Mijn stad

Mijn stad

Op een zomerochtend waar dauw nog laag boven de straat hangt ontwaakt mijn nog enige steen. De stad is jong en bovendien ik ook. Ik heb nog geen idee dat ik tot de icoon zal uitgroeien die ik nu ben. Stadsbewoners kijken vol bewondering naar mijn enige steen. Twee meisjes, de één met lange blonde vlechten en de ander met een strik in het haar staren naar de lucht. “Zal die toren dan echt zo hoog worden?”, vraagt de één de ander. Door het smalle straatje waar de slager zijn deuren net opent huppelen ze weg. Het is 1321 en er staat mij nog veel te wachten. Utrecht veranderd in mijn eerste decennia in haar landschap, mijn stad wordt het religieus centrum van de Noordelijke Nederlanden. Pelgrims zie ik de stad in- en uitgaan. Reizigers komen langs om de relikwieën van Sint-Maarten te vereren, de heilige waaraan de Domkerk gewijd is.  

De klokken bepalen het ritme van het stadsleven. Markten stromen vol mannen, vrouwen, kinderen en dieren. Kippen worden verhandeld en zakken graan geopend. Ik krijg meer overzicht doordat ik steen voor steen groei. De glorie van de stad is altijd aanwezig. Een jongen met zijn jasje over z’n arm holt door de straat, terwijl hij zijn bal steeds verder schopt. Het is warm en af en toe voel ik een briesje tussen de gleuven van mijn keien. De jongen rent steeds verder richting de markt, zijn bal voor hem. Hij trapt ‘m nogmaals naar voren, maar kruist dan een zware man met een kruiwagen vol hooi. De jongen struikelt en beland net voor de kruiwagen, zijn bal in het hooi. Ik lach de jongen toe en hoop dat hij zijn bal nog terugvindt.  Tegen de tijd dat ik in 1382 eindelijk voltooid wordt, is de wereld alweer aan het veranderen. Ik torenhoog boven mijn stad uit en kijk uit over de velden en rivieren van Utrecht. In het verre zuiden dreigt er iets te ontstaan wat mij wellicht tegen zal werken. Maarten Luther, een Duitse monnik, begint te protesteren tegen de katholieke kerk. Dit nieuwtje verspreid zich als een lopend vuurtje door mijn stad. De Domkerk waar ik aan vast ben gemaakt is een stevige katholieke kerk en daarmee het hart van de religie.  Protestanten verspreiden zich als besmetting door Europa in 1566. Verandering ga je niet tegen en zo Utrecht ook niet. Ik zie vanuit de stille hoogte mijn stad bestormd worden. Mannen met fakkels veroveren straten en pleinen. De meeste katholieke kerken in Nederland worden geplunderd. Gelukkig blijft de Domkerk gespaard op een aantal aanpassingen na. Ze haalden oude katholieke symbolen weg en vertrokken. Weg uit mijn stad. Maar niet lang erna breekt er nog meer ellende uit.  

Op een regenachtige namiddag verzamelen inwoners van mijn stad zich op het plein. Straatjes vullen zich met boze mensen. Ze zijn de Spaanse overheerser zat en willen korte metten met hem maken. Een uitgeputte oudere vrouw leunt tegen me aan. Mannen rennen met hooivorken, bezems en ander gereedschap langs haar heen. De vrouw kijkt trots omhoog, naar mij. Ik zie haar wilskracht en de liefde voor onze stad. Ze kijkt even naar beneden en dan recht vooruit. Zet haar handen op haar knieën en ademt diep in. Ze strekt zich en rent, iets moeizamer dan de rest, maar met volle kracht vooruit. Het regent steeds harder, hoe donkerder het wordt hoe beter ik mijn mede inwoners met fakkels de stad zie rondtrekken. Soldaten lopen door de straten en spanning hangt nog in de lucht. Gelukkig is mijn stad een strategisch punt waar minder gevochten wordt als in andere steden. Vloten schepen varen over de Rijn volgeladen met wapens en eerste levensmiddelen. Het is in deze periode dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geboren wordt. Ik zie mijn land veranderen in een welvarende jonge natie die binnenkort zal belanden in een Goude Eeuw.  

Maar de tragedie houdt niet op. Tijdens een zwoele zomernacht zie ik inwoners van mijn stad struinend door de kleine straatjes, van de kroeg op weg naar huis. Eén van de laatst beschonken bezoekers trekt de krakende deur van de kroeg rechts naast mij met een harde bonk dicht. Het begint zachtjes te miezeren en een koele lucht verspreid zich door kleine steegjes. De hemel wordt donkerder en donkerder, de wind begint harder en aan me te trekken. In mijn hoeken voel ik lichtjes gewiebel. Dit blijkt geen gewone storm, maar een orkaan. Deze angstaanjagende kolk vol harde windstoten en een pitzwarte lucht achter zich kwam alsmaar dichterbij. Ik probeer mezelf zo stevig mogelijk vast te nagelen aan de grond. Het eeuwenoude middenschip van de Domkerk die mij en de kerk verbindt hield de wind niet langer en stortte in. Een gapend gat ontstond in deze donkere nacht. Ik stond losgekoppeld van de rest van de kerk, eenzaam boven mijn verwoestte stad. Slagers, kappers, boeren en bakkers stonden de volgende ochtend onder mij geschokt te kijken door het tafereel wat zich vannacht voordeed. De ingestorte kerk was voor velen van hen een groot verdriet. De laatste vlagen wind van de storm stroomden door mijn stad heen. Kinderen mochten nog niet naar buiten, starend voor het raam hoor ik ze zich verbazen. Al snel beginnen de eerste zonnestralen zich te vormen en door de overgebleven stormwolken heen te dringen. Ik zie mijn stad weer oplichten. 

Een hele tijd blijft het rustig in Utrecht, het stadsleven lijkt weer zo op te bloeien alsof er helemaal niets is gebeurd. Ik hoor steeds meer inwoners praten over wetenschap en vrijheid. Discussies gaan er soms hevig aan toe in de kroeg rechts naast mij. De Verlichting komt aan bod. Mannen en vrouwen trekken oude tradities in twijfel, ze lijken wel klaar voor een nieuw begin. Als dat maar niet zonder mij is… Een nieuwe mensheid, dat lijkt mij best spannend. De eerste universiteiten werden gebouwd, door de Franse Revolutie schokte golven van nieuwe ideeën ook door Utrecht heen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap zullen de nieuwe levensgewoonten worden van mijn stad.  Niet alleen wetenschap en vrijheid zijn de nieuwe ideeën van het volk, ook industrialisatie en restauratie worden steeds populairder. Ons koninkrijk begint zich te moderniseren. De industriële revolutie verspreidt zich langzaam. Utrecht wordt niet hetzelfde industriële centrum als Rotterdam of Amsterdam, maar met de komst van nieuwe technologieën en spoorlijnen wordt zij toch verbonden met de rest van Europa. Ook ikzelf word weer opgebouwd door middel van nieuwe stenen en materialen. In 1826, pas honderdvijftig jaar na de storm beklimmen mannen met gereedschap mij en beginnen met de eerste grote restauraties. Langzaam krijg ik mijn iconische glorie terug.  

Maar die levendige glorie zal niet lang duren. In de twintigste eeuw zie ik meerdere oorlogen voorbijkomen. Ik voel spanningen in de lucht hangen die mij angstig maken. Mijn stad blijft neutraal, maar de onrust woedt door de rest van Europa. Niet veel jaar later wordt toch mijn stad ook bezet. In een Tweede Wereldoorlog zie ik dat inwoners van mijn stad honger krijgen en soms worden beschoten of meegenomen door mensen uit een ander land. Ik hoor nachtenlang bommen vallen. Harde ontploffingen en vernieling vindt plaats in een stad naast mij. Vergeleken met Rotterdam en haar inwoners blijf ik nog aardig gespaard. Ik voel pijn, de bakker naast het plein en de kroeg rechts van mij moeten sluiten. Een Utrechter zal geen Utrechter zijn als hij niet zal vechten voor zijn stad. Ik zie groepjes soldaten vertrekken naar het front, vrouwen en kinderen blijven achter. De kleine straatjes zien er nu grauw en verlaten uit. Velen van hun keren nooit meer terug. Toch kent mijn stad opnieuw geluk toen we werden bevrijd in 1945. De bakker naast het plein krijgt nieuw personeel en de kroeghouder keert vermoeid terug. Mijn klokken worden hevig geluid, urenlang presteer ik mijn mooiste klanken. De Nederlandse vlag wordt boven in mij uitgehangen. Mensen zingen en juichen door de straten van mijn stad. Trots kijk ik vanuit mijn hoge positie toe.  

Na de oorlog breidt mijn stad zich snel uit, Utrecht moderniseert, maar ik blijf staan als symbool. Ongeveer veertig jaar later, na een welverdiende periode van rust komt er iets gigantisch naast mij te staan. Mannen met gereedschap staan naast me en bekijken me. Ze hebben papieren met tekeningen in de hand en overleggen met elkaar. Datzelfde jaar staat er een raket-op-schaal naast me… Ene Chriet Titulaer bedacht dat het tof promotiemateriaal zou zijn voor de ruimtevaartexpositie Space ’86. Nou kom ik mooi even in de schaduw te staan. Wel krijg ik veel aandacht van mijn mede-inwoners. Ze zijn trots, zoals altijd. Mijn mede-inwoners krijgen een idee van hoe immens groot zo’n raket is. Net zo groot als ik, toch steek ik wat meer uit door mijn torentje.  

Een tijd is alles hetzelfde, mijn stad blijft hoe die is er zijn geen veranderingen. Ergens anders op de wereld zijn die er wel. Ik word nagemaakt in Japan. Hoewel ik er zelf niet heen kan, omdat ik vast in mijn stenen sta, vertelt een medewerker mij alles wat hij daar in Japan heeft gezien. Ja, tegenwoordig heb ik zelfs medewerkers, ik ben zo populair dat bezoekers geld uitgeven om mij te bezichtigen en die worden dan rondgeleid door mijn gidsen. Jan, zo heet één van die gidsen, staat tegen me aan. Hij haalt een pakje sigaretten uit zijn linker jaszak en zoekt zijn aansteker, die in zijn kontzak blijkt te zitten. Hij steekt één van de peuken aan en blaast voldaan de rook die de sigaret achter laat langzaam uit. Hij begint te vertellen; “Hoewel Japan op zichzelf al een redelijk bizar land is, was het een nieuw soort bizar toen ik Huis ten Bosch binnenliep. De plek waar je replica staat.” Jan schraapt zijn keel en vertelt verder: “Eenmaal binnen loop je tegen Amsterdam Centraal aan, wat tevens een hotel is. Mensen blijven daar overnachten die het park bezoeken. Daarachter doemde je op, terwijl ik al een halfjaar aan het reizen was In Japan keerde mijn cultuur in één klap terug.” Rillingen lopen over mijn rug terwijl Jan blijft vertellen, wat ik kan doen voor de inwoners van Utrecht maakt mij zo trots als een pauw. “Van de lantaarnpalen tot aan de bankjes is het exact hetzelfde als in Utrecht. Alleen de poffertjes zijn het net niet. Maar wees niet bang, je bent toch echt wel een origineel. Er zitten grote verschillen tussen jou en je replica in Japan.” Ik slaak opgelucht een zucht en luister aandachtig verder. Jan tikt ondertussen de as van zijn peuk dat naast hem richting de grond fladdert. “Er zijn geen klokken, dus ook geen galmborden. Er zit een lift in dus is een groot deel compleet dichtgemaakt met baksteen. Bovendien is jouw replica in Japan 105 meter hoog en kan je niet onder jouw poort door lopen.” Jan laat zijn peuk onder zijn zwartgelakte schoen vallen en drukt deze met een van links-naar-rechts beweging uit. Nadat hij mij even aankijkt door een blik naar boven te werpen loopt hij naar zijn kantoortje, waar de volgende groep mensen op hun rondleiding staat te wachten.  

Nu ik ook in andere landen erg beroemd ben kunnen ze mij niet meer iconisch krijgen, of toch wel? In Frankrijk hebben ze het er al maanden over, de Tour de France. Ik heb het nog nooit gezien. Vanavond hoef ik alleen maar naar beneden te kijken, ze fietsen namelijk onder mij door! Allen zullen mij bewonderen, hoe ik glinster in de kleuren van Frankrijk. Of de kleuren van Nederland, het is maar net hoe je het bekijkt. Het is een warme dag, ik hoor in de straten dat het 5 juli 2015 is. De wielrenners zullen vanavond individueel strijden voor de beste tijd. Ze rijden maar liefst 13,8 kilometer. Ik ben blij dat ik toe kan kijken, en dat vanuit de beste plek! 

Het is tijd dat ik vakantie opneem, na nog twee grote restauraties straal ik door heel Utrecht heen. Als een iconisch herkenningspunt mag ik trots zijn, en mijn stad op mij.  

 

 

 

 

 

 

Over de auteur

Merel Zoomers

Merel Zoomers is een student aan de Hogeschool Utrecht. Als journalist schrijft Merel voor Amersfoort-Noord Nieuws. Iedere week houdt zij interviews met interessante mensen. Merel stort zich op onderzoek. Van een klein onderwerp kan zij een succesvol verhaal maken.