Het is 1996 als Anne en Ronald in het vliegtuig zitten naar Los Angeles. Er staat hun een mooie rondreis langs de westkust van de Verenigde Staten te wachten. Vlak voor de reis had Anne een afspraak gemaakt met haar vriend Ronald. “Vanaf het moment dat we in het vliegtuig zitten, ga ik weer normaal eten, dat beloof ik.’’
Nu zaten ze daar, hoog boven de wolken, omgeven door het gedempte geruis van de motoren en het zachte gepraat van medepassagiers. De stewardess komt voorbij met het ontbijt. Op het dienblad ligt een croissant, een broodje, een bakje yoghurt met muesli en een plakje kaas of ham voor op het broodje. Onschuldig bijna, maar niet voor haar. Haar handen beginnen licht te trillen terwijl haar blik niet loskomt van het eten. Ze slikt, haar adem stokt even. “Hoe kan ik dit ooit naar binnen krijgen?” Zonder Ronald aan te kijken, voelt ze zijn bezorgde blik, het stille verlangen dat ze eindelijk zou winnen van die stem in haar hoofd, die stem die al zo lang tegen haar schreeuwde. “Niet eten. Minder. Altijd minder.” Maar Anne ziet op dat moment één uitweg, en dat is onderhandelen met Ronald wat ze allemaal moet eten. Kijkend naar het gevulde dienblad voelt Anne dat de eetstoornis haar leven volledig beheerst.
De reis
Het is een warme dag in de bergen, de zon brandt op hun huid, terwijl de temperatuur oploopt tot 30 graden. Ondanks de hitte zijn Anne en Ronald vastberaden om een wandeling te maken naar een uitzicht punt. Goed uitgerust met water en een paar simpele boterhammen starten ze aan de klim naar boven.
Na ongeveer 2,5 uur wandelen door de bossen komen ze aan op het uitzicht punt. Het uitzichtpunt biedt een adembenemend schouwspel van steile kliffen, zonovergoten naaldbossen en een azuurblauwe oceaan die ver uitstrekt. Ronald loopt meteen naar de rand toe om het beste uitzicht te krijgen en daar een mooie foto van te schieten. Terwijl Anne ook om zich heen kijkt, koelt ze af door een slokje lauw water te nemen. Proberend te genieten, ziet ze op dat moment ook de tijd op haar horloge. Het is zes uur. Ze voelt zich meteen nerveus. ‘’Hoe gaan we ooit voor negen uur avondeten?’’, vraagt ze zich af. Want later dan negen uur eten dat mag volgens Anne’s eetschema absoluut niet. ‘’Ronald, we moeten nu echt weer naar beneden toe, het is al zes uur!’’, zegt Anne terwijl ze onrustig het waterflesje weer in haar rugzak stopt. Ronald draait zich naar Anne toe en kijk met een verwarde en teleurgestelde blik naar haar. ‘’Weg, nu al? We zijn nog maar vijf minuten op het uitzicht punt waarvoor we super lang hebben gelopen.’’ Ronald loopt naar haar toe en kijkt Anne aan. ‘’Ik dacht dat we hadden beloofd om geen eetschema’s meer toe te passen, of niet?’’ ‘’Ja, dat klopt’’, zegt Anne bedroefd.
Terug in controle
Twee maanden later, op een zonnige maandag in Zwolle, wordt Anne wakker van de wekker die afgaat. Het is half zeven. Ze voelt een zwaar gevoel in haar buik en heeft nauwelijks energie om haar bed uit te komen. Met moeite zwaait ze haar benen over de rand van het bed en maakt zich klaar voor weer een nieuwe werkdag. Eenmaal op werk probeert ze zich te focussen op de opdrachten die ze moet afmaken. Haar to-do-lijst staat vol met taken, kleine zwarte letters die haar overweldigen. ‘’Ik kan het niet meer’’, denkt ze. Net op dat moment loopt haar baas langs. Anne staat op van haar stoel en loopt op hem af. ‘’Mag ik even wat vragen?’’ ‘’Ja natuurlijk Anne’’, zegt hij terug. Met een gevoel van angst vraagt ze of ze misschien twee dagen vrij kan krijgen. “ Ik merk dat ik al een paar weken zo laag in mijn energie zit”. Even is het stil. Ze is bang om op te kijken. Ze verwacht een vraag, een afwijzing, misschien zelfs onbegrip. Maar dan hoort ze zijn rustige stem. ‘’Natuurlijk kan dat’’, antwoordt hij. ‘’Dankjewel’’, zegt ze terug. Terwijl ze haar spullen pakt, gaat de gedachte door haar hoofd tot over een paar dagen.
Het is de volgende ochtend. Om acht uur wordt Anne verdrietig wakker. Het idee dat ze faalt, omdat ze een paar dagen vrij heeft gevraagd, klampt zich aan haar vast. Ze had dit nooit mogen doen, denkt ze. Ze had moeten doorzetten, sterker moeten zijn. Ze loopt naar beneden en heeft het meteen koud. Ze gaat maar voor de gaskachel zitten om daar op te warmen.
Na een tijdje dringt het verlangen om de weegschaal weer te pakken naar zich toe. Ze pakt de witte weegschaal van boven. Ze brengt hem naar beneden en zet hem op het vertrouwde plekje voor het grote voorraam en de gaskachel. Het is bijna een ritueel: de weegschaal precies rechtzetten, de gordijnen dichttrekken zodat niemand naar binnen kan kijken. Ze stapt op de weegschaal en kijkt vol angst naar de wijzer die naar rechts toegaat. Hopend dat ze niet zwaarder is geworden.
Oproep tot hulp
Voor Anne het wist waren de twee dagen meer geworden en veranderde het in weken. De dagen waren gevuld met opwarmen voor de gaskachel en meerdere uren achter elkaar op de weegschaal staan. Ze voelde zich steeds depressiever worden en sloot zich bijna volledig af.
Op een koude dag in december zit Anne op de blauwe stoffen bank in de woonkamer. De dagen rijgen zich al wekenlang aan elkaar, gevuld met leegte en routines die nergens toe leiden. Maar vandaag voelt anders. Er is een onrust in haar, een zacht duwtje, alsof iets diep van binnen haar ergens naar toe roept. Ze heeft het idee dat ze naar de computer moet lopen. Ze wandelt de witte wenteltrap op naar boven en loopt de kleine studeerkamer in waar de computer op een houten bureau staat. Ze zet het apparaat aan. Het zachte gezoem vult de kamer terwijl ze inlogt en haar vingers onbewust het toetsenbord aanraken. Ze opent het internet en fanatiek gaat ze op zoek naar websites over eetstoornissen. Totdat ze een tekst ziet die haar plotseling raakt: “je moet iets loslaten wat een deel van jezelf is geworden. Dat is doodeng.” Op dezelfde pagina ziet ze een telefoonnummer van een ervaringsdeskundige. Onbewust pakt ze de telefoon van beneden en toetst het nummer in.
“Hallo, met Sarah.”
Van de schrik hapert Anne even. “Eh… Hoi, met Anne. Ik had uw telefoonnummer online gezien. Klopt het dat u ervaringsdeskundige bent op het gebied van eetstoornissen?”
“Ja dat klopt”, antwoord Sarah. “Kan ik u helpen?”
Anne zoekt naar de juiste woorden en zegt uiteindelijk, “zouden wij een keer kunnen afspreken?”
“Natuurlijk!” Zegt Sarah zonder enige aarzeling.
Diezelfde avond zit Anne op de bank bij Sarah thuis. De kamer is klein en knus. Overal liggen boeken en staan kaarsen. Voor het eerst in lange tijd voelt ze zich niet alleen. Ze praat, voorzichtig eerst, maar de woorden stromen langzaam uit haar, en Sarah luistert zonder oordeel, zonder onderbreking.
“Anne”, zegt Sarah na een tijdje. “Weet je dat er ook groepen zijn waar je mee kan praten?”
Verbaasd kijkt Anne naar Sarah. “Nee, dat wist ik niet.”
“Ze bestaan”, zegt Sarah zachtjes. “Je hoeft er niet alleen doorheen te gaan. Het delen van je verhaal, met mensen die je begrijpen, kan zo’n verschil maken.”
Het idee overvalt Anne. Voor het eerste voelt ze dat er misschien een uitweg is, een mogelijkheid tot hulp. Sarah schrijft op dat moment een telefoonnummer op een papiertje. Terwijl ze het papiertje aan Anne geeft, zegt ze “als je interesse hebt, kan je altijd dit nummer bellen. De groep zit hier in de buurt.’’ Dankbaar kijkt Anne naar Sarah. “Dankjewel voor dit gesprek.”
De doorbraak
Anne probeert te ontspannen op de blauwe stoffen stoel in de kleine ruimte in Deventer. Het is haar eerste bijeenkomst met de groep. Ze kijkt om zich heen, naar de kring van mensen die haar begrijpen. Voor het eerst voelt Anne zich niet alleen. Hier in de praatgroep worstelt iedereen met hetzelfde onzichtbare gevecht.
Toch merkt ze na een paar sessies dat de groep niet genoeg is. Hoewel de steun fijn is, blijft ze thuis vaak achter met dezelfde beklemmende gedachten. Het patroon blijft zich herhalen. Ze voelt dat ze meer nodig heeft, iets intensievers, iets wat dieper gaat dan de woorden die ze hier deelt.
Ze besluit Sarah te bellen. Begripvol luistert ze naar Anne. “Soms is een intensievere behandeling nodig voor herstel”, zegt Sarah. Ze vertelt over een kliniek in Zutphen. ‘’Het is een plek waar je vijf dagen per week heen moet. Je gaat hier door de diepte heen om een nieuw begin te maken’’. Anne luistert aandachtig. Het klinkt voor haar als iets wat ze nodig heeft. ‘’Er is alleen wel een wachtlijst’’, zegt Sarah voorzichtig. Verbaasd kijkt Anne en vraagt hoe lang de wachtlijst is. “Het kan wel zes maanden duren voor je terecht kunt’’. Anne voelt een steek van teleurstelling, maar ze weet dat het waard is.
Diezelfde avond doet Anne iets waarvan ze een paar maanden geleden nooit had verwacht dat ze het zou doen. Ze meldt zich aan voor de kliniek.
Ondertussen kruipen de weken voorbij. Hoewel de sessies met de groep in Deventer haar nog steeds steun bieden, telt Anne af naar het moment dat ze naar de kliniek mag.
Op een warme lentedag valt de langverwachte brief op de mat: de bevestiging dat ze binnenkort mag starten. Anne pakt met trillende handen de brief en kijkt er met ongeloof naar. Ze voelt opluchting, maar ook spanning. Het is een nieuwe stap in de toekomst, een stap naar herstel.