We trainen hiervoor, maar op onze trainingen worden we bekogelt met houten blokken. Dat kan je niet met stukken stoeptegels vergelijken. Stoeptegels met scherpe punten. Ik ben hiervoor getraind, maar niet om een stuk stoeptegel weg te koppen. De kans dat ik gewond raak is groot. Wij blijven staan en willen allemaal veilig naar huis aan het einde van de dag. Mijn hartslag gaat omhoog, ik merkt het aan mijn ademhaling, mijn vizier beslaat, want mijn lichaam wordt warmer. Dat is de adrenaline waar de meeste collega’s toch wel van houden, we houden van spanning en staan graag vooraan. In dit geval sta je dat ook.
De avond voor de wedstrijd krijg ik te horen dat er een hit en run is geweest, een korte klap. Een groep supporters van Feyenoord is de confrontatie met de delegatie van Union Berlin aangegaan. Een groep van 25 personen, onder wie de voorzitter en het directielid van de Duitse club werden met stoelen en glazen bekogeld. Uit ervaring weet ik dat dit als een lopend vuurtje verspreidt. Het geeft een nare nasmaak en stempel voor de fans: “Onze supporters zijn aangevallen, dat kunnen we niet zomaar laten gebeuren. Dat gaan we recht zetten, we gaan ze terugpakken.” Ik bereid me mentaal al voor op de kans dat morgen een grotere confrontatie uitbreekt. Dat kan tijdens, voor of na de wedstrijd.
Vandaag is de dag. Ik het audiotorium binnen en ga zitten. Eén voor één lopen de opgeroepen collega’s binnen. Iedereen heeft hun uniform aan en we zijn allemaal in het zwart. De grote zaal heeft veel weg van een bioscoopzaal. Alleen dit keer krijgen we geen leuke film te zien. We krijgen een briefing. Mijn leidinggevende vertelt wat voor inzet er gaat komen, een voetbalwedstrijd. De sfeer wordt gemeten bij de verschillende clubs. Sommige clubs hebben oud zeer en dan komt dat elke wedstrijd wel weer aan bod. We krijgen te horen dat er ook een harde kern aanwezig is. De hooligans, hele fanatieke supporters. En bekend is van deze supporters, dat op het moment dat ze verliezen of winnen, dat maakt tegenwoordig ook niet meer uit, dat ze bereid zijn om zich te laten gaan.
We krijgen bepaalde locaties aangewezen en worden verdeeld. Ik stap het busje in en zit naast en tegenover mijn collega’s. Er hangt een rustige sfeer en we praten over koetjes en kalfjes. Ik hoopt op een leuke inzet en het mooiste zou natuurlijk zijn als er niks gebeurd, als alles soepel verloopt. Ik ben enthousiast, maar wel rustig. Eenmaal aangekomen bij de lange straat, vol met cafés, stappen we de bus uit en nemen we onze posities in. Ik kijk om mij heen. We zijn in Rotterdam, bij de Oude Haven op de verzamelplaats van de supporters van Union Berlin. De supporters zijn allemaal in het zwart gekleed en hebben vaak eenzelfde merk aan. Ze hebben een kledingcode afgesproken en vormen een duidelijke groep. Ik zie meteen dat er veel alcohol in het spel is. Dat drankgebruik kan wel degelijk de sfeer bepalen in positieve vorm, maar ook in negatieve vorm. Er worden liederen gezongen en de sfeer is gezellig. “Eiser Union. Immer wieder Eisern Union. Immer weiter ganz nach vorn. Immer weiter mit Eisern Union”, klinkt het. Via mijn portofoon heb ik contact met mijn leidinggevende en rapporteer ik elke situatie in aanloop naar de wedstrijd toe. Ik geef continu aan wat ik zie gebeuren, zo kunnen wij inschatten hoe de wedstrijd zal gaan lopen. De sfeer is soms wat grimmig, wanneer er een clubje Feyenoordsupporters langsloopt wordt er wordt naar elkaar gescholden. De lichaamstaal van de supporters is agressief en er worden middelvingers naar elkaar opgestoken.
Er lopen twee Feyenoorders tussen de groep door. Je zou ze niet direct herkennen, ze zijn neutraal gekleed, geen Feyenoord sjaal of jas. Dat zie je niet, maar ik merk direct dat zij niet bij de grote groep horen. Spotters worden deze jongens genoemd. De spotters lopen rustig door de groep en zijn duidelijk aan het observeren: met hoeveel zijn ze, als we ze willen pakken, waar kunnen we dat doen, daar staat de politie. Ik hou ze in de gaten en zie dat ze de gaten opzoeken, de zwakke plekken. Ik geef het door aan mijn leidinggevende en mijn collega’s proberen de spotters uit de anonimiteit te halen.
Een paar uur later maakt de groep zich klaar om te gaan. De laatste glazen bier worden achterovergeslagen en onder onze begeleiding beweegt de groep fans zich richting het Feyenoord stadion De Kuip. Een wandeltocht van zo’n 40 minuten begint. Onderweg zijn de supporters kwetsbaar, dan komen ze misschien wel andere groepen tegen en daarom beschermen wij hen. We lopen al zo’n 20 minuten en ik zie dat sommige supporters gezichtsbedekking gaan dragen, ze willen onherkenbaar blijven. Waarom zouden ze dat doen? Ze zijn iets van plan en ik proef dat er meer komt, ik voel spanning, er ontstaat iets. Ik doe mijn helm op, pak mijn schild, wapenstok, beenkappen. We kopen langs een benzinestation en daar loopt het uit de hand. Dan wordt het wel een ander verhaal, er vindt een confrontatie plaats en we noemen dit de Riot fase. We gaan optreden als ME. De groepen ons aan en er wordt maximaal gevochten. Het zijn er te veel, we roepen meer collega’s op en de hondenbrigade. Er wordt gevochten, gebeten en opgetreden. Dat is eigenlijk de start van het vuurtje. Dat wil niet zeggen dat het heel de wedstrijd zo blijft, maar vaak is dat wel een voorbode. We herstellen de orde door met onze wapenstokken terug te slaan. Langzaam wordt het gevecht beëindigd. Mensen worden opgepakt en als de rust terug is gekeerd, vervolgen we onze wandeling richting de Kuip.
Bij het stadion gaat Union Berlin naar binnen via de linkerzijde en Feyenoord via de rechterzijde. Er wordt van alles aan gedaan zodat zij zo min mogelijk met elkaar in aanraking komen. Dat wordt ze heel moeilijk gemaakt. Ik zie vaders met kinderen lopen en ik wil niet dat die geconfronteerd worden met agressie en geweld. Het zou onmogelijk zijn om de supporters door één deur naar binnen te laten, dan is het gegarandeerd ingrijpen. Op dat moment hoor ik via mijn portofoon dat er diverse gevechten zijn en dat de agressie zich naar ons toe keert, mijn collega’s worden belaagd. Ik hoor het geschreeuw van de supporters en het wordt een stukje spannender. Ik weet wat er gaat gebeuren en voel de adrenaline. Er ontstaat een uitbraak bij de corridor en ik merk dat de harde kern uit is op rottigheid. Ze zullen altijd de gaatjes proberen te vinden en dat heeft dan nog weinig met support te maken. Als ze met zijn alle gaan, dan heb je het wel zwaar. Wij zijn met veel minder en moeten versterking oproepen. Het duurt niet lang voordat zij er zijn, maar als je midden in een confrontatie zit, dan is 20 seconden al lang. We staan in een rechte lijn, een linie. Naast elkaar staan we in een rij. De onderlinge afstand van mij en mijn collega is een armlengte afstand, ik moet genoeg ruimte hebben voor als ik met mijn lange wapenstok sla. De voetbalsupporters tellen af, 10, 9, 8, 7…. bij 0 rennen ze met zijn allen op ons af. Wij blijven staan. De supporters dreigen en stoppen recht voor ons gezicht.
We hebben de confrontatie onder controle en begeleiden de fans de Kuip in. Zelf blijven wij buiten en geven de taak over. Op het moment dat zij het binnen niet aankunnen, dan grijpen wij in. Gedurende de wedstrijd blijft het rustig, we zitten in de bus, eten we wat en pakken we onze rust. De situatie wordt geschetst van de sfeer in het stadion en voor het einde van de wedstrijd staan we weer op onze post. De thuisclub gaat eerder weg en de uitclub wacht nog even tot alle supporters weg zijn. Je hebt altijd wat ratdraaiers die even blijven hangen om vuurwerk af te steken. Het is voor hun saai om naar huis te gaan. Een groepje van 10 Duitsers staat bij elkaar en lopen met elkaar te lachen, Feyenoorders zien dat en lopen erop af. Ze gaan vechten, zo snel begint de situatie. En dan moeten wij weer komen. Er zijn veel incidenten na elkaar en de tussenposes worden langer. Dan weet je dat het minder wordt, ze worden moe. Als het rustig is mogen wij naar huis. Onderweg naar mijn vrouw en kinderen denk ik nog over de avond na. De adrenaline wordt steeds minder. Maar hoe vaak je als wordt opgeroepen, je raakt er nooit helemaal aan gewend.