‘De linkerkant van mijn lichaam werd compleet gevoelloos en slap, ik merkte dat ik heel snel begon te ademen, alsof ik net een marathon had gerend. Grote druppels zweet dropen langs mijn gezicht, het leek wel of ik een emmer water over mij heen had gekregen, ik wilde in paniek de film uitzetten die ik aan het kijken was, maar mijn handen voelde als gekookte spaghetti. Ik had wel eerder paniekaanvallen gehad, maar deze keer was het anders, ik dacht; ‘Dit is het, ik ben er geweest’. Ik rende naar beneden waar mijn ouders zaten, wat lastig ging door het feit dat ik helemaal geen kracht meer in m’n benen voelde. Ik schreeuwde naar ze dat ze de ambulance moesten bellen. Ik had nog nooit zo’n angst gevoeld.’ Dit is het verhaal van Erik, gunt hij het zichzelf om de drugs niet langer zijn leven te laten bepalen?
Erik, 22 jaar, woont bij zijn ouders, heeft veel vrienden en gaat iedere dag met veel plezier naar zijn school en bijbaan toe. Toch heeft hij een langlopend probleem, hij kampt met een drugsverslaving. Al drie jaar achtervolgt het Erik ieder weekend weer, de drang en noodzaak om drugs te gebruiken tijdens het uitgaan. Een probleem waar hij zich van bewust is geworden en graag verholpen wilt hebben, daarom heeft hij zichzelf vrijwillig aangemeld bij de Jellinek kliniek.
Erik staart naar de grond voor zich van het bankje in zijn voortuin waar hij opzit, terwijl de sigarettenrook zijn lippen verlaat. ‘Je schaamte je gewoon.’ Zegt hij wat weemoedig, terwijl de rook voor een tweede maal de halfopgerookte sigaret verlaat. ‘Ik dacht al die tijd gewoon dat ik het zelf wel op kon lossen, maar dat is blijkbaar niet zo. Het voelt gewoon heel kneuzerig om je aan te moeten melden bij zoiets.’ Erik geeft een klein lachje, zoals je dat zou zien als iemand een grap eigenlijk niet leuk vindt en schiet zijn peuk als een katapult weg tussen zijn vingers. ‘Maar als je eenmaal die eerste stap heb gezet en je er achter komt dat echt iedereen, maar dan ook iedereen met dit probleem kan zitten, stelt je dat gerust.’ Erik is inmiddels een aantal weken bezig aan zijn traject bij de Jellinek, zijn expressie verandert als wolken voor de zon als hij vertelt over hoe zijn behandeling precies te werk gaat en wat zijn doelen zijn, in vergelijking met toen hij vertelde over waarom hij deze stap heeft genomen. ‘Het betekent gewoon veel voor me dat ik straks niet meer gezien zal worden als die ene gast die altijd aan de zooi zit. Het zou zo fijn zijn als ik deze periode en al de daarbij komende problemen achter me kan laten.’
Erik z’n moeder; Chantal ontvouwt een koffiefilter zo snel een cowboy zijn pistool trekt, terwijl ze licht gespannen vertelt over haar ervaring met Erik zijn probleem. Een onderwerp waar ze overduidelijk moeite mee heeft, af te zien aan de abrupte verandering in haar normaal snelle en drukke toon, die meteen stiller en zwakker klinkt. ‘We hadden het niet eens echt door, we wisten wel dat hij zich anders gedroeg, maar dat door drugs zou komen? Misschien wil je het ook wel niet toegeven aan jezelf.’ Chantal probeert naar mate het gesprek vordert luchtiger te doen over de situatie dan dat ze in het begin deed. De naar beneden kijkende, donkere ogen schieten omhoog en de laaghangende schouders veranderden steeds meer terug naar de persoon die in eerdere gesprekken aan het woord was. Daarbij zoeft de koffieleut weer door de keuken als een achtbaan, om van alles toe te voegen aan de koffietafel. Aan inmiddels de tweede bak koffie komt naar voren dat ze het liever heeft over dat Erik zijn traject nu zo goed gaat en hoe ze hem ziet verbeteren. Het online oefenplatform straalt inmiddels van de laptop op haar gezicht en Chantal haar mondhoeken trekken omhoog. ‘Het is een soort rollenspel, we doen dan situaties na waarin er mogelijk gevaar van gebruik is en dan oefenen we hoe hij daar op reageert.’ Chantal tikt wat nerveus met haar lepel op haar kopje en zucht zachtjes dat het allemaal goedkomt.
Erik en Chantal hun natte zolen kletteren, ietwat gehaast, op drempel van de langzaam bewegende draaideur van de hoofdingang op de Jacob Obrechtstraat in Amsterdam-Zuid, de Jellinek locatie waar de behandelingen plaatsnemen. ‘Goed dat je er bent’ zwiept in kleurrijke letters langzaam opnieuw en opnieuw langs. Erik loopt met zoekende ogen naar binnen, het ongemak en de spanning zijn van zijn gezicht te schrapen, al zal hij dat niet snel toegeven. ‘Ze doen in ieder geval hun best om je te laten voelen dat ze er voor je zijn, toch?’ Zegt zijn moeder zachtjes, maar toch opgewekt. Erik knikt snel, zoals men dat alleen doet als ze een gesprek willen vermijden. Eén voor één schuifelen mensen zich naar de aanmeldbalie, in het van binnen kleurrijk versierde pand. Het ruikt er naar de goedkope koffie die aan de lopende band af wordt gehaald bij de automaat die in de hoek staat, zo een geur die bij elke hulpinstelling de gangen domineert. Erik tikt met zijn vingers op de rand van de balie, waar de vriendelijke oudere dame met een dik Jordanees accent hem verwelkomt. ‘Welkom kerel, wat kan ik voor je doen?’ Erik lijkt meteen minder gespannen door de verwelkomende houding van de receptioniste, te zien aan het korte, ongemakkelijke lachje dat hem ontschiet voordat hij begint te praten. ‘Ik heb een afspraak met Luke de Kruif om elf uur, onder de naam Erik.’ Het felle computer licht verdwijnt, veranderd en komt terug, de klok tikt zachtjes door in de achtergrond. De afspraak springt in de ogen van de vrouw, de banken ploft als het duo de wachtruimte betreed. Het is niet de eerste keer dat Erik hier is, maar helemaal op zijn gemak voelt hij zich aan zijn gefriemel met zijn jas te zien, overduidelijk nog niet. De kruif komt met een grote lach en losse houding de wachtkamer binnen gelopen en begroet Erik en zijn moeder alsof hij al jaren bevriend met ze is. Hij neemt ze door een lange gang, die doet denken aan een gang zoals je ze in een ziekenhuis ziet, mee naar één van de vele, maar kleine spreekruimtes van het pand. Hier gaat met een harde, korte klik de deur achter Erik en zijn moeder dicht.
Luke de Kruif, of ‘Lukie’ zoals Erik hem lacherig noemt, is Erik z’n behandelaar bij de Jellinek. Hij is zelf niet veel ouder dan Erik en kan volgens hem daarom goed met hem overweg, omdat hij hem in veel dingen begrijpt. Luke zijn stoel kraakt als een oude deur, zijn schouders hangen zo ver naar achter, dat het lijkt alsof een ieder moment een dutje kan gaan doen aan het bureau van één van de vele spreekkamers. ‘Het probleem van Erik komt veel vaker onder jongeren voor dan je denkt, alleen zien we steeds weer dat jongeren denken dat ze alleen zijn.’ Luke ratelt het verhaal op alsof het de dertigste keer is dat hij het vandaag vertelt. ‘Het is heel begrijpelijk dat jongeren zich schamen als ze met dit probleem zitten, daarom moeten we dit zoveel meer bespreekbaar maken.’ Luke zijn pen tikt snel maar zachtjes op een poster, die één stap verwijderd van de deur in de kamer hangt, waar de verlichting zoemt als een honingbij. ‘Stoppen doe je zelf, maar niet alleen.’ Staat er op de poster, die nog maar aan drie kanten echt vastgeplakt zit. ‘Een beetje afgezaagd.’ Zegt Luke lacherig, maar hij kijkt daarna meteen weer serieus, alsof hij opeens weer zijn functie besefte. ‘Iedereen kan wél drugs gebruiken en vindt het de normaalste zaak van de wereld, maar zodra ze door hun gebruik met problemen kampen schamen ze zich. Wij proberen ervoor te zorgen dat mensen in gaan zien, dat het hulp zoeken niet iets is waar je je voor schaamt.’ Erik en nog vele anderen zitten voornamelijk zichzelf in de weg, bij de Jellinek leren zij met om te gaan met hun behoeftes of ‘trek’ en om patronen te doorbreken.
Erik schatert en is van een afstand te horen wanneer hij naar buiten loopt door dezelfde draaideur als waar een klein uurtje eerder naar binnen liep, terwijl hij het einde van een grap over de huidige stand van Ajax nog eens herhaalt. Het weer lijkt gelijktijdig opgeklaard met de stemming van Erik, onderweg naar huis flikkert zijn aansteker weer dicht rond zijn mond, het omroepen van de tramhaltes galmt rond de station bankjes. Hij verteld hoe de sessie ging en wat hij allemaal besproken heeft. ‘Als ik eerlijk ben is het niet per se mijn keus geweest om dit te gaan doen voor mijzelf.’ Vertelt Erik terwijl het per ongeluk gevallen as van zijn broek geveegd wordt. ‘Ik deed het in eerste instantie omdat ik mijn ouders zo heb laten schrikken, ik dacht nog steeds dat ik het zelf wel op kon lossen.’ Zijn toon wordt lager, hij schraapt zijn keel, het is niet duidelijk of het van de lange hijs rook komt of dat hij misschien wat emotie probeert te verbergen. ‘Maar als je hier dan in gesprek gaat en erachter komt waarvoor je het doet; jezelf. Dan ga je ook inzien en wil je er ook wat aan doen.’ Het dingende geluid van een aankomende tram klinkt, een jongeman hupt zijn laatste stappen, op armlengte afstand voor de tram langs. ‘Ga je lekker, Pipo!?’ snauwt Erik terwijl het piepen van de dichtslaande deuren van de tram klinkt, op die manier beëindigt het gesprek.
De terrasparasol wappert als een vlag boven de tafels, het is de eerste echt lekkere lentedag van het jaar en dat bepaalt de drukte bij het café. ‘Twee goudgele rakkers alsjeblieft, oh en heb je een asbak voor me?’ Erik heeft binnenkort zijn laatste paar afspraken van de Jellinek op de planning staan. ‘Ik ga echt niet zeggen dat ik er al ben ofzo, ik kan niet ontkennen dat ik de drang nog steeds wel heb.’ De serveerster, lachend als een boer met kiespijn, zet de biertjes en de asbak met een luide tik op tafel. Erik knikt naar haar zoals hij dat vaker doet; niet echt met oprechte dank. ‘Het is niet dat ik zeg dat ik nooit meer drugs ga gebruiken, het is meer dat ik het leer controleren en dat het niet meer m’n dag bepaald.’ Gaandeweg kwam er bij de interviews met Erik steeds meer naar boven dat de vraag niet moest zijn ‘Lukt het hem om van de drugs af te blijven, maar; ‘Gunt hij het zichzelf om de drugs niet langer zijn leven te laten bepalen?’ Erik heeft stappen gezet en doet dat nog steeds, maar om hier vanaf te komen heeft hij nog een lange weg te gaan. De laatste slok vloeit weg als het geluid van het beekje iets verderop, ‘Maar hier ga ik echt nooit mee stoppen!’