Vanuit de zijlijn

Vanuit de zijlijn

Laurens Lammers (19) leefde en ademde op sport. Tot hij op zeventienjarige leeftijd zijn pees scheurt. Hartbrekend nieuws voor een jonge jongen die leeft, ademt en zijn energie altijd al uit sporten heeft gehaald. Als jonge sport- en bewegenstudent vindt hij zijn weg in dit gemis.

Daar ligt hij dan, een zeventienjarige jongen op een koud, chemisch stinkend ziekenhuisbed. Het voelt alsof hij in een bad vol schoonmaakdoekjes is gevallen. De felle UV-lampen flitsen aan zijn ogen voorbij, te snel om bij te houden. De dokters bewegen als schimmen om hem heen, hun stemmen vervagen in een mist van achtergrondruis die hij niet begrijpt. Het enige wat hij duidelijk hoort is de doordringende piep van stress in zijn oren. Zijn lichaam is moe en hyper tegelijk, verstijfd van spanning. Hij schudt met zijn hoofd. Op naar de operatiekamer. Des te eerder hij weer fatsoenlijk kan sporten… toch?

Kleine Lau

We gaan even terug in de tijd. Laurens Lammers was altijd al een bom aan energie. Hij kon nooit stilzitten De jonge atleet die van sport naar sport racete als een superheld. Maandag was het tijd voor voetbal, dinsdag voor golf, woensdag tijd voor tennis, en donderdag weer tijd voor voetbal. Vrijdag? Dan was het tijd voor wedstrijden. Zo zagen zijn weken er nou eenmaal uit, 52 weken in het jaar, voor een kleine tien jaar. Vier keer trainen en twee wedstrijden in de week is niks, wat doe je anders met je tijd Laurens ademde en leefde op sport.

Toekomstig atleet

Hij is zeventien wanneer hij tijdens een voetbaltraining grappen maakt met zijn teamgenoten over een vrouw aan de zijlijn met een foeilelijk kanariegele jas. Hij wisselt tactieken uit met de coach. En rent zijn longen uit zijn lijf. Zijn sporthartje is vol en gelukkig. Sport is mijn kern, denkt hij. Zijn kern van zijn identiteit en geluk. Woorden als “natuurtalent” en “toekomstig atleet” zijn niet onbekend bij de net-puberende Lammers. Hij ziet zijn opa en oma aan de zijlijn, ze lachen trots. Maar dan verandert alles. Een steek van duizend naalden wortelt zich in zijn knie, hij schreeuwt het uit van de pijn en ontmoet de grond. Hij ziet wazig een paar schimmen van teamgenoten en trainer boven hem hangen, ze zeggen dingen. Maar hij hoort niks. Hij kan zich alleen focussen op zijn eigen ademhaling. Wat is er aan de hand?

Geen hoop

Vier jaar later. Laurens wordt weer naar hetzelfde ziekenhuis gereden voor de zoveelste keer in vier jaar. Jaren aan onderzoek, andere theorieën en andere oplossingen, maar niks helpt. Fysiotrainingen, stappenplannen, braces. Maar hop nu zal er toch wel echt een oplossing zijn. Daar gaat hij dan, zelfde ingang, zelfde receptioniste, maar een andere kamer en een andere man. De kamer lijkt killer. Geen gewichten, geen boekjes aan informatie, geen tekeningen hoe je het beste kan revalideren, geen hoop.

De dokter, een grote man met een dikke snor begint met praten. Maar Laurens let niet op. Nog iemand in een witte jas die me nu gaat vertellen hoe het ècht zit, tjah het zal wel, denkt hij. Hij kijkt naar buiten en zijn ogen ontmoeten de voorjaarszon, dezelfde zon die scheen op de dag van zijn eerste wedstrijd. O, wat mist hij het toch. “Laurens het komt niet meer goed,” de woorden ontsnappen onder een flinke snor van de man tegenover hem. Laurens schiet met zijn wenkbrauwen naar het plafond. Geen gedachte komt meer in hem op. De lopende witte jas, Laurens doet geen moeite om de namen te onthouden, komt met het nieuws dat hij per direct onder het mes moest. Zijn knie zal het nog een paar jaar volhouden.

Zowel zijn moeder als Laurens zien eruit alsof er elk moment een zuster hen plat op de grond moet neerleggen, benen omhoog moet doen en ergens koude kompressen vandaan moet toveren. Daar zit hij dan. Het lijkt net alsof hij vanuit een ander perspectief naar zichzelf kijkt. Felblauwe ogen, donkere krullen, eerstejaars op de opleiding sport en bewegen, toekomstig sportdocent. Laurens Lammers de sportfanaat, met een sporthart maar helaas geen sportknie. Als er zelfs geen enkele hoop is ben je alles kwijt zeggen ze wel eens. Hoop is voor de dommen vloekt hij in zichzelf. Het enige zinnige wat bij hem op komt na een gênant lange tijd, was de vraag, “Komen hier naalden bij kijken?”

Doemdag

Op de dag van de operatie gaat de wekker die ochtend gepaard met de vogels, de zon groet zijn kozijnen. Een korte adem ontsnapt in een wolkje zijn lippen. Het wordt dan wel langzamerhand lente maar toch is het zo nu en dan koud in het meest oosterse puntje van het land. Hij kijkt met nog iets wat dikke ogen in zijn kamer rond. Overwinningslintjes, prijzen, foto’s met teamgenoten en een groot FC-Twente banner kijken hem aan. Als ze hem vaarwel kunnen zwaaien zouden ze dat doen. Laurens rukte het FC-Twente dekbed van hem af en vloekte. Beneden staat de hele familie al klaar om met hem naar het ziekenhuis te gaan. “Gaat het?” vraagt oma. “Joah, heb gewoon geen zin in die naalden.” “Held!” grinnikt zijn opa. “Oooo nee Lau dat vind ik ook absoluut niet grappig, vooral wegkijken!” en ze lachen weer. Het gelach valt al snel stil als een lek geprikte ballon. Hij kijkt om zich heen. Daar staan ze dan, zijn geliefde familie. Treurig. Teleurgesteld. Man, het lijkt wel alsof ze onderweg zijn naar zijn eigen begrafenis.

In het ziekenhuis wordt Laurens voorbereid op zijn operatie. In een speciaal, blauw, kil, koud kamertje ligt hij daar op een bed. Allerlei apparaten piepen om heen. Het stinkt. En hij is bang. Daar komen de zusters om hem weg te rollen naar zijn nieuwe lot. Zijn ouders nemen afscheid van hem en dwingen zichzelf te glimlachen. Eenmaal in de operatiekamer voelt hij de kilte van het ziekenhuis door zijn lichaam trekken. Terwijl de anesthesie begint te werken, fluistert hij in zichzelf: “Laat me alsjeblieft beter worden.”

Afscheid van oude gewoonten

De volgende dag halen zijn ouders hem van het ziekenhuis op. Elke hobbel voelt hij in zijn knie. Misselijk kijkt hij naar de straten. Hij ziet jochies met sporttassen naar de voetbal gaan en jonge grietjes met hockeysticks in de hand op weg naar hun vrijdagochtendactiviteiten. Het voelt alsof hij in een andere werkelijkheid leeft, een waarin zijn eigen leven een pauze heeft ingelast. Hij voelt zijn keel samentrekken van emoties die hij niet wil voelen. Hij is niet meer misselijk van de pijn… “Gaat het?” vraagt zijn moeder, ze was druk bezig om zo voorzichtig mogelijk te rijden. Maar dat ging net zo soepel als een paard die met een vork wil eten. “Ik wil gewoon naar huis.”

De overwinningslintjes, prijzen, foto’s met teamgenoten en de FC-Twente banner zien er eenmaal thuis anders uit. Ze lijken hem stuk voor stuk kil aan te staren. Zijn oude voetbalshirt ligt in de hoek van zijn kamer. En daar zal die ook nog wel een tijdje liggen. De geur van zijn zweterige tenues begroet hem niet bij binnenkomst. Er ligt geen sportoutfit voor hem klaar. En zijn agenda tegen zijn kast geplakt is leeg.

Vallen en opstaan

De eerste maanden na de operaties zijn het zwaarst. Kruipen, lopen, hinkelen, laat staan trainen of rennen lukken allemaal niet. Zijn grootste uitstapje is om naar het voetbalveld te gaan. Zijn vrienden zien spelen. Een bitterzoet gevoel. De fanatieke jongen voelt zich leeg en heeft zijn kern verloren. Maar zijn agenda begint gelukkig met de week steeds voller te raken met fysioafspraken en later zelf met uitstapjes naar de sportschool.

Elke keer dat hij traint is een cadeautje. Hij begint de strijd tegen zijn eigen knie. Hij doet een poging om zijn knie af te dwingen om naar hem te gehoorzamen. Iets wat uiteraard nooit zal gebeuren maar wat geeft het een kik! De pijnlijke oefeningen begonnen een vorm van plezier te worden. En vindt voldoening in de vooruitgang die hij boekt. De sportschool wordt zijn nieuwe toevluchtsoord, een plek waar hij even zijn frustraties kan laten gaan.

Zo goed als oud

En nu is Laurens negentien en weer te vinden aan de zijlijn. Deze keer niet als verdrietige toeschouwer maar als trainer van zijn eigen kameraden. Het laad zijn batterij weer op en is, bijna, weer de oude. De geur van zweet en het veld, de spanning van de wedstrijd, de geluiden van rennende, bijna stampende voeten, gepraat, geschreeuw, gescheld van zijn teamgenoten. Laurens lacht. Het is niet hetzelfde als spelen maar het komt in de buurt. De jongens respecteren hem, kijken naar hem op en luisteren naar hem. Laurens is weer verbonden met de sport die hij ooit verloor. Het is niet hetzelfde als trappen tegen een bal en de longen uit je lijf rennen, maar hij is nog steeds onderdeel van het spel. Het gevoel van kalmte en acceptatie valt over hem als een deken. Misschien zelfs zijn FC-Twente deken grinnikt hij. Sport heeft weer een plekje in zijn hart gevonden. Met een omweg, maar het gevoel is voor nu en voor altijd gesetteld.

Over de auteur

Sophie Olijve

Sophie Olijve is eerstejaars student journalistiek aan de Hogeschool Utrecht. Sophie’s interesses liggen vooral bij cultuur, geschiedenis en geaardheid.