Uit een analyse van 41 nieuwsartikelen over de haatbrieven die sinds september 2025 naar Nederlandse moskeeën zijn gestuurd, blijkt dat opvallend vaak dezelfde mensen worden geïnterviewd. Vooral mannelijke voorzitters van moskeeën en vertegenwoordigers van islamitische koepelorganisaties als SPIOR en het Inspraakorgaan Turken (IOT) aan het woord komen. Gewone moskeebezoekers of lokale vrijwilligers blijven vrijwel onzichtbaar in de verslaggeving. Daardoor ontstaat een eenzijdig beeld van de moslimgemeenschap, waarin enkele vaste gezichten het gesprek over angst en saamhorigheid domineren.
Onderzoek
Bij het lezen van artikelen over de haatbrieven is een kleine groep vaste gezichten die het publieke debat domineert. Eén naam springt daarbij direct op: Melek Erdogan. Zij komt in meer dan de helft van de onderzochte artikelen voor, gevolgd door Zeki Baran en Mohamedi Elharch. Hoewel het ministerie van Justitie en Veiligheid aangeeft dat dit soort incidenten niet alleen verontrustend zijn voor de betrokkenen gemeenschappen, maar voor de samenleving als geheel, zien we dat nauwelijks terug in de berichtgeving. Het patroon is duidelijk: het zijn vooral bestuurders en woordvoerders die het geluid van de moslimgemeenschap in de media bepalen. Dat juist Erdogan zo vaak wordt geciteerd, is niet toevallig. Haar functie als directeur-bestuurder van stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond, stelt haar toegankelijk: ze reageert snel, formuleert helder en verwoordt de emoties binnen de moskeegemeenschappen. Maar die zichtbaarheid heeft ook een keerzijde. Door telkens dezelfde mensen op te voeren, lijkt het alsof zij namens alle moslims spreken, terwijl de werkelijkheid achter de moskeemuren veel rijker en gevarieerder is. Het eentonig berichtgeven kan tot slot publiek misleiden door te kiezen voor een bepaald verhaal, waardoor er een verkeerd beeld ontstaat. Zo zegt Selin Usma, Oud jongerenmeiden voorzitter van Mevlana moskee: “Ik vind het sterk aan de berichtgeving dat er citaten zijn opgenomen van mensen uit de getroffen moskeeën, zoals de voorzitters. Daardoor wordt goed belicht hoe geschrokken zij zijn van de haatbrieven. Tegelijk merk ik dat in verschillende artikelen vooral mannelijke voorzitters zijn geïnterviewd. Het zou interessant zijn geweest om ook andere perspectieven te horen, bijvoorbeeld van gewone bezoekers of jongeren uit de moslimgemeenschap. Dat zou het beeld voor mij completer maken”.
Berichtgeving
De media spelen een cruciale rol in hoe de samenleving moslims en islamitische gemeenschappen waarneemt. In Nederland is er een tendens waarbij de berichtgeving over moslims vaak negatief is en stereotyperend is, wat bijdraagt aan de normalisering van islamofobie. Bovendien is er sprake van aanzienlijke overlap tussen de titels en de inhoud van de artikelen. Opvallend hieraan is dat niet alleen dezelfde bronnen worden gebruikt, maar ook dezelfde journalisten schrijven. Enkele journalisten schrijven en interviewen voor vrijwel alle artikelen over de haatbrieven. Hun stukken zijn vervolgens door talloze andere media overgenomen, vaak zonder nieuwe interviews of aanvullende context. Daardoor verspreidt één versie van het verhaal zich razendsnel en ook de namen uit dat eerste bericht, zoals die van Melek Erdogan, duiken overal opnieuw op. De berichten van Iffet Subasi komen maar liefst in 13 verschillende artikelen voor, daarop volgt Redactie Rotterdam met 8 en Eric van der Vegt met 7.
Uit de data-analyse blijkt hoe vaak bylines voorkomen en dat de berichtgeving grotendeels afkomstig is van een beperkte groep auteurs. Varieatie is essentieel voor een evenwichtige verslaggevin. Nieuwsmedia en platforms hebben hier een duidelijke verantwoordelijkheid: het herhaaldelijk publiceren van artikelen door dezelfde schrijvers leidt tot een eenzijdig medialandschap. “Deze eenzijdige berichtgeving negeert de diversiteit binnen de moslimgemeenschappen, zo worden de vooroordelen weer versterkt, aldus Usma.
Conclusie
Sinds de verspreiding van haatbrieven aan moskeeën in september 2025 wordt er door een kleine groep over geschreven voor nieuwmedia. Dit gebeurt te vaak met dezelfde bronnen en op dezelfde toon, waardoor er geen ruimte is voor verdieping en perspectieven. Wat op het eerste gezicht lijkt op brede media-aandacht, blijkt dus vooral een herhaling van bestaande verhalen.