Ik zit naast hem op bed terwijl hij een beetje aan het priegelen is op zijn laptop. “Wat ben je aan het doen?” “Oh gewoon een beetje mijn muziek aan het bewerken”, antwoord hij verveelt. Ik slaak een kleine zucht en ik loop naar de keuken om een kopje thee voor mezelf te zetten. Terwijl het water aan de kook begint te komen zie ik twee vogeltjes buiten enthousiast om elkaar heen vliegen. Ik schenk het water in mijn theeglas en loop terug naar de slaapkamer.
“Hoe lang ben je nog bezig? Zullen we straks iets leuks gaan doen?” Na een diepe zucht volgt een geïrriteerde; “ja ik ben zo klaar.” Ik draai me om en klap mijn laptop open. Doelloos laat ik mijn cursor over het beeldscherm vliegen. Dan open ik Google en ga naar Netflix. Er verschijnen drie plaatjes op mijn scherm waarvan een met mijn naam eronder. Ik klik op ‘Loes’. Ik klik mijn favoriete serie aan en vouw mijn handen om mijn warme kop thee. Na twee afleveringen draai ik me weer om. Hij zit nog steeds voorovergebogen op zijn laptop. “Heb je wel tijd voor mij?” “Ja ja, natuurlijk,” antwoord hij vluchtig. Hij kijkt mij even kort aan en richt zich dan weer op zijn laptop. “Ik weet niet of ik op deze manier nog wel je vriendin wil zijn.” Geschrokken kijkt hij op, zijn blik gevuld met verontschuldiging. “Oh sorry… ik wist niet dat je het zo erg vond”, antwoord hij onzeker. Er spoken allerlei gedachten door mijn hoofd. ‘Wil ik dit nog wel? Houdt hij nog wel van me?’ Ik probeer mijn onzekerheid aan de kant te schuiven. “Vind je het misschien leuk om samen muziek te maken?”, vraag ik voorzichtig. “Je weet dat ik geen muziek met je wil maken, want je bent gewoon niet goed genoeg.” Ik probeer mijn tranen binnen te houden en draai me weer om. We zijn inmiddels drie maanden samen maar ik begin me steeds meer af te vragen of ik hier wel gelukkig van word.
Inmiddels is het een paar dagen later. We hebben elkaar nog een paar berichtjes gestuurd maar daar bleef het bij. Vandaag gaan we weer naar de lichtsculpturen in de stad kijken. Dit was onze eerste date. Stiekem hoop ik dat we op deze manier de chemie tussen ons weten terug te vinden. Voordat ik onder de douche stap stuur ik hem nog een enthousiast bericht; “Goedemorgen schat! Lekker geslapen?” Snel leg ik mijn telefoon weg en spring onder de warme stralen. Terwijl ik met mijn handen de shampoo over mijn haar verdeel, overweeg ik mijn kledingkeuze. Hij vindt rokjes heel leuk. Misschien dan toch maar een rokje aan doen vandaag ondanks dat het koud is. Terwijl ik me afdroog krijg ik een berichtje: “Goedemorgen, ik ben om 13u in Nijmegen!” Het berichtje wordt gevolgd door een rood hartje. Ik trek mijn trui over mijn hoofd en ren de trap af naar beneden. Terwijl ik mijn boterham met eiersalade naar binnen schuif gaat de bel. Via de intercom, roep ik: “Hoi! Kom maar binnen!” Ik druk op de knop die de deur opendoet en ren de trap af. Ik vlieg hem in zijn armen en druk hem stevig tegen me aan. “Ik ben zo blij dat je er bent.” Kelvin probeert zich los te maken uit mijn greep en zet een stap achteruit. “Wat zie je er mooi uit, dat rokje staat je goed.” Hij trekt zijn jas uit en hangt deze over de kapstok. Als we aan de eettafel gaan zitten en ik hem wat te drinken aanbiedt zegt hij dat hij zich niet zo lekker voelt. “Ik voel me gaar.” Dit zegt hij zo vaak dat ik er inmiddels niet veel waarde meer aan hecht. Ik loop naar de keuken en schenk een groot glas water voor hem in. “Hier, dit zal je vast wel goed doen.”
Tegen een uur of acht stappen we op de fiets. Ergens krijg ik het gevoel dat hij er geen zin in heeft. Het is al donker buiten en er waait een guur windje. Ik baal ervan dat ik geen handschoenen meegenomen heb. Vlug steek ik mijn handen omstebeurt in mijn jaszak om ze op te warmen. Kelvin staart voor zich uit en trekt zijn capuchon over zijn hoofd tegen de koude wind. We rijden de Waalbrug af en parkeren onze fiets aan het begin van de stad bij de bibliotheek. De hele stad is versierd met kerstverlichting en overal staan kraampjes waar je glühwein en chocolademelk kan kopen. Via de bibliotheek kunnen we gemakkelijk naar de Waalkade lopen waar de eerste lichtsculpturen te vinden zijn. Terwijl we naar de kade lopen probeer ik hem op te vrolijken. “Zullen we warme chocolademelk met slagroom halen?” “Nee, niet echt zin in.” Hij draait zijn hoofd weg en loopt een stukje voorruit. Er ontsnapt een zucht uit mijn mond. Als we de hoek omlopen worden we overschaduwd door een groot lichtgevend rendier. Het rendier wordt omringd door mensen die geïmponeerd omhoogkijken, stelletjes met warme chocolademelk en families die zich verzameld hebben om de sculpturen te bewonderen. Enthousiast draai ik me om, Kelvin loopt achter me aan met zijn handen in zijn zakken. Hij geeft me een zuinige glimlach en geeft me een aai over mijn rug. Ik loop naar het rendier toe en probeer het bord te lezen met aanwijzingen om de volgende sculptuur te vinden. Ik wring me tussen de mensen door, Kelvin blijft op een afstandje staan. Hij heeft nooit zo de behoefte gehad om vooraan te staan en informatiebordjes interesseren hem ook niet echt. Nadat ik een foto heb genomen van het rendier lopen we door. Ik denk te weten waar de volgende sculptuur te vinden is, niet ver hier vandaan. “Ik voel me echt niet lekker,” zegt Kelvin op een vermoeide toon. “Oké, wil je liever naar huis?”, vraag ik teleurgesteld. “Eigenlijk wel ja, maar ik weet hoe leuk je dit vindt.” Ruzie is wel het laatste wat ik wil maar ik baal er echt flink van. In stilte lopen we terug naar onze fietsen. Als we bij mijn huis aankomen loopt Kelvin meteen naar boven om zijn spullen bij elkaar te rapen. Hij stopt alles snel in zijn rugzak en zegt me gedag. Ik kijk hem nog na als hij de straat uitloopt.
Een paar dagen later krijg ik een berichtje: “kan ik naar je toekomen? Ik wil graag met je praten”. Een koude rilling loopt over mijn rug. Wat zou dit te betekenen hebben? “Kan het dit weekend?” Vraag ik nog. “Nee, liever vandaag.” Een paar uur later gaat de bel. Ik voel meteen een steek in mijn buik. Gespannen loop ik de trap af en doe de deur open. “Vind je het goed om een stukje te gaan wandelen?” Gespannen en misselijk loop ik de trap op om me om te kleden. In stilte lopen we de straat uit, ik word overspoeld door emoties. We blijven maar lopen totdat Kelvin bij een muurtje stopt. “Ga je het uitmaken?” Hij slaat zijn ogen neer en frummelt zenuwachtig met zijn handen. “Ik had zo graag gewild dat jij het uitgemaakt had.” Ik ben zo van slag dat ik niet helder kan nadenken. Ik snap niet wat hij bedoelt en ik kan alleen maar denken ‘waarom?’. “Dus je maakt het uit?” Vraag ik nu op een geïrriteerde toon. Ik krijg een onzekere ‘ja’ terug. Dan plots loopt Kelvin weg. Ik spring van het muurtje en loop achter hem aan. Op het moment dat hij ziet dat ik achter hem aankom begint hij te rennen. Buitenadem kom ik thuis, ik draai de deur van het slot en sprint naar boven. Daar staat Kelvin midden in de woonkamer met zijn tas in zijn handen.
Had ik achter hem aan moeten lopen nadat hij naar huis wilde gaan? Had ik mijn excuses moeten aanbieden? Had ik liever voor hem moeten zijn? Ik zak op de grond in de badkamer. Een week amper slapen breekt me op. Tranen rollen over mijn wangen gevolgd door ongecontroleerd gesnotter. Op mijn kamer staat nog een half potje melatonine. Met veel moeite heb ik die afgelopen week laten staan. Mijn lijf trilt. Voorzichtig probeer ik op te staan, ik hijs mezelf aan de wastafel omhoog. Opgezwollen rode ogen en enorme wallen zie ik als ik in de spiegel kijk. Ik zet de kraan aan een gooi een flinke plens koud water in mijn gezicht. Dat lucht op. Ik loop naar mijn kamer en pak het potje melatonine. Wat is de zin nog van het leven? Moet ik dan voor altijd alleen blijven? Zelfs Kelvin wil je niet! Mijn hoofd maakt me helemaal gek. Ik trek het potje open en kijk naar de onschuldige kleine witte pilletjes. ‘Op deze manier hoeft het niet meer van mij’, spookt steeds weer door mijn hoofd. Ik vul een glas water op de badkamer en glij weer op de grond. Het potje melatonine laat ik op mijn schoot rusten terwijl ik een grote slok koud water neem. Met mijn andere hand schud ik een pilletje uit het potje en stop hem in mijn mond. “Wat maakt het ook nog uit”, ik schud het potje leeg in mijn mond en spoel de pilletjes weg met een grote slok water.