8 maart 1992
Het geluid van stemmen en rammelende koffers vloeit samen tot een doffe massa in haar oren. Jozina staart rusteloos voor zich uit, de mensen om haar heen bewegen langzaam. Ze voelt zich ongeduldig, maar haar eigen voeten volgen makkelijk mee met de lijn. De ruimte om haar heen voelt overweldigend groot en tegelijk benauwend, alsof ze op de drempel staat tussen twee werelden: eentje die haar gevangen hield en eentje die haar straks zou moeten bevrijden. Ze kijkt om zich heen, naar de mengeling van Arabische en Nederlandse gezinnen die rustig keuvelen, op weg naar of juist terug van een vakantie. Haar dochtertje leunt slap tegen haar borst, klein en warm, de enige tastbare houvast in dit moment. Haar focus blijft scherp op één gedachte: het mag nu, juist nu, niet meer misgaan.
De ogen van Jozina schiften van de borden op het vliegveld naar haar baby, naar haar koffer. De mensen voor haar praten Arabisch en er zijn enige woorden die Jozina daaruit verstaat, ze laat de stemmen langs haar heen vallen. Ze pakt de vliegtuigtickets uit haar jas en kijkt vol spanning naar de man ,die werkzaam was bij de ambassade, Paul, naast haar. Hij geeft een knik en Jozina doet snel de tickets terug in haar jas, ze kijkt op naar de man, hij schudt zijn hoofd. Het voelt voor Jozina alsof ze hem bezwaart. Paul laat hier verder niks van merken, hij staat naast haar en wijst Jozina erop om nogmaals haar papieren te controleren. Dit doet zij met een zucht en hij knikt nogmaals. Ze voelt haar hart kloppen in haar borstkas en de spanning die zij nu voelt neemt haar terug naar drie weken geleden.
Februari 1992
Jozina begaf zich 5 weken geleden in het busje van de ambassade, waar de chauffeur en Paul aan het praatten waren. De stad flitste voor Jozina voorbij, de stad waar ze nu al ruim twee jaar woonden, zag ze van een hele andere kant. De Caïro die zij kende was druk met straat tentjes, marktkramen, kleine winkels en voornamelijk heel veel muziek. In deze taxi, zag ze een nieuwe kant van de stad, de mooie moderne huizen en de grote gebouwen kwamen steeds beter naar voren. Het liefst had ze de stad nog beter willen leren kennen. Toen ze langs haar oude wijk reden, overviel haar een gevoel van rouw. De glimlach op haar gezicht verdween langzaam, haar blik werd zwaar. Dit achterlaten, dacht ze, een avontuur dat ik koste wat kost wilde volhouden. Maar ze voelde aan alles dat het tijd was om te gaan. Als ze het nu niet deed, zou ze vast blijven zitten.
Luchthaven International Caïro gelegen in Heliopolis, was een vliegveld dat vele hectare in bezit had. De schuifdeuren openden en Jozina liep met haar dochtertje samen naar binnen. De witte gangen en drukte kwamen hard binnen bij Jozina. Zij liep naar de incheckbalie toe om haar koffer af te geven. Haar dochtertje werd wakker en wreef in haar ogen. Met haar negen maanden oude dochtertje, liep zij verder het gebouw in. In de andere hand hield zij haar koffer vast. De kleine koffer stond met vier wielen op de grond, de handen van Jozina gleden langs de ruwe textuur van de hendel en ze neemt de koffer een stukje naar voren. Ze stapte langzaam maar zeker een stuk vooruit naar de balie om haar koffer af te geven, ze stond tegenover de vrouw achter de incheckbalie. Met een schuin oog opzij ziet Jozina dat Paul knikt naar haar. Jozina liet haar paspoort en haar vliegticket zien aan de vrouw, de vrouw glimlachte en Jozina liep met haar dochter in haar handen door naar de douane toe. Wanneer ze tegenover de persoon van de douane stond, ging haar hart sneller kloppen en ze voelde het zweet over haar rug heen lopen.
Ze stond bij de douane, de gezette man haar controleerde haar paspoort. Hij keek naar haar en naar haar dochtertje toe, hij controleerde het paspoort van beiden moeder en dochter. De douanier, staart naar Jozina, ze trok wit weg, de man vertelde Jozina dat zij niet door de douane heen mag gaan. Het is niet mogelijk zonder de handtekening van de vader van het kind. Het ging om de papieren maar Jozina’s hoofd werd een grote chaos. Ze zat voor nu dus vast in Egypte, waar haar dochter geen toekomst zou hebben, ze voelt zich als een vogel in een gouden kooi. De vader van Dee zou niet willen tekenen. Wat moet Jozina nu? Ze smeekte voor een kans om toch door te mogen. Paul die nog steeds naast haar stond, zei dat ze op moest houden, dit zou haar niet helpen, het was niet gelukt. Haar pijn maakte toen niet uit, er moest een plan B komen.
Aantal dagen later
“Mijn moeder is ziek, wat als ik met Dee een paar dagen naar Nederland toe wil, dan zal ze wel mee moeten toch?” Loog Jozina tegen haar man. “Als ik in de hel moet blijven, moet jij dat ook”, zei hij tegen haar in het Engels. Ze woonden al niet meer samen. Jozina heeft alles geprobeerd op dat moment.
In alle stilte knikte hij.
Hij gaf haar toestemming, een onverwachte zegen. Samen reisden ze naar het overheidsgebouw buiten Cairo, waar Jozina een Egyptische ambtenaar ontmoetten. De man keek Jozina aan met een mengeling van sympathie en begrip en richtte zich tot haar man. “Het is toch alleen maar positief dat je dochter naar Nederland kan reizen, mocht het ooit nodig zijn?” Die woorden, achteloos uitgesproken, zorgden ervoor dat haar man zijn toestemming gaf. Jozina wist dat dit misschien haar enige kans was. Het lukte haar om kalm te blijven, maar van binnen voelde ze zich alsof ze op eieren liep, er was enkel een verkeerde beweging dat haar plan in duigen zou laten vallen. Dit was het begin van haar ontsnapping, er was geen weg meer terug.
8 maart 1992
Twee weken later, op 8 maart 1992, staat ze weer in de rij voor de douane. Haar koffer is al in Nederland, de koffer was al alleen gegaan in februari. Het enige wat zij bij zich heeft is haar dochter en de juiste papieren. Haar hart bonst, elke seconde lijkt eindeloos.
De gedachte van de vorige keer dat het fout ging, blijft in haar hoofd spoken, maar de handtekening is gezet. Het zou goed moeten komen. De tickets zijn door haar moeder uit Nederland gekocht, Paul van de ambassade is erbij en haar dochtertje van negen maanden ligt in haar armen.
De rij naar de douane is lang, Paul knikt nogmaals om te laten weten dat het in orde is. Jozina streelt haar handen door de haren heen van haar dochtertje, maar haar hart bonst luider dan de drukte van het vliegveld om haar heen. De douane nadert, de mensen voor haar verwijderen in de ruimte na de douanes en alles wordt klein, dezelfde mensen die haar tegen hielden, zouden nu haar pas naar vrijheid moeten zijn. De keel van Jozina voelt benauwd, de adem ligt hoog in haar keel.
Haar dochtertje is in de draagzak om haar schouders heen en ze kijkt met gespleten ogen naar de man. Ze kijkt voor zich naar de douanier die alles controleert. Ze voelt de hand van Paul op haar schouders rusten, het gewicht van zijn hand voelt als een zware keten waar ze niet onder vandaan kan stappen.
De geluiden van haar huilende dochtertje dringen haar oren binnen en de man van de douane knikt, hij vertelt haar dat ze door mag. Jozina slaakt een zucht van opluchting. Wanneer ze zich omdraait, staat Paul daar, met zijn armen over elkaar geslagen, Jozina forceert een kleine glimlach naar buiten. Paul blijft kijken, Jozina weet, hij heeft meerdere meiden zoals haar meegemaakt, meiden die moeten vluchten uit Egypte omdat ze zijn getrouwd met de verkeerde man. Paul is bang dat Jozina terug zou keren, dat zij toch haar man gaat missen en terugkeert naar Egypte toe, daarom dat hij de woorden “Ik wil je hier nooit meer terug zien”. Jozina knikt, maar denkt ik zie het wel. Paul zwaait naar haar wanneer ze hem uit het oog verliest vertrok. Jozina loopt verder het vliegveld in. De gezinnen van vakantie verzamelen zich om haar heen, de douane is achter haar maar de rationele angst dat zij toch wordt teruggefloten onderdrukt haar gevoel van opluchting.
Jozina zit verstijfd in haar stoel in het vliegtuig, haar ogen zijn op het gangpad gericht terwijl het vliegtuig zich klaarmaakt voor de opstijging. De woorden van de stewardess dringen nauwelijks tot haar door; alles wat ze hoort is het bonzen van haar eigen hart. Haar dochtertje ligt rustig tegen haar borst, maar Jozina kan zich niet volledig ontspannen. Ze houdt haar adem in, alsof elk geluid, elke beweging nog steeds haar ontsnapping kan verraden.
Het vliegtuig begint te versnellen, steeds sneller over de startbaan. De wereld buiten lijkt voorbij te razen, met elke seconde groeide haar angst dat het allemaal toch nog fout zou gaan, dat er iemand zou opduiken die haar zou tegenhouden. Ze voelt haar spieren zich samenknijpen, haar vingers zijn strak om de armleuningen geklemd.
Het toestel trekt op. Het voelt alsof de aarde zelf haar eindelijk loslaat. De wielen komen van de grond en de druk die haar al die tijd gevangen houdt, verdwijnt met het geluid van het intrekken van de wielen.
Ze laat een trage, bevende adem ontsnappen. Ze sluit haar ogen voor een moment. Het is echt. Ze is in de lucht, weg uit Egypte, ze is vrij.
De namen zijn niet met toenaam benoemd aangezien dit de veiligheid van de benoemde personen kan schaden. De namen zijn bij de redactie bekend.