Hoewel Nieuwegein maar liefst 230 speeltuinen telt, speelt slechts 75% van de 10-11 jarigen er drie dagen of meer per week buiten. Daarmee blijft de gemeente achter op buurgemeenten zoals Woudenberg (93%) en Montfoort (91%). Hoe komt het dat Nieuwegeinse kinderen relatief weinig buitenspelen, ondanks de grote hoeveelheid speeltuinen?
Ruimte genoeg, maar toch minder gebruik
Nieuwegein lijkt op papier speelvriendelijk: met 230 speeltuinen voor 9863 kinderen van 0 tot 15 jaar, komt dat neer op gemiddeld één speeltuin per 42 kinderen. Toch laat onderzoek van GGD regio Utrecht zien dat slechts 75% van de 10-11 jarigen drie dagen of meer per week buiten speelt. In buurgemeente IJsselstein is dat zelfs maar 71%, terwijl gemeenten als Woudenberg, Montfoort en Oudewater percentages van boven de 90% halen.
Volgens sportcoördinator en buitensportcoach Frouke Kleijn ligt het niet alleen aan het aantal speeltuinen: ‘De inrichting en aantrekkelijkheid zijn minstens zo belangrijk. Veel speeltuinen zijn saai, verouderd of simpelweg niet uitdagend genoeg voor kinderen vanaf een jaar of acht. Ook sociale veiligheid en verkeersdrukte spelen een rol.’
Kwantiteit versus kwaliteit
De cijfers uit de Staat van Utrecht en GGD Utrecht laten zien dat er grote verschillen bestaan in hoe vaak kinderen buitenspelen. Nieuwegein scoort onder het regionale gemiddelde. Opvallend is dat het percentage kinderen zonder zwemdiploma of lidmaatschap bij een sportclub in Nieuwegein redelijk laag is (5% en 91%). Kinderen zijn dus wel actief, maar buitenspelen gebeurt minder vaak. Daar zit volgens Jantje Beton een breder probleem. ‘We zien in heel Nederland een dalende trend in buitenspelen. Kinderen spelen minder vrij, mede door angstige ouders, drukke planningen en de aantrekkingskracht van schermen,’ aldus een woordvoerder van de organisatie. Jantje Beton pleit voor betere en avontuurlijkere speelruimtes, waar ook oudere kinderen uitgedaagd worden.
Vergelijking met andere gemeenten
De grafiek laat zien dat een hoog percentage lidmaatschap bij een sportclub niet automatisch leidt tot meer buitenspelen. Kinderen zijn wellicht wel actief, maar vooral binnen georganiseerde kaders. Spontaan buiten spelen lijkt onder druk te staan. Ook zie je een duidelijk verschil tussen Nieuwegein, Ijsselstein en de andere gemeentes.
Veranderende samenleving, veranderend speelgedrag
Volgens onderzoek van het RIVM en het Mulier Instituut staat ook het verenigingsleven onder druk. Minder mensen zijn bereid zich structureel als vrijwilliger in te zetten, wat impact heeft op het aanbod van sport- en beweegactiviteiten. Dat raakt ook kinderen. ‘Als de wijkvereniging minder activiteiten organiseert of het buurtsportteam verdwijnt, verdwijnt ook een stukje speelimpuls,’ stelt Kleijn. Daarnaast veranderen woonwijken. ‘In oudere wijken is vaak minder speelruimte, of ligt die onhandig — vlak langs een drukke weg of zonder schaduw. Nieuwbouwwijken doen het beter, maar dan moeten de voorzieningen wel meegroeien met het aantal kinderen,’ zegt Kleijn.
Nieuwegein heeft genoeg speeltuinen, maar maakt weinig indruk als het gaat om het daadwerkelijke buitenspeelgedrag van kinderen. De oorzaak ligt waarschijnlijk niet in het aantal speelplekken, maar in hun kwaliteit, inrichting en sociale factoren zoals verkeersveiligheid en ouderlijke angsten.