62 procent van de studenten ervaart enige vorm van eenzaamheid, blijkt uit onderzoek van het Trimbos Instituut. Op 17 april bracht LINDA Meiden dit probleem onder de aandacht in een Instagrambericht, waarin werd beweerd dat eenzame studenten eerder hun studie afbreken dan studenten die niet eenzaam zijn. Hoewel ze hiermee een belangrijk probleem aankaarten, is het niet zo simpel als het lijkt.
Deze factcheck is geschreven op 25 april 2025 met de kennis van dat moment.
Bewering:
Eenzame studenten breken eerder hun studie af dan studenten die niet eenzaam zijn.
Oordeel:
Genuanceerd.
Bron van bewering:
Als aanvulling op het Instagrambericht stond op de website van LINDA Meiden een uitgebreider artikel, waarin nog meer beweringen rondom eenzaamheid naar voren kwamen. Deze informatie hadden ze gehaald uit een verslag van de World Health Organisation (WHO): Our Epidemic of Loneliness and Isolation.
In dit verslag staat dat het gebrek aan kwalitatief goede sociale contacten de doorstroming van studenten belemmert, en het gebrek aan sociale contacten een belangrijke reden is om een opleiding te verlaten. Er wordt dus een verband gelegd, maar de bewering wordt niet direct bevestigd. Kan je die conclusie dan wel trekken?
Waarom deze bewering genuanceerd is
Meerdere onderzoeken tonen, net zoals in het verslag van de WHO staat, een verband tussen eenzaamheid en de intentie om te stoppen met een studie. Zo laat onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam zien dat eenzaamheid grote gevolgen heeft voor de gezondheid, voornamelijk in de vorm van psychische klachten. Studenten die last hebben van deze klachten hebben een grotere kans om studievertraging op te lopen en gedemotiveerd te raken, wat kan leiden tot studieuitval.
Ander onderzoek bevestigt dat: eenzame studenten ervaren meer stress en zijn minder betrokken in hun studie. Deze factoren maken de kans op studieuitval groter.
Jeannette Rijks, eenzaamheid-expert, ziet ook een duidelijk verband. Volgens haar degenereert je brein wanneer je je langere tijd eenzaam voelt: ‘Het brein, met name je sociale brein, wordt kleiner. Dat is het deel dat zich bezighoudt met sociale relaties. Als dat niet meer goed functioneert, word je steeds minder in staat om sociaal te zijn.’
Dat kan weer gevolgen hebben op je studievoortgang: ‘Als je daar eenmaal moeite mee hebt, dan is het lastig om met medestudenten een leuke band op te bouwen. Maar ook wanneer je voor een opdracht een vreemd iemand moet bellen, stel je dat uit. Op die manier loop je studievertraging op en kom je als het ware in een neerwaartse spiraal terecht’, legt Rijks uit.
Sociale integratie
Het kan dus lastig zijn om sociale relaties op te bouwen, terwijl deze relaties juist heel erg van belangrijk zijn om studieuitval te voorkomen. Onderzoek van de afdeling Geesteswetenschappen en Lerarenopleiding van de Volda University College stelt dat het belangrijk is voor studenten om steun te voelen van docenten en medestudenten, omdat dit de mate van stress en eenzaamheid vermindert.
Deze positieve invloed van sociale contacten wordt bevestigd door meerdere onderzoeken. Uit onderzoek van Hogeschool Inholland blijkt dat studieuitval wordt veroorzaakt door een gebrek aan persoonlijke en zinvolle sociale contacten met medestudenten. Onderzoek van onderzoeksinstituut KBA Nijmegen benadrukt het belang van contact met docenten: studenten die veel contacten hebben met docenten zijn tevredener, presteren beter en vallen minder vaak uit. De mate waarin studenten zich sociaal thuis voelen in hun studieomgeving is indirect van invloed op het studiesucces.
Geen sluitend bewijs
Hoewel er dus veel verbanden te leggen zijn tussen eenzaamheid en het afbreken van een studie, wordt er nergens benoemd dat eenzame studenten ook echt eerder stoppen dan studenten die geen eenzaamheid ervaren.
Volgens Rijks heeft dat te maken met verschillende dingen. De kern: eenzaamheid is een heel complex begrip, óók in de wetenschap. Zo worden eenzaamheid en psychische klachten vaak los van elkaar gezien in onderzoeken. Rijks vindt dat bijzonder: ‘Eenzaamheid leidt niet tot psychische klachten, maar ís een psychisch probleem. Het weerspiegelt namelijk een gebrek aan verbondenheid, één van de drie erkende psychologische basisbehoeften.’
Maar hoe kan je eenzaamheid, en dan in het bijzonder in de context van deze bewering, meten? En als het niet mogelijk is om dit te meten, betekent het dan automatisch dat er geen antwoord op is? Zijn alle verbanden en aanwijzingen die hierboven omschreven zijn niet voldoende om een bewering als deze te kunnen onderbouwen?
Conclusie:
Eén ding is zeker: er is een overduidelijk verband tussen eenzaamheid en de intentie om de studie af te breken. Toch is er geen sluitend bewijs voor de bewering van LINDA Meiden. Dat is namelijk erg moeilijk om te meten, dus is er tot op heden nog geen wetenschappelijk bewijs hiervoor. In andere woorden: ondanks dat er geen sluitend bewijs is, is deze bewering gebaseerd op gegronde aanwijzingen. Op basis daarvan is deze bewering genuanceerd.