Blauwe lichten knipperen op het ritme van de schreeuwende sirenes. “Taa Tuu Taa Tuu Taa Tuu”. Hij raakt nooit gewend aan het harde geluid. Wel zorgt de hoge spanning en adrenaline in zijn lijf ervoor dat het geluid wordt gedempt. Wat moeten ze nu doen? Hij ziet de auto steeds dichterbij komen in zijn achteruitkijkspiegel. Zijn hart klopt in zijn keel, maar hij weet wat hij moet doen. Hij weet precies wat hij gaat doen.
Het is rond half drie ‘s middags op een zaterdag in het voorjaar wanneer Tom net is begonnen aan zijn dienst. In zijn hand houdt hij een bekertje vast met bruine Douwe Egberts drab. Hij gooit de lauwwarme koffie snel naar binnen. Aan die automaatkoffie raakt hij maar niet gewend. Een half uur geleden is Tom begonnen aan zijn dienst en van de dienstlijst heeft hij afgelezen dat hij vandaag samen moet werken met zijn collega Maaike. Zij is ongeveer net zo lang in dienst als hij. Ze zitten samen in het kantoor en nemen de dag nog even kort met elkaar door. Ze zijn van plan om zo weg te rijden om te surveilleren in en rondom de stad. Tom kijkt naar de klok die boven de deuropening van het kantoortje hangt. “Tien over half drie”, zegt Tom zacht tegen zichzelf. In hun donkerblauwe uniform met rode en blauwe strepen zitten Maaike en hij klaar voor actie. Het is droog vandaag, maar de zon is nergens te bekennen.
Tom staart uit het raam. Elke dag begint met een routine, maar toch kan elke dag anders zijn. Tom denkt aan de dagen van surveilleren in de stad, die over het algemeen wel rustig verlopen, maar ook denkt hij aan het urenlang wachten in de auto wanneer er een verdachte situatie ergens werd gemeld. Elke dag is weer anders, maar natuurlijk hoop je op veel momenten toch op echte actie. Zoals je die ziet in films of series als Flikken Maastricht. Je gaat namelijk niet alleen maar bij de politie om tasjesdieven te grazen nemen, tenminste, Tom niet. Elke dag is weer anders…
“Zullen we maar eens de benenwagen pakken Tom?”, vraagt Maaike terwijl ze opstaat van haar krakende bureaustoel. Tom schrikt op uit zijn gedachten en zegt “yes, laten we dat doen.” “Vergeet niet de sleutels dit keer,” grapt Maaike en ze knipoogt naar Tom. “Ja, ja ik ben niet van gisteren hoor,” refereert Tom letterlijk aan gisteren, waarbij ze vanwege een melding in alle haast weg moesten en Tom de autosleutels vergat mee te nemen van zijn bureau. Meestal legt hij ze ook niet daar neer, maar houdt hij ze in zijn broekzak. Nu is hij voor de komende week de vergeetachtige agent. Gelukkig houden zijn collega’s het daarna dan ook wel voor gezien met de stomme grapjes.
Terwijl ze rustig opstaan en zich klaarmaken voor vertrek, klinkt er een luid gekraak dat uit hun portofoons komt. Door het gekraak heen galmt ineens een stem door het kantoor. “Attentie, attentie, we volgen twee verdachten van een overval die met grote snelheid richting Utrecht rijden. We blijven ze volgen, maar we vragen om assistentie…” Tom en Maaike kijken elkaar aan. “Kom, we maken contact met de meldkamer”, zegt Maaike en wenkt Tom in haar richting.
Eenmaal in contact met de meldkamer, vertelt een centralist dat er een gewapende overval op geldlopers is gepleegd in Doetinchem. Er zijn schoten gelost. De verdachten rijden in een donkergrijze Opel Astra. Twee motorrijders van het politiekorps uit Doetinchem hebben de achtervolging ingezet.
“Moeten wij erop af?” vraagt Tom. De meldkamer geeft aan dat dit nodig is en Tom en Maaike beginnen gelijk te lopen richting de deur naar buiten.
Eenmaal buiten beginnen ze te rennen naar de auto en Tom gaat achter het stuur zitten. Maaike neemt plaats naast hem op de bijrijdersstoel en Tom trapt het gaspedaal hard in en de auto vooruitschiet. Door hun portofoons klinkt weer een stem “We rijden nu bijna het Velperbroekcircuit richting Utrecht voorbij”. Dat is dichtbij, denkt Tom en hij draait behendig en vlug aan het stuur zoals Max Verstappen in z’n Formule 1-wagen.Tom kent Arnhem als de binnenkant van zijn broekzak.
In no time zijn ze op de snelweg rondom het Velperbroekcircuit. We zijn in de buurt, denkt Tom. Hij spreekt hard in zijn portofoon, “Kunnen wij ons ergens positioneren?” Het bereik is slecht en ze komen er niet doorheen.Tom blijft in z’n spiegel turen terwijl hij met minimale snelheid blijft rijden. “Maaike, vraag naar het hectometerpaaltje waar ze nu rijden!”. Maaike probeert erdoor te komen, maar op de frequentie wordt te veel gekletst en het signaal blijft slecht. Intussen blijft Tom op de weg voor hem letten en houdt hij zijn achteruitkijkspiegel scherp in de gaten. Weer ruisen er stemmen over de portofoon, “We gaan nu Broekdijk voorbij, we blijven de verdachten achtervolgen”. “Shit!”, denkt Tom. “Ze zijn achter ons!”, schreeuwt hij naar Maaike. Net op dat moment verschijnen er blauwe zwaailichten in de achteruitkijkspiegel. Twee motorrijders volgen met een enorme snelheid een, jawel, Opel Astra. Tom ziet dat er twee jongens in de vluchtauto zitten, allebei zo rond de dertig jaar. Terwijl Maaike uit het raam kijkt, op zoek naar wapens in de handen van de verdachten, bedenkt Tom razendsnel wat hij moet doen. Hij moet hun snelheid eruit halen, denkt hij in een milliseconde, terwijl de twee verdachten zijn kant op scheuren.
De Opel Astra stuurt naar rechts, Tom gaat ook naar rechts en blijft voor ze rijden. De bestuurder van de verdachte auto gaat naar links, Tom stuurt ook naar links. De Opel Astra wijkt met een enorme scherpe bocht uit. Ze gaan me rammen zo, denkt Tom. Gelukkig zijn de deuren van hun wagen gepantserd, maar daarmee zijn niet alle gevaren de wereld uit. Tom gaat met zijn lichaam laag hangen in de auto naar de zijkant, voor het geval de verdachten besluiten te schieten. Tom heeft geen ongelijk, de bestuurder geeft een slinger aan zijn stuur, maar door de enorme snelheid waarmee de jongens over de weg razen, begint hun auto te driften. De voorbanden glijden over het wegdek en krijgen al snel weer grip op de weg, waardoor de auto als een raket rakelings voor de wagen van Tom en Maaike langsschiet en botst deze tegen de vangrail aan de rechterkant van de weg. Een enorme knal klinkt en door die botsing slaat de vluchtauto over de kop en komt vervolgens op zijn dak terecht. De politiewagen waar Tom en Maaike inzitten krijgt loskomende onderdelen van de Opel Astra langs geslingerd. Tom wijkt zo goed mogelijk uit. De Opel stuitert in alle vaart nog een keer over de kop en komt dan uiteindelijk tot stilstand tegen de middengeleiding.
De motorrijders komen snel aanrijden, stappen af en trekken gelijk hun vuurwapen. Terwijl Tom en Maaike ook stil gaan staan en ze de auto uitstappen, neemt Maaike ook haar wapen in de hand. Tom trekt het zijne en zorgt dat hij niet in de vuurlijn staat van zijn motorrijdende collega’s, mochten er schoten gelost gaan worden. Tom richt zijn wapen op de auto. Het zicht is troebel, rondom de auto heeft zich een mist ontwikkeld. Een dikke, witte rook, waardoor het haast lijkt alsof de auto een grote kever is die zich niet meer van zijn rug kan draaien. Tom tuurt met kleine oogjes op zoek naar beweging bij de auto. Wanneer de rook weer een beetje is opgelost, ziet hij de bestuurder uit de auto kruipen terwijl hij een voorwerp voor zich uit schuift. Een shotgun, ziet Tom. Hij schreeuwt “Laat dat! Anders schiet ik je voor je kop!” De jongen kijkt hem aan met een dodelijke blik, maar luistert gelukkig wel en reikt niet verder naar zijn wapen. Terwijl hij languit op het asfalt ligt, met de ene helft van zijn lichaam in de auto en met de andere op de weg tussen de vele glasscherven, houdt de jongen zich stil. Maaike komt vlug aanlopen terwijl ze haar wapen in de holster terugzet en de handboeien behendig van haar riem afhaalt. Samen slaan ze de jongen in de boeien. Met z’n tweeën dit doen is volgens protocol, maar deze gast is zo groot als een beer, dus dit was ook zeker noodzakelijk, beseft Tom terwijl hij de verdachte stevig vasthoudt en richting hun auto duwt. Intussen zijn er nog drie politiewagens bij gekomen en collega’s lopen opeens overal rondom hen heen. De tweede verdachte in de bijrijdersstoel is intussen ook uit het koekblik gehaald. Hij wordt door collega’s meegenomen en in een andere wagen vervoerd naar het bureau.
Maaike zit voorin achter het stuur. Tom zit naast de verdachte op de achterbank. Het is stil in de auto, want kletsen met je collega wanneer er een verdachte in de auto zit, is not done. Tom kijkt stoïcijns voor zich uit en zo nu en dan door het raam naar buiten. Op een gegeven moment merkt hij dat de jongen hem strak aankijkt. Tom kijkt hem schuin aan en de jongen zegt “Jij hebt geluk gehad jochie” en een enge, ijzige grijns vormt zich op zijn gezicht. Tom wendt zijn hoofd van hem af en negeert wat er zojuist tegen hem gezegd is. De dreigende toon doet hem niet veel meer. Jaren geleden, toen hij startte bij de politie, was dit wel anders. Toen kon hij weleens wakker liggen van dit soort dreigementen.
Tom tuurt weer strak naar buiten en denkt alweer na over hoe hij alles in het proces verbaal moet zetten. Dat administratieve werk hoort er nou eenmaal bij, maar de actie zoals die van vandaag, dát is de reden waarvoor hij bij de politie is gegaan en waar hij als kleine jongen van droomde.
Namen van de hoofdpersonen zijn gewijzigd, i.v.m. privacyredenen.