‘Later word ik astronaut’

‘Later word ik astronaut’

Bron: Pixabay

Hola, pequeña.

La verdad, no sé cómo empezar a escribirte, porque todo esto por lo que estoy pasando es muy difícil para mí. Te amo.

Hallo kleintje! Ik weet echt niet hoe ik moet beginnen met schrijven want alles waar ik nu doorheen moet gaan is voor mij erg moeilijk. Ik zal beginnen jou te zeggen: Ik hou van je.

Nena, te pido que me perdones por no tenerte conmigo, pero siempre quise lo mejor para ti y confío en Dios en que así haya sido. Ama mucho a tus papitos, respétalos, hónralos cada día y dale gracias a Dios por ellos, porque son lo mejor que te ha dado.

Kindje, ik vraag je om mij te vergeven dat ik je niet bij mij houd, maar ik heb altijd het beste voor jou gewild en ik vertrouw op God dat ik het zo goed heb gedaan. Houd veel van je ouders, respecteer ze, vereer ze elke dag en dank God voor hen, want zij zijn het allerbeste dat Hij jou heeft geschonken.

“Bo, kom je eten?” schreeuwt Bo’s moeder vanaf de begane grond richting de zolderkamer waar ze zit. “Kom eraan!” schreeuwt Bo met alle kracht die ze heeft terug. Ondanks het verzoek van haar moeder besluit ze toch eigenwijs nog even door te gaan waar ze mee bezig was. Ze zit op de grond in het midden van haar paarse kamer, voor haar liggen briefjes en losse foto’s. Alles is met de hand geschreven en versierd door vrolijk gekleurde tekeningetjes en stickers. Ze staart naar de gezichten op de foto’s op zoek naar fysieke herkenning. Dan leest ze de vertaling die keurig uitgetypt staat op een wit A4-vel nog eens. Er hangen kopieën van de foto’s waar haar biologische ouders op staan aan de muur. Ze loopt ernaartoe, trekt ze er boos vanaf en scheurt ze vervolgens doormidden. Dan roept haar moeder nog een keer: “Bo, nu eten!” nu zo hard dat ze precies weet hoeveel seconden ze nog heeft om zich aan de eettafel te melden. Ze loopt in rap tempo haar kamer uit, waarin ze in het frame van de deur gisteren nog met potlood een streepje heeft gezet op een hoogte van 145 cm met de tekst ‘tien jaar’. Eenmaal beneden komen de emoties van het verscheuren van de foto’s, de adrenaline van het haastig de trap aflopen en de geur van haar minst favoriete gerecht stamppot samen, en barst ze in huilen uit. Haar ouders, die allebei met een pan in hun handen staan, bevriezen allebei, alsof er net een ijstijd is aangebroken. “Bo, wat is er aan de hand?” vragen ze terwijl ze plaatsnemen aan tafel. Bo weet al zo lang ze kan herinneren dat ze is geadopteerd. Al sinds ze kan praten bombardeert ze haar ouders met vragen over Colombia. “Welke taal spreken ze daar? Hoe zien de mensen eruit? Hoe heten mijn biologische ouders? Heb ik nog broertjes of zusjes?” Nooit hebben haar ouders iets van informatie verborgen gehouden voor haar. Wat zij wisten, wist Bo, en dat was dus best wel veel, want het is niet gebruikelijk om persoonlijke brieven mee te krijgen van je biologische ouders. Volgens het CBS werden er in het geboortejaar van Bo 1160 kinderen geadopteerd. Het grootste deel hiervan ontvangt enkel het verplichte kopietje van hun paspoorten, waar vaak niet veel meer dan een donkere zwarte inktvlek op te zien is als pasfoto. Het is over drie dagen kerst realiseert ze zich als ze een blik werpt op de adventskalender van haar moeder. Eergisteren heeft Bo’s vader Marcel, die overigens een paar tinten lichter is dan Bo, haar biologische vader gevonden op Facebook. Hij heeft hem een bericht gestuurd, maar hij heeft nog geen reactie gegeven. Daarom is ze boos. “In die brieven staat toch dat hij me wil zien? Waarom reageert hij dan niet?” Ze begrijpt er niets van, dus velt zelf het oordeel: Hij wil vast niets met me te maken hebben en daarom ben ik afgestaan. Ik ben niet goed genoeg. Ook al voelt Bo zich bij haar ouders in Nederland helemaal op haar plek en is ze gelukkig, realiseert ze door dit soort momenten toch weer dat haar emotionele stamboom er toch anders uitziet dan haar biologische stamboom. Dat Bo het gevoel heeft tussen twee werelden te zweven en hoe ze dat zou oplossen kwam eerder die dag al naar voren tijdens de vragenkring van haar basisschool klas. Op de vraag wat je later zou willen worden waren de populairste antwoorden juf, politieagent en profvoetballer, Bo antwoordde als enige: “Ik word astronaut”.

Van de ooit paarse zolderkamer is nog maar weinig over. Het enige teken van de aanwezigheid van de kleur zijn de stukjes afgebladderde witte verf die de paarse laag eronder onthullen. Het streepje op het frame van haar deur heeft inmiddels ook promotie gekregen en is vier rangen en tien centimeter omhooggegaan. Bo doet haar laptop open en klikt twee keer snel achter elkaar op het logo van Skype. Ze tikt nerveus met een potlood op haar houten bureau. Vandaag gaat ze voor het eerst videobellen met haar biologische vader. Tijdens het inbellen brengt ze haar hoofd iets dichter bij het beeldscherm en kijkt ze nog snel via de webcam even naar haar nieuwe beugel met blauwe slotjes die vanochtend zijn gezet. Ze lacht breed om te kijken of er niks tussen haar tanden zit, totdat er ineens een man op het scherm verschijnt. Ze schrikt op en gaat meer achterover zitten. “Hola, Bo!” hoor je, terwijl je hem de beweging al vijf seconden eerder hebt zien maken. “Hola, Julian,” reageert ze terug. Verder dan elkaar begroeten en gepriegel met Google Translate komt het gesprek niet, maar dat vindt Bo verder ook niet belangrijk. Het is voor haar fijn om te zien wie het gezicht is achter de brieven en haar biologische kenmerken te vergelijken met die van hem. Ze kijkt regelmatig grondig naar zijn haar, ogen, neus, oren en mond, terwijl ze die ze vervolgens om en om verifieert in het kleine scherm rechts onderin waarin ze zelf te zien is. Het gesprek eindigt met woorden die Bo tegelijkertijd blij maken maar ook beangstigen: “Quiero verte” (Ik wil je zien).

Met haar tong tussen haar lippen geklemd en haar wenkbrauwen licht gefronst, hurkt Bo voor de halfopen koffer op het bed. Met een rommelig knotje boven op haar hoofd, waar losse plukjes haar uit ontsnappen en krullen in haar nek vallen. Haar kamer is een georganiseerde chaos: kledingstukken hangen half uit de kast, haar favoriete knuffeltje ligt op de vensterbank en een open paspoort ligt op haar bureau, alsof het haar vertrek al heeft goedgekeurd. De muren van de zolderkamer hebben inmiddels aan de derde laag verf moeten geloven door het beige tintje dat eroverheen is gegaan. Het frame van haar deur bevat inmiddels 15 streepjes en heeft een nieuw record behaald met een hoogte van 165 cm. Aangekomen op Schiphol bekruipt haar het gevoel dat ze ook had op het einde van haar eerste Skypegesprek. Tijdens het inchecken overhandigt ze met overtuiging haar boardingpass aan de grondstewardess. Er staat met grote letters ‘Bogotá’ op waardoor ze zich realiseert dat ze binnen vierentwintig uur haar biologische ouders zal ontmoeten, haar overtuiging slaat zich dan plots toch over naar spanning. Even later staart ze uit het vliegtuigraam, waar de wolken als watten onder haar voorbijdrijven. Haar handen rusten stil op de armleuning, maar haar gedachten razen. Nog zes uur vliegen en dan heb ik er ineens een hele nieuwe familie bij denkt ze. De spanning in haar buik is te voelen, een mengeling van opwinding en zenuwen. Deze spanning neemt extra toe op het moment dat de wielen van het vliegtuig de grond raken en de bagagebakken worden geopend. Samen met haar vader en moeder loopt ze door de deuren bij de arrival-gate. De spanning of ze haar biologische familie wel zal kunnen herkennen, vervalt wanneer ze grote spandoeken met haar naam en meer dan twintig familieleden ziet staan met bijna allemaal een glimlach en een rollende traan over hun wangen. Een voor een gaat ze knuffelend alle familieleden af die haar stuk voor stuk een stevige omhelzing geven. Ze spreekt geen Spaans maar woorden als ‘mi amor’, ‘te amo’ en ‘bonita’ weet ze nog wel te vertalen. Ze realiseert zich op dat moment dat dit eigenlijk het eerste moment is dat zo’n familie op een andere planeet niet voelt als een last, maar als een verrijking. Het is gelukt: ik ben astronaut.

Over de auteur