Aangifte of een melding

Aangifte of een melding

Twee politieagenten nemen plaats aan de grote eettafel tegenover haar. De mannen kijken haar beiden aan. Ze wilde dit heel graag zelf, maar het is nu toch wel een beetje spannend. “Kan je ons uitleggen wat er is gebeurd?” vraagt de agent. Tuurlijk kan ze dat, elk detail staat nog in haar geheugen gegriefd. “Nou, het begon zo…” Haar gedachten gaan terug naar afgelopen zondag. De lentezon hield zich schuil achter grijze wolken, langzaam vlogen die voorbij. De kerk is het middelpunt van Schagen, haar lange toren geeft het de illusie alsof zij voorzichtig de wolken kust. Precies tegenover de kerk zat Mayke. Het is geen 20 meter lopen vanaf de kerk naar de terrassen. Een jas is nog steeds nodig, maar de heater geeft genoeg hitte om comfortabel buiten te zitten. Het restaurant bestond nog maar net, toch waren bijna alle stoelen op het terras gevuld. Mensen lachten en praatten. Het weekend werd afgesloten.

“We dronken gewoon wat thee, gewoon een beetje bijkletsen”, Mayke wordt onderbroken.
“Met we bedoel je Lisa, Emma en jezelf?”, vraagt de politieagent.
“Ja klopt. Toen hadden we betaald. We liepen langs een groep jongens op het terras.”
“Kende je de jongens toevallig?”
“Nee, echt geen idee wie het waren. In Schagen is het ons kent ons. Deze jongens kwamen niet hier vandaan zeiden ze.”
“Hoeveel waren het er?”
Mayke twijfelt even. Eigenlijk had ze helemaal niet geteld. “Ik denk een stuk of twaalf”, schat ze.
“En hoe oud waren ze?”
“Ze dronken bier, dus rond de achttien denk ik.”

Het bier had rijkelijk gevloeid voor de jongens. Hun gedrag werd er niet liever van, binnen de groep hing er een baldadige en asociale sfeer. “Kom bij ons zitten”, klonk er. De meiden gaven er geen gehoor aan. Het ging snel. Een arm reikte uit naar Emma, voordat de meiden het doorhadden werd zij zonder pardon op de schoot gezet van één van de jongens. Op Emma’s gezicht was ongemakkelijkheid af te lezen. Het volle terras en het personeel, iedereen stak zijn of haar kop in het zand. Geen vinger werd uitgestoken om de meiden te helpen. Want ondanks dat het duidelijk was dat Emma niet op schoot wilde zitten, toch liet de jongen haar niet gaan. Na wat voelde als een eeuwigheid, zegt een serveerster: “Jullie zitten hier met te veel.” Emma weet te ontsnappen aan zijn schoot en met een gehaaste stap gaan de meiden naar hun fiets.

“Toen pakten wij onze fiets en gingen wij een ijsje halen, daarna wilden we naar mijn huis gaan. Emma en Julia zouden bij mij blijven slapen”, legt Mayke uit. Ze vouwt haar handen in elkaar. Eigenlijk had ze niet verwacht dat ze ooit in een situatie als deze zou komen, al helemaal niet op haar vijftiende.
“Bij Picobello wilden jullie een ijsje halen?”
“Nee, die nieuwe. Die ene op de Nieuwstraat.”
“Hoe laat was dat?” De agenten willen elk detail weten, het verhaal moet helemaal rond zijn.
“Rond 20:00.”

De groep had zelf een krat bier op het terras geopend. Snel werden de jongens de uitgang gewezen door het personeel, voor hen een mooi excuus om even de meiden op te zoeken. Het duurde niet lang voordat zij de meiden hadden gevonden. Als een muur gingen de jongens om de meiden heen staan, zij konden geen kant op. Een opgesloten en benauwend gevoel sloop op Mayke af. Met 46.553 inwoners is Schagen klein, en wie er ooit is geweest kent de Nieuwstraat. Het is één van de weinige straten waar geshopt kan worden. Grenzend aan de weg is een parkeerplaats, er zijn genoeg mensen die langslopen. Hulp leek ver weg, niemand leek van de jongens op te kijken. De ijsjes werden snel uit hun handen gegrist. Bij het verstrijken van de tijd werden de jongens telkens vervelender. Een witte auto met rode en blauwe strepen reed langs. De politie, dacht Mayke nog even opgelucht, misschien heeft het restaurant dat gebeld voor ons. Wanneer de politie zelfs de meiden passeren, beseffen zij dat ze er alleen voor staan. De straat leek ondertussen bestrooid met dronken jongens. De grond werd gezien als een aangename plek om op te liggen, palen werden gezien als een geschikt object om rondom te dansen, en op hun drankgebruik zat geen rem.

Eén van de jongens ging achter haar staan, de bagagedrager werd een rustplaats voor zijn kratje bier. Opeens voelde Mayke een hand op haar bil. Het was geen ongelukje, de hand ruste daar een tijdje. Het maakte Mayke niet angstig.

“Toen werd ik boos”, geeft Mayke eerlijk toe aan de agenten.
“En wat deed je toen?”
“Ik zei: “rot eens op.””
“Zei de jongen nog wat?”
“Dat hij het niks had gedaan”, zucht Mayke.

Dat was de druppel. Haar ademhaling versnelde en haar hart ging sneller kloppen. Paniek nam de overhand, in een waas van stress en boosheid pakte zij haar fiets en fietste ze weg. Het maakte haar niet meer uit of ze een jongen aanreed of niet, ze moest weg. Weer terug bij de kerk pakte Mayke snel haar telefoon. Haar oudere broer was toevallig in de buurt. “Kan je hierheen komen”, haar stem schokte een beetje. Nog voordat ze haar broer op kon hangen, hadden de jongens de fiets van Julia gestolen. Haar ademhaling heeft nog niet het normale ritme gevonden, hyperventilatie lijkt steeds dichterbij te komen. Mayke overzag de situatie steeds slechter.

“Ze waren dus van plan om de fiets te stelen?” de mannen kijken haar vragend aan.
“Ja, totdat mijn broer aankwam. Toen zijn zij achter de jongens aangegaan. Ondertussen waren veel jongens al een beetje weggegaan.”
“En de fiets is weer terecht?”
“Mijn broer kon de jongen van de fiets aftrekken. Hij kwam terug en wij wilden gewoon zo snel mogelijk gaan.”

Al halfzittend op hun zadel wilden ze weggaan. Een jongen gaf Julia nog een kus gedag. De jongen mocht van Julia nog wat klappen ontvangen, waar hij geen gehoor aangaf. Dan lukt het de meiden om Schagen uit te komen, Mayke’s broer fietste mee. Met nog de adrenaline in hun lichaam fietsten de meiden naar huis. Eén van de jongens had zijn naam gegeven, met wat zoekkunsten konden de meiden zijn identiteit snel ontrafelen online.

“En nu zit ik hier, want ik wilde het graag melden bij jullie.” Mayke heeft haar verhaal verteld, stiekem heeft ze de verwachting dat het toch goed gaat aflopen.
“We kunnen twee dingen doen”, zegt de agent, “of je doet aangifte tegen de jongens, of je doet een melding.”
De andere agent legt uit: “het zit zo, aangifte is een heel traject en duurt lang. Dan begint er een rechtszaak. Een melding is ook een goede straf, daar merken de jongens ook wat van.”
“Ja dat gaan ze niet leuk vinden hoor”, geeft de agent nog mee. Dan maar een melding. Als dat ook helpt is dat goed, aangifte kost meer tijd.

Een paar dagen later zoemt de telefoon van Mayke. Een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn vertelt haar dat de melding is gedaan. Zuchtend hangt ze de telefoon op, verwachtingen vallen tegen. Drie jongens zijn gebeld, dat ze dit niet meer moeten doen. Dat is het. Niet meer, niet minder. Nog steeds voelt Mayke zich niet veilig als ze over straat moet. Wanneer zij alleen loopt spits zij haar oren, kijkt ze voorzichtig om en het liefst belt ze met iemand wanneer ze onderweg is. Een gevoel dat meerdere meiden en vrouwen zullen herkennen, acht op de tien vrouwen krijgen te maken met straatintimidatie.

*Vanwege privacyredenen zijn sommige namen weggelaten of veranderd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Over de auteur