De fractievoorzitter van de PVV, Geert Wilders, uit op X zijn zorgen over de grote groep verdachten van een misdrijf in Nederland met een migratieachtergrond, maar er mist achtergrondinformatie bij deze cijfers die bewust niet door Wilders wordt genoemd. De statistieken zijn namelijk ook beïnvloedt door institutioneel racisme en ongelijkheid binnen de strafrechtketen die ervoor zorgen dat deze cijfers niet volledig representatief zijn voor de criminaliteit in Nederland.
Op 18 september 2024 plaatst Wilders een tweet op X. Deze luidt als volgt:
‘Ik benoem de feiten, meneer Van Baarle. En het feit is dat meer dan de helft van alle verdachten van een misdrijf in Nederland een migratieachtergrond heeft’.
Bij deze tweet wordt ook een filmpje geplaats van de algemene politieke beschouwingen waarin Wilders percentages voorlegt van mensen met een migratieachtergrond die betrokken zijn geweest bij een bepaald misdrijf. Hij benoemt niet waar hij deze cijfers vandaan heeft, maar al vrij snel wordt duidelijk dat deze cijfers van het CBS afkomen. Afgaande op de woordkeuze van Wilders kunnen we ervanuit gaan dat zijn uitspraak is gebaseerd op deze statistieken.
Maar zijn cijfers het belangrijkst in deze kwestie?
Volgens de cijfers klopt het
De statistieken van het CBS die Wilders gebruikt zou kunnen hebben voor deze uitspraak zeggen allemaal hetzelfde; meer dan de helft van de geregistreerde gedachten van een misdrijf hebben een migratieachtergrond. Bij de bovengenoemde lijst is deze groep 53 procent, de volgende lijst zegt zelfs 75 procent. Wel is het belangrijk om te onthouden dat deze statistieken alleen gaan over geregistreerde verdachten. Vooral het woord geregistreerd is belangrijk, want niet iedereen die gezien zou moeten worden als verdachte, wordt ook geregistreerd. En dat is precies het gedeelte waar etnisch profileren en institutioneel racisme aan bod komt.
institutioneel racisme en etnisch profileren
Jair Schalkwijk, PhD onderzoeker aan de Erasmus Universiteit, heeft onderzoek gedaan naar de aanpak van etnisch profileren in Nederland. ‘Feitelijk klopt het wat Wilders zegt, maar wat bedoelt hij er precies mee? Afgaande op zijn woorden probeert hij zijn zorgen te onderstrepen, maar op deze manier is dat niet zo eerlijk’, legt hij uit. Volgens hem is er een grote kans dat de gebruikte statistieken zijn beïnvloedt door institutioneel racisme, maar dat zegt Wilders er natuurlijk niet bij. Schalkwijk vertelt dat Institutionele racisme betekent dat processen, het beleid en de regels van instituten leiden tot structurele ongelijkheid tussen mensen met verschillende achtergrond, huidskleur of religie.
‘We moeten niet vergeten dat mensen met een migratieachtergrond maar 25 procent van de Nederlandse bevolking zijn. Verhoudingsgewijs zitten er meer Nederlanders met een niet westerse migratieachtergrond in de Nederlandse gevangenis dan Zwarte Amerikanen in Amerikaanse gevangenissen’, zegt Schalkwijk. Wanneer je een migratieachtergrond hebt, heb je een grotere kans om staande gehouden te worden. Bovendien hebben deze mensen ook een grotere kans om als verdachte aangemerkt te worden, om voor de rechter gebracht te worden en om een hogere celstraf te krijgen. Hierdoor worden de statistieken van het CBS beïnvloedt door etnisch profileren wat bijvoorbeeld gedaan kan worden door de politie. Als er minder mensen zonder een migratieachtergrond als verdachte worden geregistreerd, ga je dat terugzien in de cijfers. ‘Deze statistieken zijn geen eerlijke weerspiegeling van de daadwerkelijke criminaliteit’, voegt Schalkwijk er nog aan toe.
Stigmatiserend
Niels Spierings, hoogleraar sociologie aan de Radboud Universiteit, legt uit hoe mensen met een migratieachtergrond naar deze cijfers kijken. ‘Uit verschillende onderzoeken die we gedaan hebben en gesprekken met Nederlanders met een migratieachtergrond of hun kinderen die we gevoerd hebben, weten we dat ze in het bijzonder dit soort claims en cijfers over criminaliteit als zeer stigmatiserend ervaren.’ Deze stigmatisering zou vervolgens weer zorgen voor een soort zelfbevestiging. ‘Je moet het eigenlijk zo zien’, legt Spierings uit, ‘als ik er toch niet bij mag horen ongeacht mijn individuele gedrag, dan wil ik er niet meer bij horen en hoef ik me ook minder aan regels van de maatschappij te houden. Dat is een heel breed menselijk mechanisme.’
Conclusie
Statistisch gezien klopt het dus wat Wilders zegt. Meerdere cijfers van het CBS bevestigen zijn uitspraken, maar toch is zijn uitspraak onjuist, want de context van de ongelijkheid in in de strafrechtketen van de misdaadcijfers ontbreekt. Door deskundigen over dit onderwerp te spreken wordt het meteen duidelijk dat de cijfers niet het hele verhaal vertellen. Mensen met een migratieachtergrond hebben een grotere kans om staande gehouden te worden door etnisch profileren, dus logisch dat die cijfers harder stijgen dan van mensen zonder een migratieachtergrond. Verder zorgen dit soort uitspraken van Wilders ervoor dat het beeld van mensen met een migratieachtergrond gestigmatiseerd wordt.
Bronnen:
De links naar de gebruikte bronnen zijn terug te vinden in de tekst.
Voor dit artikel werden ook deze mensen gecontacteerd:
– Telefonisch contact met Jair Schalkwijk, aan de Erasmus Universiteit, op 25 september.
– Mailverkeer met Niels Spiering, hoogleraar sociologie aan de Radboud Universiteit, tussen 24 en 25 september.
Alle bronnen werden voor het laatst geraadpleegd op 25 september.