“Uit onderzoek blijkt dat transgenderpersonen vijf tot tien keer vaker een poging tot zelfmoord doen dan niet-transgenderpersonen.” Die uitspraak deed kamerlid Lisa Westerveld van GroenLinks-PvDA. Deze uitspraak blijkt grotendeels waar te zijn.
In het Tweede Kamerdebat van 25 april deed Lisa Westerveld deze uitspraak. Ze benoemde dit nadat ze aanhaalde dat ouders van transgenderkinderen zich zorgen maken over hoe ze worden aangekeken door zowel de politiek als de maatschappij.
Bij de vraag hoe ze aan die cijfers komt, wijst ze op de website van 113 zelfmoordpreventie. Deze cijfers komen uit een factsheet die is gepubliceerd in mei 2024. Deze factsheet is niet de primaire bron van de cijfers. In de factsheet benoemt 113 als primaire bron dit onderzoek van het SCP uit 2012. Deze is niet meer beschikbaar en kan dus niet ingelezen worden. Omdat het onderzoek gebruikmaakte van een niet-representatieve steekproef (de steekproef werd deels geworven via de lhbt-gemeenschap en bevat dus een selectieve groep) en er geen directe vergelijking met een controlegroep cisgenders gemaakt kon worden, kunnen de cijfers niet gegeneraliseerd worden naar de gehele populatie transgenders in Nederland.
Er zijn wel andere onderzoeken die uitspraken doen over het risico op zelfmoord onder transgender personen. Zo benoemt the Amsterdam Cohort of Gender Dysphoria Study dat transgender personen drie tot vier keer vaker om het leven komen door zelfdoding dan cisgender personen. Hetzelfde onderzoek stelt dat transgender mensen die daadwerkelijk een poging tot zelfmoord doen lager zit dan het aantal dat suïcidale gedachten heeft en dat zelfmoord onder transgender personen vaak is onderzocht en dat de conclusies uit elkaar lopen. Zo heeft dit Vlaamse onderzoek uit 2016 het over 40%, terwijl deze scriptie wijst op een onderzoek dat concludeert dat maar 12% van de transpersonen een poging tot zelfmoord heeft gedaan. Transpersonen lopen volgens de suïcidepreventie-LHBT-jongerenliteratuurstudie en de andere hierboven genoemde onderzoeken sowieso een hoger risico op suïcidaliteit.
Diana van Bergen is een professor pedagogiek en educatie aan de Universiteit Groningen. In haar onderzoek staat vooral suïcidaliteit onder jongeren die bij seksuele en etnische minderheidsgroepen horen centraal. Volgens haar is het lastig om een duidelijk cijfer aan het aantal zelfmoordpogingen onder transgender-mensen te hangen. “Een poging tot zelfmoord is natuurlijk iets heel heftigs, maar ook heel subjectiefs. We hebben allemaal andere mentale grenzen die ons in die richting kunnen duwen. Als ik kijk naar mijn eigen publicaties, zie ik dat suïcidale gedachten vaak voortkomen uit constante agressie richting transgenderjongeren, gebrek aan acceptatie en mishandelingen. Dat transgenderpersonen vaker een poging tot zelfmoord doen, is helaas de harde waarheid. Hoeveel vaker dat is, is lastig te zeggen.”
Conclusie:
De uitspraak dat transgenderpersonen vijf tot tien keer vaker een zelfmoordpoging doen dan niet-transgenderpersonen is gedeeltelijk waar. Onderzoek bevestigt dat transgender personen een verhoogd risico op suïcidaliteit hebben, maar het genoemde cijfer is lastig te controleren. De aangehaalde factsheet van 113 Zelfmoordpreventie verwijst naar een SCP-onderzoek uit 2012, dat niet meer beschikbaar is en gebaseerd was op een niet-representatieve steekproef. Andere studies, zoals de Amsterdam Cohort of Gender Dysphoria Study, tonen ook een verhoogd risico, maar komen tot andere cijfers. Onderzoekers, waaronder professor Diana van Bergen, benadrukken bovendien dat het meten van zelfmoordpogingen complex is. De conclusie is dan ook dat de kern van de uitspraak – het verhoogde risico – klopt, maar dat het specifieke cijfer van vijf tot tien keer moeilijk hard te maken is vanwege uiteenlopende onderzoeksresultaten.