugd praten. Dat is bijzonder om te ervaren.”

U kreeg recent een onderscheiding. Wat betekent dat voor u?

“Waardering, maar vooral uit een hoek waar ik het niet verwachtte. Mijn schoonzussen hebben het aangevraagd, en dat maakt het extra speciaal. Ik ben niet zo van de lintjes; er zijn zoveel mensen die geweldig werk doen zonder erkenning. Maar het gebaar waardeer ik enorm.”

Haal je kracht uit je vrijwilligerswerk en wat motiveert u om door te blijven gaan?

“Zeker. Als ik na een dienst bij Proxima naar huis rijd, voel ik me voldaan. Of als ik een mooi portret maak voor Stichting Levensportret en zie hoe iemand opleeft. Dat geeft energie. Ik krijg zelfs rond de jaarwisseling nog berichten van oud-cliënten van Slachtofferhulp. Dat laat zien dat het iets betekent voor mensen.”

“Het idee dat mijn inzet een verschil kan maken, motiveert me om door te gaan. Het is nodig dat dit werk gebeurt, en ik beleef er plezier aan. Soms gaat het om iets kleins: een gesprek, een kop koffie, een luisterend oor. Maar als iemand daardoor weer even verder kan, is dat toch fantastisch?”

Over de auteur

David Stam

David Stam (2003) een sociale en empathische jongen die is opgegroeid in het pittoreske Laren. Opgeleid als Av-specialist wil hij zijn technische kennis gaan combineren met Journalistiek. Met zijn kijk op het plaatje wilde hij daar een goed verhaal aan toe kunnen voegen.