Tempeest

Tempeest

Tempeest

Tekenen, schrijven, snijden. Het is diep in de nacht en Quinty zit aan haar bureau. De kamer is spierwit, haar gedachtes gitzwart. De meubels zijn zo gemaakt dat je jezelf niks aan kan doen, het matras in niet breekbaar en de dekens zijn niet scheurbaar, zodat ze niet haarzelf ophangt. Quinty bladert snel door het boekje dat ze moet doorlezen: weekschema’s, activiteiten, hoe laat je moet opstaan en de huisregels. Dat zoekt ze niet. Ze slaat het boekje met een klap dicht. Helaas zitten er geen nietjes in. Vanaf haar bureaustoel reikt ze uit naar haar tas die bij de deur ligt. Die tas is haar domein, maar toch moesten mensen er vandaag in kijken. Ze hebben niks gevonden. Quinty mocht niks van thuis ophalen, maar gelukkig neemt ze altijd haar dagboeken mee. Het boek ligt voor haar en heel langzaam frunnikt ze aan de boekband. Klik! Ze kan de boekband eraf halen. De inhoud van het geheime vakje legt Quinty voor zich. Wat een opluchting, denkt ze, voorlopig genoeg mesjes. Uren verstrijken, maar niet voor Quinty. Het enige tijdsbesef dat ze heeft, is dat ze leeft, maar dat liever niet wil. Tekenen, schrijven, snijden. Haar arm is inmiddels rood gekleurd, haar tekeningen een zwarte brei. Tekenen, schrijven, snijden. Bloeddruppels vallen op het witte papier en verspreiden zich als olievlekken in een heldere zee.

 

Met de stroom mee

Bruine, lange haren wapperen achter Quinty aan. Ze hijgt en met een diepe zucht zet ze de versnelling op haar fiets een niveau lager. Ze voelt haar broodtrommeltje heen en weer bungelen in haar roze Hello Kitty tas. Even doorzetten. Al steigerend drukt ze haar trappers naar beneden. De school is in zicht. Ze stormt de klas in. ‘’Stuiterbal, zoek je tafel maar op’’, glimlacht de juf. Ze haalt haar etui uit ‘het laadje’ en vist er een balpen uit. Vandaag gaat ze hard werken. Met een piepend geluid schrijft de juf de opdrachten voor vandaag op het krijtbord. Taal, rekenen en schrijven staan op het menu.

Een uur is haar klas aan het werk en de juffrouw komt polshoogte nemen. Quinty kijkt om haar heen. Haar buurvrouw is al bij een bladzijde waar zij nog lang niet is. Ze moet eigenlijk nog beginnen. Ze wil wel, maar het lukt niet. ‘Ik ben bijna klaar’, zegt ze zachtjes tegen de juf. ‘Ik maak mij een beetje zorgen om je’, antwoord de juf terwijl ze gehurkt naast haar zit. Ik ben nergens goed in denkt Quinty. Ze is altijd te langzaam, te druk, het maakt haar onzeker. Quinty blijkt dyslexie te hebben en haar ouders kiezen voor een nieuwe basisschool waar ze haar beter kunnen helpen. Het duurt even om te wennen, maar eenmaal in groep 8 gaat het goed. Quinty maakt vriendinnetjes en haar CITO-score is veel hoger dan haar schooladvies. Toch moet ze naar VMBO Kader, terwijl haar vriendinnen naar havo en vwo gaan. Ze staat er alleen voor.

Wind tegen

Het is de eerste schooldag op de middelbare school. Quinty staat met haar vriendinnen in de aula voor de houtkleurige trap die meters breed en hoog is. Ze moet afscheid nemen. Zij gaan naar hun havo klas, zij naar vmbo. De zoemer giert door het gebouw en als robots die instructies krijgen, pakt iedereen hun tas en gaan ze naar hun lokaal. Quinty beklimt de hoge trap en met elke trede voelt haar tas tien kilo zwaarder. Ze komt Sasse tegen die op de trap zit, een meisje waarmee ze ook op de basisschool zat. Ze heeft lang blond haar, is slank en draagt een roze Adidas-vestje. Ze staat op en laat met een brede glimlach haar nieuwe witte schoudertas zien. Precies dezelfde die Quinty op haar schouder heeft hangen.

De dag vliegt voorbij. Het laatste lesuur is bijna afgelopen en met ingepakte tassen staat iedereen te wachten op de verlossing van de bel. Sasse en een aantal meiden zijn iets van plan. ‘We gaan een slaapfeestje houden’, vertelt Sasse enthousiast. ‘Wat leuk’, reageert Quinty. Misschien kan Quinty wél nieuwe vriendinnen maken. Zo erg is de middelbare school toch niet. Eenmaal thuis trilt haar mobieltje. Aha, er is een groepsapp: slaapfeestje. Al snel volgt er een berichtje. ‘Quinty, je bent niet welkom doei’. De zin slaat in als een bom en tranen vullen Quinty’s ogen. Waarom doet ze dit? Ik heb haar toch niks misdaan? Haar handen trillen. De berichten gaan door. ‘What the fuck doet Quinty in deze groep?’.

De volgende dag negeert ze Sasse en de meiden. Als ze niks doet, kan ze ook niks verkeerds doen. De bel gaat. Pauze. Quinty strompelt naar de klusjes. Ze hoeft niks te pakken, maar in de klusjeshal gaat ze op de grond zitten. Ze wil niet naar de aula. Ze wil onzichtbaar zijn. Een jongen loopt langs. ‘Quinty, jij bent echt dik’. Ze wil niet dik, lelijk en alleen zijn. Vrijdagavond zit ze met haar ouders op de bank. Flikken Maastricht staat op. Zoals gewoonlijk staat er een bakje chips op tafel, maar Quinty slaat over. Misschien is ze toch wel te dik? Het is maandagochtend en met een slaperig hoofd loopt ze naar de vriezer om sneetjes brood eruit te halen voor ontbijt. Ze gaat één sneetje minder ontbijten. Kan vast geen kwaad. En lunch, kan ze vast ook wel overslaan.

 

Storm

Het is een jaar later. Witte en zwarte pixels zweven om Quinty’s hoofd. Ze probeert zich te concentreren, maar het lukt niet om haar benen te besturen. Met een doffe klap valt ze naast de bank neer op het tapijt. Gelukkig hebben haar ouders niks gehoord. Ze probeert overeind te komen, maar laat zichzelf weer vallen. Het voelt alsof tientallen messen in haar buik zijn gestoken. Misschien komt het doordat ze niks heeft gedronken, de laxeermiddelen of simpelweg de honger. Nee, dat kan het niet zijn. Ze is trots dat ze afvalt. Dat is juist goed!

Een restaurant is aartsvijand nummer één geworden. Online leest ze allerlei tips om nog meer af te vallen. Stemmen nemen haar hoofd in beslag. Een soort duivel en een engel, maar ze weet niet wie wie is.

‘Eet gewoon. Je kan de calorieën toch niet tellen in een restaurant’

‘Bestel iets dat je niet lust’

‘Als je nog meer afvalt word je haar dunner’

‘Je wil toch niet dik zijn?’

‘Je nagels worden lelijk’

Quinty staat op stand-by. Ze gaat naar school, fietst naar huis en doet haar huiswerk. De stekker zit erin, maar de ontvanger is stuk. Als een zombie loopt ze door de schoolgangen. Haar ribben proberen uit haar borstkast te scheuren, maar ze voelt niks. Haar lichaam is overgegaan op de overlevingsmodes. Alle brandstof gaat naar het lichaam, er blijft niks over voor gevoelens. Ze voelt geen honger of eenzaamheid. Precies zoals ze het wil.

 

Gestrand

Quinty’s ouders zien ook wel dat ze afvalt en sturen haar naar een diëtist en psychiater. Op een verlaten geasfalteerde weg dwaalt Quinty opzoek naar oplossingen. Ze verdrinkt in haar tranen, niemand kan haar helpen. Ze verlangt naar de ultieme rust. Was er maar iemand die Quinty kan oppoetsen tot ze weer glimt, maar ze heeft niemand. Ze zit onder het stof. Haar nagels zijn dun en paars, zelfs nagellak kan dat niet verbloemen. Ze is een dikke trut die te veel vet heeft om skinny jeans te dragen. Haar benen zijn een opslagveld van vet. Ze wil niet meer bij haar ouders wonen. Ze is wanhopig op zoek naar een nieuw begin.

Een jaar later verlaat de 17-jarige Quinty het ouderlijk nest. De kamer die ze heeft gevonden is donker en groot. De vloerbedekking oud en bruin. Ondertussen zoekt ze naar een plek voor hulp. ‘Quinty je bent dik’. De woorden van de jongens en meisjes op de gang galmen door haar hoofd. De littekens in haar brein willen niet helen. Ze houden haar wakker. Bloed druppelt op het tapijt. Alleen door het snijden en niet eten krijgt ze rust. Alleen zo heeft ze controle over haar gevoelens. De hulp duurt te lang, ze stuurt een mail naar haar psychiater dat ze klaar is met leven. Snel plant de psychiater een afspraak in. Zolang kan ze nog wel wachten.

Quinty zit onrustig op een houten stoel tegenover haar psychiater. Ze voelt haar bekken tegen het zitvlak drukken. ‘Hoe voel je je?’. Quinty reageert niet, ze voelt te veel en tegelijkertijd helemaal niks. De psychiater leunt naar voren, op zoek naar oogcontact. ‘Heb je nog steeds plannen, hoe ga je het doen?’ ‘Dat ga ik niet zeggen’, reageert Quinty zachtjes. De woorden voelen als zware rotsblokken. De ogen van de psychiater branden op haar gezicht. ‘Je moet opgenomen worden’.

Niet veel later zit Quinty in de auto te turen naar de regendruppels op het raam. De kleur is uit de lucht onttrokken. De rijtjeshuizen veranderen in flatgebouwen. Ze stapt uit bij één van de grote grijze flats. Ze vraagt zich af of mensen hier niet depressiever uitkomen dan ze erin kwamen. Ze slentert naar binnen met haar psychiater. ‘Quinty wil suïcide plegen, maar ze wil niet zeggen hoe’ kondigt de psychiater Quinty aan. Iedereen praat door elkaar, haar moeder, haar psychiater, de witte jassen van de kliniek. ‘Mag ik een glas water?’, Quinty probeert boven de groep uit te komen. Direct mengen ook de stemmen in haar hoofd in de discussie. ‘Een glas water?! Wil je dik worden?’ ‘Laat het glas vallen en gebruik de scherven om dieper te snijden’.

Een paar weken later zit Quinty aan de ontbijttafel in de kliniek ‘’Het is niet toegestaan om voorwerpen in je bezit te hebben die een gevaar voor jou/of andere kunnen zijn’’, Quinty staart naar het waarschuwingsbord dat boven de ingang hangt. Nou ja, kijken kan je het niet noemen. Ze kijkt toevallig die kant op. Voor het slapen krijgt Quinty een lading pillen. Ze hebben wel verteld wat ze doen, maar het boeit haar allemaal niet meer. Eentje om te slapen, de ander voor haar gewicht. Ofzoiets. ‘Goedemorgen, sorry dat we te laat zijn’. De begeleiders lopen vijf over half acht haastig naar binnen en slingeren snel hun jas aan de kapstok. Quinty blijft naar het waarschuwingsbord staren. ‘Hulpverleners komen altijd te laat’. Oh, zei ze dat nou hardop? Het lukt niet meer om onderscheidt te maken tussen denken en zeggen. Een hulpverlener stormt naar haar toe met uitgestrekte vinger. ‘Doe eens normaal! Weet je wat, je mag niet meedoen met het ochtendprogramma’.

Boeien.

 

Opklaring

In de kliniek mag Quinty niet blijven. Ze wordt op basis van haar gedrag weggestuurd, wat dat ook betekent. Nog steeds is ze suïcidaal. Ze moet naar ene Marjan, een collega van haar vader, maar dat wil ze niet. Waarom zou ze naar iemand gaan die ze helemaal niet kent. Naar huis wil ze ook niet. Ze belt toch maar die Marjan. ‘Dan halen we een pizza extra’. De stem van Marjan is zacht, maar duidelijk. ‘Euhm nee, dat hoeft niet. Ik heb een eetstoornis’. Quinty trekt een lange mouwen shirt aan om haar littekens te verbergen en stapt in Marjans auto.  Ze komen aan bij haar huis. Via de achterdeur loopt Quinty naar binnen. Ze worden begroet door een rode kater die langs Quinty’s been loopt. Het huis is modern en wit. In de woonkamer staat een piano. Quinty probeert amelié, Comptine d’Un Autre Éte te spelen. Ze kon dat vroeger, nu lukt het niet. Marjan zit aan de keukentafel. Ze kijkt en zegt niks. Quinty gaat tegenover haar zitten. Ze begint met praten. Alles komt er plotseling uit. Marjan knikt en luistert. ‘Wil je misschien langer dan een weekend blijven?’ Een lichtflits gaat door Quinty heen, ze voelt een klein lachje van binnen. ‘Ja graag’.

Een half jaar later vallen zonnestralen als een warm kleed over Quinty heen. Quinty is ondertussen achttien geworden, een leeftijd dat ze niet verwachtte te halen. Aarde zit onder aan nagels. Met haar voet zet ze een schop in de grond en plant ze een paarse Krokus. De bloem van een nieuw begin. De zon valt op haar littekens, ze helen. Eindelijk. Ze is al vijftien dagen snij-vrij. De afgelopen jaren had ze alleen maar hulpverleners om haar heen. Geen echte mensen die om haar geven. Het is werk. Wanneer de duistere gedachtes haar brein bezetten, moest ze maar de huisarts bellen. Nu is daar Marjan. Geen hulpverlener, maar een vriendin waar ze naar toe kan. Iemand die haar begrijpt. Het is soms moeilijk toe te laten, maar toch voelt ze het. Hoop.

Quinty beklimt een berg met kleine stapjes. Depressie is iets wat er gewoon is, net als het weer, maar nu heeft ze een paraplu voor haarzelf. Ze moet ermee leven. Marjan heeft een studio voor Quinty gevonden met begeleiding. Ze is verliefd geworden op Sylvester, een therapiepaard. Hij geeft haar vertrouwen om te groeien, te vallen en weer op te staan. Quinty kijkt terug naar haarzelf. Ze ziet een klein meisje van vijftien huilen in een hoekje op school. Ze vraagt om een knuffel. Quinty wil haar omarmen, geven wat ze nodig had, of heeft. Zeggen dat het oké is, dat ze veilig is. Dat het niet erg is om te huilen. Dat ze er mag zijn.

Over de auteur