Nieuwegein

Selecteer Pagina

Veiligheid en begeleiding van jongeren staan bij Pepijn Wassenaar voorop

Veiligheid en begeleiding van jongeren staan bij Pepijn Wassenaar voorop

Naar aanleiding van de recente inzet van de gemeente Nieuwegein om jeugdcriminaliteit tegen te gaan, sprak ik met Pepijn Wassenaar. Als medewerker die zich bezighoudt met veiligheid op het Cals College in Nieuwegein, ziet hij hoe jongeren verleid worden tot crimineel gedrag. Hij vertelt hoe de school signalen opvangt, welke rol ouders spelen en hoe de samenwerking met collega’s en de gemeente verloopt om jongeren te helpen de juiste keuzes te maken.

Verleidingen en signalen

‘Vaak speelt geld en status een rol bij deze verleiding, ook is er meer beschikbaar. Dat zien we ook terug op onze school. Je merkt het aan leerlingen die vaak de school uit willen lopen, omdat ze buiten school dingen opzoeken. Je ziet natuurlijk gebruik van dure kleding, dure scooters en fatbikes bij leerlingen waarvan je weet dat ze het thuis niet zo breed hebben. Daarnaast spelen er andere verleidingen. We merken ook dat er vaker ruzies en vechtpartijen ontstaan, zowel op school als daarbuiten. Dat behoort ook tot de criminaliteit waar we het over hebben.’

Hoe de school signalen oppikt

‘Dat soort signalen zijn voornamelijk bij de interne dienst bekend. Die lopen de hele dag door de school en zien het gedrag van de leerlingen, wie met elkaar omgaan en wanneer er verkeerd gedrag is. Als er ineens dure spullen verschijnen, signaleren zij dat het meest. Waar nodig wordt dit besproken met de leerlingen zelf. Soms komt dit ook naar voren tijdens projecten, bijvoorbeeld voorlichting over jongeren rondom drugs, verslavingen of omgaan met geld.

Er zijn soms thema-avonden. Thema’s die spelen in de maatschappij of waar ouders tegenaan lopen met hun kinderen worden besproken, en daar zit soms ook zo’n onderwerp in. Ik denk dat ouders het eerste rolmodel zijn voor hun kind. Door veel contact te hebben en te zien met wie hun kind omgaat en waar hij of zij is, kunnen ze hierin zeker een grote rol spelen.

Als bepaalde jongeren al in de criminaliteit zitten, hebben we binnen school contact met jongerenwerkers die gesprekken voeren met leerlingen, maar ook buiten school. Deze werkers komen ook in de wijken, dus zij kennen de jongeren goed. We hebben ook ondersteuning van de gemeente, en daar waar nodig proberen we de juiste mensen te koppelen aan jongeren die hulp nodig hebben. Er is nu een uitspraak gedaan dat er meer geld voor dit soort projecten wordt vrijgemaakt. Ik denk dat dat kan helpen, vooral als de juiste hulpverlening in scholen aanwezig is. Dan kan er sneller geschakeld worden. Gemeentelijke processen duren soms vrij lang, terwijl wij binnen school al contact hebben met jongere werkers die sneller afspraken kunnen maken. Een paar jaar geleden is trouwens ook al veel geld vrijgemaakt voor dit, maar het blijkt nog steeds nodig. De criminaliteit voor jongeren wordt alleen maar toegankelijker. Het is dus goed dat er nu een nieuwe impuls wordt gegeven, om het weer even op te schroeven zodat we wellicht meer jongeren kunnen weerhouden van negatieve invloeden.”

Ik denk dat het breder uitbrengen van de signalen nog meer opwekt bij meer mensen. Veel docenten en mentoren kennen hun leerlingen heel goed, maar dit soort onderwerpen zijn vaak lastig te bespreken.’

 

Over de auteur