De stilte van de viool

De stilte van de viool

Steel engraving of devil playing violin.

Het is koud, ijskoud. Een jongen zit op een bankje, met glazige ogen kijkt hij uit op het water. Een lijkbleke huid en rode kringen onder zijn ogen kleuren zijn gezicht. Het is donker. De volle maan spiegelt op het water van de IJssel.

Een dure, oranje viool ligt naast hem. Hij doet zijn blauwe jas uit. Zal ik het water in gaan? En dan zo lang mogelijk mijn adem inhouden? schiet er door zijn hoofd.

 

Zijn hoofd hangt naar beneden. Hij sluit zijn ogen. Zijn schouders voelen zwaar. Eenzaamheid overvalt hem, hij zit hier alleen op het bankje. Niemand die naar hem omkijkt, niemand die aan hem denkt.

‘Noah’, galmt een zachte stem.

‘Kom’. Een hand reikt naar hem uit. De vrouw met donkerbruin haar en de ogen van een engel kijkt hem aan.

‘Mira’, fluistert hij.

Een traan loopt over zijn wang. Een warm gevoel vult zijn buik. De vlinders voor Mira zijn nooit minder geworden. Ze was zo leuk, zo mooi, zo bijzonder. En nu is ze weg, voor altijd. En het is zijn schuld.

 

Ook Mira speelde viool, dat was wat hen verbond. De liefde voor muziek. De liefde voor elkaar.

Noah’s eerste ontmoeting met viool was toen hij zeven jaar oud was. Zijn moeder nam hem mee naar de muziekschool in het dorp, een bruin gebouw met halfhoge ijzeren hekken eromheen. Een zure, muffe geur kwam hen tegemoet toen ze het gebouw binnentraden. De muren waren wit en in de hal stonden een paar grijze stoelen.

‘Goedemorgen, jij bent vast Noah?’, klonk een scherpe stem vanuit de andere kant van de kamer.

Een vrouw met een wijde rok, hoge hakken en een neus in de vorm van een haak. Noah verstopte zich achter de benen van zijn moeder.

‘Ja dat klopt, dit is Noah’ antwoorden zijn moeder.

‘En ik ben Karin.’  ‘Hij komt vandaag voor zijn eerste vioolles. Geef je moeder eens een kus, Noah.’ Met getuite lippen kwam moeder op hem afgelopen.

‘Ik haal je over een uur weer op. Doe je best hè.’

Het zevenjarige mannetje zag zijn moeder door de deuropening verdwijnen en hij bleef achter met mevrouw haakneus. Een meisje kwam achter de deur van het lokaal vandaan. Twee staartjes rustten op haar schouders. Het meisje hield een viool in haar handen.  ‘Mevrouw gaan we beginnen?’ Voorzichtig wisselden het meisje en Noah blikken uit. Een verlegen lachje verscheen op de lippen van het meisje.

‘Ik ben Mira’, het meisje stak haar hand vooruit.

 

In haar ogen ben ik mijzelf die dag verloren, gaat het door zijn gedachten. Hij wist vanaf die dag dat hij begon met viool spelen dat hij met dat meisje wilde trouwen. Het was voorbestemd dat hij zijn twee grote liefdes op dezelfde dag zou ontmoette.  Dat zijn twee grote liefdes op dezelfde dag zijn verdwenen was noodlottig.

Een kerkklok in de verte slaat elf slagen. Moet ik niet naar huis? vraagt Noah zich af. Alleen thuis is Mira er niet. Thuis ben ik alleen. Hij draait zijn hoofd en kijkt naar beneden, naar het bankje langs de IJssel, waar zijn viool rust.  Als hij vroeger alleen al keek naar zijn viool stroomde zijn hart over met liefde voor de muziek. Nu vult leegte zijn lichaam. Hij draait zijn hoofd en begint te lopen. Een kronkelig pad leidt naar het bos. Noah’s voetstappen drukken in de aarde. Hier kwam Mira altijd zo graag, tussen de bomen in de natuur. Tussen de bomen staat een bankje, hun bankje. De letters M + N staan in het hout gegrift. Vermoeidheid overvalt Noah, hij sluit zijn ogen en verdwijnt in een diepe slaap.

 

De strijkstok leunt op zijn vinger. De viool rust op zijn schouder en wordt vastgeklemd door zijn kin op de viool. Uit het strijkinstrument galmt een klassiek klank. De noten vormen de perfecte muziek samen. Kriebels in zijn buik. Omringd door witte wolken speelt hij, zoals hij nog nooit heeft gedaan. Handen van achter pakken zijn borst:  ‘Dat doe je mooi!’ fluistert een vrouwenstem in zijn oor. Noah legt zijn hand op de hare.  ‘Het spijt mij zo Mira.’  ‘Ik heb niets aan spijt,’ antwoordt ze. De handen op Noah’s borst vervagen, ze verdwijnen.

 

“ ‘AAAAAH’, schreeuwend wordt hij wakker. De witte berkenbomen zwieren rond. Tranen vloeien uit zijn ogen het zout van zijn tranen raakt zijn lippen. Het is nog steeds donker. Dezelfde klokkentoren slaat drie slagen.

 

Noah besluit om verder te lopen, verder het bos in. Een open grasveld met een grote vijver in het midden, verschijnt tussen de dichtbegroeide bomen. Stilte overheerst. Hoe verder hij over het grasveld loopt, hoe meer het verdriet en schuldgevoel naar boven komen. Het bloed van Mira druipt van zijn handen.

Hij hoort geritsel bij de vijver vandaan komen.

‘Ik ben niet bang. Ik ben niet bang voor jou!’, roept Noah .

‘Ik maak jou kapot. Kom maar op!’ Het zweet staat op zijn voorhoofd. Zijn kaak is gespannen. Hij heeft zijn vuisten aangespannen.

Klaar om te vechten, met wat zich in de bosjes verschuilt. Het geritsel wordt steeds luider, waarna een ieniemienie muis tevoorschijn komt uit het hoge riet naast de vijver.

 

Op 13 juni ging het mis. Het beeld van Mira dood op bed, staat in zijn hersenen gegrift.

‘Jij hoer!’ Noah komt binnengestormd.

Zij, net klaar met het studeren van viool, kijkt verschrikt op.

‘Hoezo hoer?’ Mira kijkt hem venijnig aan.

‘Je gaat met een andere jongen. Ik weet het wel, dus lieg maar niet!’’

‘Waar haal je dit nou weer vandaan? Dat is niet waar. Je bent extreem achterdochtig en jaloers. Ik hou daar niet van, dus stop!’

Hij komt dichterbij.  ‘Ik, jaloers!? Jij bent gewoon een hoer.’

Haar handen trillen, haar hartslag gaat omhoog en ademhalen gaat moeilijk.

‘Laat mij met rust!’ schreeuwt ze, waarna ze naar boven rent. Huilend ligt Mira op bed met haar gezicht in haar handen.

‘Het is klaar nu, Mira. Stop met huilen.’

Ze kijkt op. Daar staat Noah met een mes in zijn hand.

‘Vanaf buiten lijkt de relatie perfect, maar vanbinnen is hij kapot. Ik zie geen andere uitweg.’ Ze gilt, maar het is te laat. Het bloed druipt van de deken.

 

Er is iets in hem geknapt wat niet tegen te houden was. Hij was losgeslagen. Tussen liefde en haat zit een dun lijntje. Als je die eenmaal oversteekt, is terugkeren moeilijk. Ik heb mijn vriendin in koele bloeden vermoord, realiseert Noah zich. Al die tijd heeft hij de realiteit onderdrukt. Zijn knieën beginnen te wankelen, rillingen kruipen over zijn rug. Hij begint te kolkhalzen en zakt door zijn knieën.

‘Ik heb spijt. Ik kan niet leven zonder je, Mira!’ roept Noah omhoog richting de sterren.

Hij neemt een aanloop en springt. Het koude water omhelst zijn lichaam. Zijn vingers knijpen zijn neus dicht en hij knijpt zijn ogen zijn dicht.

De vrouw met donkere haren en engelenogen verschijnt: ‘Kom je? Nu kunnen weer samen viool spelen.’

Het wordt wit voor de ogen van Noah.

 

 

 

 

Over de auteur