Een stevige noordoostenwind raast over de betonnen vlakte die de Oosterscheldekering verbindt met het vasteland. Een gure zondagochtend waarop weinig mensen zich wagen aan een wandeling langs de kust. Toch staan er drie auto’s geparkeerd, en een kleine groep mensen staat rond een tafeltje onder aan de dijk. Daar waar de zee een paar uur geleden nog met haar golven tegen de kade sloeg, staat nu Ellen Schoenmakers met grote groene laarzen in het wad. Door wekelijkse ‘wierenwandelingen’ zorgt de Zeeuwse voor meer bewustwording rond het bestaan en behoud van zeewieren in de Oosterschelde.
Ondanks het harde gezoem van de vele windmolens maakt Schoenmakers zich duidelijk verstaanbaar. ‘Ik begin even met wat theorie en daarna gaan we aan de wandel. Deze samenstelling van mensen en zoals jullie vanochtend zijn opgestaan gaat niet nog een keer voorkomen, dus geniet van dit moment,’ gaat ze enthousiast van start. ‘Je innerlijke kind is de beste gids, dus laat die vandaag lekker de vrije loop’.
Drogisterijmedewerkster Frida, stewardess Leonie, kunstenaar Anne en kok Huibert-Jan knikken instemmend. Een gemêleerde groep mensen, vol vragen over het oerwoud aan wier dat in de Oosterschelde te vinden is. De een begint de tocht met dikke wanten, de ander met de handen diep in een jas- of broekzak. ‘Gelukkig heb ik me even ingelezen op de website, het is inderdaad verstandig om je warmer aan te kleden dan je in eerste instantie van plan was’, lacht Anne.
Wier-expert Ellen steekt na deze rake conclusie van wal door de groep te wijzen op de grote rotsblokken die de zee van het land scheiden. ‘Toen ik zelf voor het eerst over deze kering heen reed dacht ik: bah, wat lelijk. Toch zie je dat de natuur altijd overwint’, zegt ze terwijl ze naar de verschillende wieren op de grond kijkt. ‘Zeeland is door deze rotskust echt een zeewier-walhalla. Dit komt doordat het water hier schoon is, en ook relatief warm in verhouding tot de rest van de Noordzee.’
Schoenmakers legt uit dat iedere wiersoort haar eigen groeihoogte heeft. ‘Helemaal bovenaan groeien de spatwaterwieren. Als je daar met een loep aan de gang gaat zijn er veel meer verschillende soorten te ontdekken dan we met het blote oog kunnen zien. Daaronder zien we gezaagde zee-eik. Weer wat lager knotswier’. Volgens Ellen zijn de bovenste wieren het ‘stoerst’, ze krijgen het meest te verduren. Stroming, zout en zon zijn de grootste uitdagingen waar een wier mee te maken krijgt. ‘We kunnen het ons nu niet voorstellen, maar ’s zomers kan het hier heel warm worden.’
Hoewel warm met de gevoelstemperatuur van twee graden een relatief begrip lijkt, luistert de groep geboeid. Van de rotsblokken loopt Ellen naar de houten tafel waar verschillende wieren op liggen uitgestald. Grote bossen die het halve oppervlak van de tafel bedekken, maar ook oesterschelpen met wiertjes zo klein als een vingertop. Naast de schelpen staat een smalle, glazen bak, waardoor een schaduwspel van wier over het hout danst.
Wieren fotosynthetiseren en zetten zonlicht, water en koolstofdioxide om in zuurstof en energie. De zuurstof die de wieren door deze fotosynthese uitstoten, heeft een groot aandeel in de totale hoeveelheid die zich in de atmosfeer bevindt. Schoenmakers vertelt, wijzend naar het water: ‘Uit onderzoek blijkt dat 75 procent van de zuurstof die wij inademen afkomstig is van zee. Dus drie van de vier ademteugen heb je aan de zee te danken. Er zijn ook wetenschappers die zeggen dat het maar vijftig procent is, maar ik geef natuurlijk de verklaring die het meest sexy is voor de algen.’ Met een glimlach vervolgt ze haar verhaal, en haalt twee bolvormige wieren uit de emmer met water onder de tafel. Er lift een dun, groen sliertje mee aan het knotswier dat Schoenmakers pakt. ‘Ho, deze wil ook even meedoen’. Liefdevol legt ze het plantje terug in de glazen bak op tafel. ‘Wieren zijn ook echte vastplakkers.’
‘Houd dit maar even goed vast’, zegt Ellen, terwijl ze elke deelnemer een stukje wier van een van de planten in de handen drukt. ‘Deze lijkt wel een augurk,’ roept Frida uit. Ze houdt het kleine bolletje tegen het licht en knijpt haar ogen halfdicht. Huibert-Jan kijkt een beetje vervreemd naar zijn stukje: ‘Deze is een stuk donkerder en bobbeliger’, concludeert hij. ‘Leuk dat jullie het verschil zien, want dit is het mannetje en dit is het vrouwtje,’ wijst Schoenmakers. ‘Deze soort heet knotswier, het oudst wordende wier van Nederland. Maak je bolletje ook maar even open’. ‘Heel slijmerig’, bibbert Leonie.
Na de ontleding is het tijd om op pad te gaan. ‘We gaan aan de sjok, wieren snijden om mee te nemen naar huis. Die kan je opeten, drogen, of er leuke prints van maken’, somt Ellen op. Met een bos gezaagde zee-eik in haar hand laat ze zien hoe je wier op een natuurvriendelijke manier kan oogsten. ‘Het is de bedoeling dat je niet meer dan een derde van een zeewier afknipt. Op die manier kan het zich goed regenereren,’ legt ze uit terwijl ze voorzichtig een stuk van het plantje afknipt. Als particulier is het in Zeeland het niet toegestaan om zomaar wieren te oogsten, en vergunningen zijn schaars. Toch valt het Schoenmakers op dat niet iedereen zich aan deze regelgeving houdt. ‘Ik zie regelmatig van die plunderaars, die elk wier dat ze tegenkomen losrukken. Dat vind ik jammer. Ik hoop dat we ooit een mooie tussenvorm kunnen vinden.’
Ze deelt kleine bakjes uit, van biologisch afbreekbaar plastic. ‘Hier kan je je oogst in bewaren, neem nooit meer mee dan een mondje vol van alles’. Gewapend met schaar en bak loopt de groep naar de andere kant van de dijk, waar het kabbelende zeewater over de oesterbanken ruist. De deelnemers knerpen met hun laarzen over de schelpen, voorzichtig en beheerst. ‘Als je mooie aangespoelde wieren ziet; beschouw ze dan als een gift voor jou. Het is namelijk helemaal niet zo dat alle aangespoelde wieren niet meer goed zijn voor gebruik, dat dacht ik vroeger wel altijd,’ roept Ellen terwijl ze achteromkijkt. Na een klein stukje lopen moedigt ze de groep aan om een paar stappen in het water te zetten. ‘We gaan op jacht naar wakame, die hebben we zo nodig voor onze sushi. Scharrel maar een beetje rond, dan vind je vanzelf iets’. Na deze aanwijzing begeven steeds meer deelnemers zich kniediep in het water.
Anne slaakt een kreet. Triomfantelijk vist ze een wakame-plant uit het zoute water. ‘Fijn, dankjewel’, zegt Ellen, ‘en hij is zelfs aangespoeld’. Ze legt uit dat dit wier nog relatief jong is, want deze soort kan wel twee meter lang worden. Vaardig scheurt ze een paar stukjes van de plant af en zorgt dat iedereen voorzien is. ‘Je kunt alle wieren in je mond stoppen om te proeven’. Huibert-Jan is enthousiast: ‘Zo vers krijg je het niet vaak,’
Terwijl de groep nog nageniet van de zoute smaak stuit hun gids op een grote bos wier in de branding. Japans bessenwier. Ze knipt een sliert af en houdt hem tussen twee vingers: ‘Haal maar een stuk van deze waslijn af’. Gretig proeft iedereen van het knapperige plantje, dat iets wegheeft van een klein trosje druiven. ‘In Japans bessenwier zitten hele interessante stoffen, die kunnen helpen tegen Alzheimer en suikerziekten’. Ellen vertelt dat er nog veel te weinig zeewierconsumptie plaatsvindt. ‘Er gaan miljoenen heen aan subsidies, maar het wil nog niet echt van de grond komen. De vraag is er nog niet’. Ze legt uit dat cultuurverschillen grote invloed hebben op deze vraag. ‘Vaak zien mensen zeewier als iets dat je eet wanneer vlees schaars wordt. Maar ook zonder deze noodzaak is het een duurzaam product dat we veel meer kunnen verwerken in ons dieet.’
Naast het geoogste wier krijgen de deelnemers ook medisch advies mee naar huis. ‘Als je wondjes hebt en je bent aan zee, knip dan gewoon wat blaasjes open van knotswier en smeer de gel op de plek. Leg er een stukje nori overheen en je hebt een mooie zeepleister’, gebaart Schoenmakers met het flinterdunne wier in haar handen. Het oogsten gaat iedereen goed af, maar toch zijn er ook hindernissen die overwonnen moeten worden. ‘Ik vind het bijna zonde om op te staan,’ fluistert Leonie terwijl ze voorzichtig over het tapijt van wier loopt dat over de rotsen gedrapeerd ligt. Met veel gesop en gepiep klinkt het lopen over de zeeplanten als een slijmerige symfonie.
Nadat de meesten weer met beide voeten in het zand staan, roept Ellen de groep bij elkaar. ‘Leg even je bakjes neer, want we gaan de zee groeten en daar heb je beide handen voor nodig,’ zegt ze terwijl ze richting de branding wandelt. ‘Als mens zijn we zo verbonden met de zee, we huilen zelfs zout water. In de zee vind je rust. Ze kust het land twee keer per dag, dus het is wel zo beleefd om dat soms terug te doen.’ Schoenmakers gooit een grote plens water in haar gezicht, een paar deelnemers volgen. ‘Zo, we hobbelen terug naar de tafel.’
Bij terugkomst haalt Ellen een picknickmand tevoorschijn, met een paar courgettes, geitenkaas en wat zongedroogde tomaat. ‘Tijd om onze oogst te proeven’, zegt ze terwijl ze de gevonden bos wakame uit de witte emmer pakt. Iedereen krijgt een taak. Frida wast de groenten, Leonie schaaft er dunne plakken van, Huibert-Jan portioneert het zeewier en Anne verdeeld de borden. Na de twee uur durende tocht is een band ontstaan, al is dat maar door de gedeelde interesse in het oerwoud van de Oosterschelde.
Na het rollen van de sushi vraagt Schoenmakers de deelnemers om nog een keer met beide benen in het water te gaan staan. ‘Dit is een ode aan de zee, en aan een gezond microbioom’, glimlacht ze. In de steeds warmer wordende stralen van de ochtendzon geniet de groep met gesloten ogen van het kleine hapje wier.