Hij bleef wel tien minuten weg. Liters water door de gootsteen, dag in dag uit. Zijn handen rauw en droog van het wassen. Bij het opstaan, voor het douchen, een uur douchen, na het douchen, voor ontbijt, tijdens ontbijt en na het ontbijt. Het was pas 11 uur en hij had al zes keer zijn handen gewassen. Niet smetvrees, maar OCD houdt mijn broer al jarenlang onder de duim.
Toen hij naar de middelbare school ging, begonnen de eerste dwangmatige trekjes. Desinfecteergel na handen wassen klinkt niet als een logische volgorde. Ik vond het bijzonder, maar ik maakte me er niet druk om. Ik zat op de basisschool en was me, gelukkig, niet bewust van mentale stoornissen. Helaas bleef het niet bij kleine trekjes. Rollen wc papier gebruiken om dingen schoon te maken, bepaalde (gewassen) kleren niet aandoen omdat ze “vies” zijn, de lijst van regels hield niet op. De komst van het vijfde deel van de familie was niet makkelijk. Mijn vader negeerde het of maakte er grapjes over, mijn moeder was moedeloos en wist niet hoe ze ermee om moest gaan, en ik begreep het niet echt. Stop dan gewoon met zo vaak je handen wassen, dat is toch niet zo moeilijk?
Mijn broer was een groot onderdeel van mijn jeugd. Ik wilde alleen zijn oude kleren dragen, doen wat hij deed, ik nam zijn oude fietsen over, en ik wilde alles met hem doen. Deze versie van mijn broer kan ik mij nauwelijks meer herinneren. De lieve, zachtaardige, donkerblonde jongen was veranderd in een lichaam gevuld met angst en stress. De rugzak met problemen die hij elke dag droeg werd steeds zwaarder en voller. De inhoud begon zich ook van buiten te laten zien. Zijn handen werden steeds droger en roder. Mijn broer zag er moe uit, alsof hij dagenlang niet had geslapen. Slaaptekort had hij niet, in het weekend moest mijn moeder hem om vier uur ’s middags uit bed halen. Ik kon het maar niet begrijpen. Wat was er met mijn broer gebeurd? Vrienden had hij genoeg, hij haalde goede cijfers en hij zag er leuk uit. Op papier had hij een prima leven, maar vanbinnen woedde er een storm die alleen maar erger en erger werd. Wat begon bij een paar druppels regen, was veranderd in een flinke hoosbui. Later zou deze hoosbui transformeren naar een orkaan, wat we ons nog niet konden voorstellen.
Een jaar nadat het vijfde deel van de familie was gearriveerd, besloten mijn ouders dat mijn broer naar de psycholoog moest. Die psycholoog veranderde al snel in een psychiater. Hij liet er niks over los, niet naar mijn ouders en niet naar mij. Ik ben altijd al nieuwsgierig geweest. Op een dag, ik was weer eens op verkenning, kwam ik een doosje tegen in de kast in de badkamer. In de kast bewaarden we alle pleisters, de föhn, mijn moeders make-up en smeerseltjes, en medicijnen. Naast de gebruikelijke doosjes, was er een nieuwe bijgekomen, kalmeringsmiddel. Voor wie zou dat zijn? Na mijn ontdekkingstocht in de badkamer, ging ik over naar mijn vaders studeerkamer. Daar ging ik, de trap op naar de zolder. Honderden laatjes om door te kijken, en allemaal mapjes. Ik begon bij de bovenste een la vol saaie papieren. De volgende, kilo’s papier. De volgende, een mapje met mijn broers naam erop.
“Bang dat als hij zijn handen niet wast, dat het huis in brand vliegt en familie doodgaat”, staat er in het mapje. Ik vond het altijd lastig om mijn broer te begrijpen, maar dit is de eerste keer dat ik in zijn hoofd kan kijken. Deze gedachte in zijn hoofd doet veel met me. Ik vond het altijd maar raar dat hij zo deed. Nu begrijp ik hem beter dan ooit, ik zou ook de huid van mijn handen eraf wassen als ik dat soort dingen zou denken. Huisgenoot vijf, die dat soort akelige dingen naar je schreeuwt. Als je niet je handen wast gaat je familie dood, als je niet dit schoonmaakt gebeurt er dit. Geen wonder dat er iets in hem knapte.
Bam, daar gaat het spaarvarken, in duizend stukjes op de grond. Ratsj, poster van de muur. Nog een paar knallen, speelgoed kapot. Gesnik, een huilende broer. Voor het eerst verzette mijn broer zich tegen huisgenoot vijf. Zijn woede was sterker dan de dwangmatige stemmen. Toch vond ik het verschrikkelijk. Daar zat ik, huilend achter mijn rode bureautje. Ik had alles gehoord, want het speelde zich af in de gang die tussen mijn broers kamer en die van mij zat. Mijn vader kwam binnen. Hij had mijn broer getroost, en nu was het mijn beurt.
Acht jaar verder, acht lange jaren met huisgenoot vijf. Er waren periodes dat huisgenoot vijf minder betrokken was in het huis, periodes dat hij dagenlang zich met alles bemoeide, en dagen dat de familie in harmonie leefde met hem. Mijn broer leerde zich te verzetten tegen de giftige, manipulatieve stem in zijn hoofd. Mijn broer kwam terug, hij bloeide weer op. Hij lachte vaker, sprak weer af met zijn vrienden, en werd fijner om bij te zijn. De gestreste, chagrijnige, boze versie van hemzelf was weg. Iets wat we nooit hadden durven dromen. Het ging goed met mijn broer, totdat de pandemie roet in het eten gooide.
Was je handen, desinfecteer je handen, blijf hygiënisch, een van de basisregels die werden ingesteld toen het virus Nederland bereikte. In elke winkel, elk gebouw, de winkels lagen er vol mee, desinfecteergel. We waren weer terug bij af. Handen weer rood van het wassen, en mijn broer was weer een lichaam gevuld met angst. Hij ging permanent in quarantaine voor zichzelf. Hij zag niemand, en zat alleen op zijn kamer met huisgenoot vijf die in zijn hoofd spookte. De storm was teruggekeerd. De coronacrisis was heel erg zwaar voor hem, maar ook mijn ouders. Ik was inmiddels uit huis, en mijn broer zat nog thuis. Ik at liever niet bij mijn familie. De aanwezigheid van de vijfde huisgenoot woog zwaar op mijn familie, wat ik heel lastig vond om te zien. Ik praatte af en toe nog wel eens met mijn moeder hierover, zodat zij haar hart kon luchten. Mijn vader ging terug naar zijn oude tactiek, negeren en grapjes maken. Het was geen fijne plek, thuis.
We zijn nu weer twee jaar verder. De vijfde huisgenoot is er nog steeds, en volgt mijn broer nog altijd elke dag van de week. Een paar weken geleden was zijn diploma-uitreiking van zijn bachelor. De avond van tevoren belde hij mijn moeder nog op omdat hij ziek was en niet wilde gaan. Huisgenoot vijf komt naar boven tijdens de meest ongunstige momenten. Mijn moeder was streng, en we zijn toch gegaan. Het was een leuke dag, en toen hij op het podium stond met zijn afstudeerhoedje en sjerp, werd ik toch een klein beetje emotioneel. Hij heeft flink wat zware jaren achter de rug, en toch staat hij daar met zijn diploma, mooi om te zien. We gingen daarna uit eten. Er stond een pompje met desinfecteergel op tafel. Vier, vijf, zes keer heeft hij erop gedrukt. De huisgenoot kan ook niet eens een keertje thuisblijven. Ik zag mijn ouders ook kijken, maar niemand zei iets. Op zo’n feestelijke dag schenken we geen aandacht aan huisgenoot vijf. Dat kan morgen wel weer.