Steeds minder Nederlanders hangen een geloof aan of zijn lid van een kerkgemeenschap. Ons land kent twee grote Christelijke stromingen: de Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk. Zowel het aantal gelovigen als functionerende kerken daalt voor beide groepen, maar loopt dit gelijk?
Nederland is al sinds 1958 een seculier land, dat betekent dat de staat en kerk gescheiden functioneren. Deze trend zette zich verder voort in de jaren zestig tijdens de ontzuiling toen mensen zich losmaakten van de vier zuilen: de liberalen, de socialisten en de twee Christelijke zuilen: de Katholieken en de Protestanten samen ‘de confessionelen’. Doordat mensen meer als individu begonnen te denken, in plaats van als groep kwam ook de ontkerkelijking op gang. Steeds minder mensen hangen een geloof aan en een groeiend aantal kerken sluit hun deuren voor religieuze diensten en gaan verder als monument of vervullen uiteenlopende publieke functies.
Van kerk en gemeenschap los
Zowel het aantal kerken als het aantal gelovigen van de twee grote Christelijke gemeenschappen vertonen een dalende trend. Toch is opvallend dat ondanks het feit dat er meer Nederlandse Katholieken zijn, Nederlandse Protestanten meer geregistreerde kerken hebben en ondanks hun kleinere aantal meer kerken per gelovige hebben en de terugname in hun aantal kerken minder snel verloopt dan dat bij de Katholieke kerk. De terugname in het aantal gelovigen en aantal kerken loopt niet evenredig.
Maar hoe kan dat?
Ondanks het feit dat Protestanten meer kerken hebben, ondanks dat ze een kleiner aandeel van de Nederlandse bevolking zijn, is hier een duidelijke verklaring voor. Hierbij nemen we een kijkje terug in de geschiedenis.
Toch is hier een culturele en historische verklaring voor. Van oorsprong is Nederland een veelal Protestants land en woonden er voor de ontkerkelijking meer Protestanten dan Katholieken in Nederland. Daarbovenop zijn Protestantse gemeenten op hun beurt weer in allemaal kleinere stromingen verdeeld. Katholieke kerken zijn vaak groter, omdat zij een hele gemeenschap moesten huisvesten in hun gebouwen, terwijl protestantse kerken vaak kleiner zijn en in veel dorpen een hervormde en een gereformeerde kerk. Hierdoor zijn er automatisch meer Protestantse gemeenten.
Maar wat verklaart de snellere afname in katholieke kerken per hoofd? Dit zit hem in het feit dat de katholieke participatie in Nederland kleiner is, met minder mensen die wekelijks of regelmatig de kerk bezoeken. “In Nederland, waar het protestantisme de norm was, diende het katholieke geloof in de zuidelijke provincies Brabant en Limburg vooral als een baken voor gemeenschap. In de tijd dat het oorspronkelijk Protestantse noorden zo vroeg als late negentiende eeuw langzaam minder afhankelijk werd van de kerk en het geloof, bleef het zuiden vaak nog achter. De baken viel pas weg toen Nederland een steeds meer seculier en individualistisch land werd tijdens de ontzuiling in de jaren zestig en ook in het Zuiden de afhankelijk van de kerk en behoefte aan een gemeenschap minder essentieel werd voor overleving”, verklaart religiewetenschapper aan de Radboud Universiteit te Nijmegen Joris Kregting.
Al mijn data is afkomstig van het CBS, de Radboud Universiteit en de Protestantse Kerk Nederland. Voor de figuren over de aantallen kerken heb ik gekozen voor de lijndiagrammen, deze zijn ideaal voor het aangeven van afnames en toenames, ik heb gekozen voor het benoemen concrete cijfers, omdat dit tastbaarder is dan percentages vanuit een gehele bevolking die op verdere factoren nog verder verandert. Wel heb ik benoemd wat de gemiddelde afname in percentage is, omdat de getallen die daaruit komen niet precies zijn en omdat snel laat zien welke groep sneller in tempo afneemt. Er is gebruik gemaakt van AI, maar enkel om te rekenen en niet voor het verschaffen van aantallen en informatie omdat deze mogelijk onbetrouwbaar zijn als je AI gebruikt. Voor de figuur van religieuze samenstelling heb ik een format gebruikt met vier taartdiagrammen. Taartdiagrammen zijn ideaal voor het weergeven van een gehele bevolkingssamenstelling en percentages. De vier jaartallen bevatten ongeveer de aanvang van een significante gebeurtenis of verandering in de samenleving die geheel verandert is om de relevante ontwikkeling aan te geven. Allerlaatst heb ik een horizontale staafdiagram toegevoegd die aangeeft hoe betrokken beide groep is, ik heb deze vorm gekozen omdat het direct naast elkaar legt wat het contrast duidelijker maakt.