Terwijl duizenden voeten stampen op de beat in de grote zaal van TivoliVredenburg, tapt Fleur biertjes achter de bar. Ze lacht naar feestgangers, houdt overzicht over rijen dorstige mensen en draait moeiteloos haar diensten — tot diep in de nacht. In de audioreportage Nachtdieren vertelt ze hoe het is om te werken terwijl anderen hun weekend vieren. “Het is keihard werken. Mensen denken vaak dat we een beetje mee feesten, maar dit is topsport.”
Nacht na nacht in de frontlinie van het nachtleven
Fleur werkt al jaren in de nachthoreca. Wanneer anderen naar bed gaan, begint haar shift. En waar het publiek opgaat in de muziek, houdt zij het hoofd koel. “Je lichaam draait op adrenaline. Er is zoveel prikkeling, geluid, licht. Maar zodra het rustig wordt, voel je hoe moe je eigenlijk bent.” Volgens het RIVM tast nachtwerk het biologische ritme aan en verhoogt het risico op serieuze gezondheidsproblemen zoals hartziekten, diabetes type 2 en mentale klachten. Die waarschuwing is voor Fleur allesbehalve theoretisch. “Soms heb ik het gevoel dat ik mezelf langzaam aan het uitputten ben, maar ik zit zo in dat ritme dat ik niet weet hoe ik eruit moet komen.”
Een dubbel leven
Fleur komt vaak pas rond acht of negen uur ’s ochtends thuis. De zon is al op, de stad ontwaakt. “Je oren suizen nog van de muziek, je lichaam is moe maar je hoofd staat nog aan,” vertelt ze. “Je hebt net urenlang tussen het publiek gestaan, in de rook, het lawaai, de adrenaline. En dan kom je thuis, je doet je schoenen uit, ploft op de bank… en dan hoor je ineens de vogels fluiten of de buurvrouw die aan het stofzuigen is.” Slapen is dan allesbehalve vanzelfsprekend. “Je wil wel, maar je lijf weigert. Alsof het niet begrijpt dat het eindelijk rust mag nemen.”
Liefde voor het nachtleven – met een prijskaartje
Toch blijft Fleur bewust in de nachthoreca werken. “Ik kies hier zelf voor,” zegt ze. “De sfeer is fijn, je staat met z’n allen in die drukte, met muziek op de achtergrond. Dat geeft ook energie.” Maar die energie heeft een keerzijde. “Je merkt dat mensen om je heen afhaken. Collega’s die oververmoeid raken of stoppen omdat het te zwaar wordt.”
Wat haar vooral opvalt, is het gebrek aan ondersteuning. “Er is eigenlijk niemand die je vertelt hoe je dit op een gezonde manier volhoudt. Je krijgt geen uitleg over slaap, voeding of hoe je met die onregelmatigheid omgaat. Je doet maar wat.”
Stilte na de storm
Wanneer de laatste beat weggalmt en de zaal leegloopt, begint voor Fleur de afbouw. Ze kijkt naar de lege bar, plukt confetti van de tap en zucht. “Op dat moment voel je alles. De vermoeidheid. De spierpijn. De stilte.” Toch zou ze het niet zomaar willen opgeven. “Er zit iets magisch in de nacht. Maar ik hoop dat we ook mogen praten over wat het met ons doet, zonder dat we meteen zwak lijken.”