Weggelopen

Weggelopen

Morgane (links) en haar zus Juliette (rechts).

 

Verse herfstbladeren doordrenkt in septemberregen plakken tegen haar gezicht. Haar neus hangt boven het mosbedje die haar neus vult met een frisse geur. Voor even, is er rust. Ze kan het kraken van de takjes horen, waarin de merels in het bos hun nest opmaken voor deze rustige nacht. Een rustige nacht, voor haar voelt dit misschien als haar eerste.

 

Mistig klinken de echo’s, als Sirenen die hun lokzang opdragen vanaf Capri. Het lijkt haar te willen roepen, haar iets duidelijk te willen maken. Achter haar gesloten oogleden lijkt er zich een spel voor te doen, maar ze weet niet wat. Ze wíl niet weten wat, voor even had ze rust. Voor even kon ze wegzakken in haar bedje van mos, zonder aan haar realiteit te denken, maar de realiteit haalt je in.

 

Felle lampen en geschreeuw. De echo’s die eerst zo zachtaardig klonken, vormen zich nu naar drie oude, kalende mannen met een koffiegeur uit hun bakkes. Twee van hen houden een felle lamp op haar gericht, de ander kan niet stoppen met roepen: ‘Morgane. Heb jij wat genomen? Wordt wakker. Morgane.’

 

Morganes lippen voelen droog en haar stembanden liggen nog bij de APK. Ze krijgt er slechts een paar halve woorden uit gestameld: ‘Nee… nee. ‘Ik heb niks genomen?’ Ze voelt hoe twee mannen haar bij haar armen en benen omhoog trekken, uit de door het mosbedje klam geworden slaapzakje, die een paar uur geleden nog vredig en schoon in haar kast lag.

 

Als zwevend wordt ze uit haar high van mos en bladeren gehaald, met drie heren in uniform. Even lijkt ze de koningin, wat een beveiliging. Aan de bosrand wordt ze verwelkomd door nog een peloton aan politieauto’s. Maar als een spring in het oog, opvallend tussen de geel-zwarte pionnen uit blauw-rode wagens, ziet ze de glinsterende kraalogen van haar zus. Die herkent zij uit duizenden. De rust die Morgane heeft gevoeld bij het bos, maakt nu plaats voor een diepe schaamte. Ze heeft de enige persoon die zij nog vertrouwt dikke chaos bezorgd.

 

 

Juliette tikt met haar vork tegen de broccoli’s die vanaf haar bord naar haar staren. Haar maag is als gevuld met lucht. Ze kijkt op van haar bord, waar haar zusje Morgane eveneens met haar vork de broccoli’s een paar porren geeft. ‘Ga je lekker met je broccoli?’ Morgane kijkt met een scheef lachje op: ‘Moet jij zeggen. Volgende keer gewoon weer pasta, pap.’ Haar vader schenkt hen geen blik waardig, blijkbaar is de inhoud van zijn telefoon wat belangrijker, terwijl hij een stevige hap broccoli naar binnen werkt.

 

Het is niet meer raar dat ze met z’n drieën eten. Mama ligt vast te slapen, denkt Juliette. Het tegendeel blijkt waar, de bonken van de eerste verdieping verraden een wakkere moeder. Voor de verandering. Juliette hoort hoe de bonken zich zwalkend verplaatsen boven haar hoofd, van de grote slaapkamer naar de gang. Boven aan de trap hoort Juliette wat gestamel, zou ze wat zeggen? Het zal wel, denkt ze. 

 

Morgane gaat ook aan van het halve gemompel van boven. In één ruk draait ze zich om naar de trap, Juliette ziet van achteren hoe haar schouders stijf worden. Morgane werpt haar blik weer op Juliette, met grote glazige Bambi-ogen. Juliette probeert haar mondhoeken omhoog te krullen, voor zover dat gaat. Morgane kan niet zien dat zij van binnen ook stijve schouders en glazige Bambi-ogen krijgt. ‘Komt goed,’ fluistert Juliette. Maar ze herkent dit geluid, net als Morgane. De hel gaat losbreken.

 

Als donderslag bij heldere hemel komen voetstappen in een onregelmatig ritme de trap af gestrompeld. De lichtgrijze joggingbroek die de trap afkomt heeft ook een bovenlichaam. Dat van een vrouw met geklitte, vette, donkere haren die sluik voor haar gezicht hangen. Onderaan de trap moet ze bijkomen van het gewankel. Ze staat voorovergebogen, met één been op de laatste trede en het andere op de grond. Tussen het gehijg weet ze haar stem te verheffen: ‘Jullie… Jullie, praten. Echt veel… maar echt veel, te hard.’

 

Juliette ziet een vrouw staan, die moet zij haar moeder noemen. Háár moeder! En dan dit. Een wankelende Cheestring onder invloed van zoveel alcohol dat ze niet eens één normale zin kan uitbrengen. Voordat ze het zelf kan bedenken, staat ze al op van haar stoel. Met ferme passen loopt ze op haar moeder af. ‘Misschien is 19:00 uur dan ook niet een beste tijd om te gaan slapen, en zou je ook eens met ons kunnen avondeten, als een normale moeder!’ Juliette merkt hoe er uit de woede een beetje speeksel uit haar mond ontsnapt. Door de woede raakt ze de controle kwijt. 

 

Haar moeder komt als een Skydancer uit haar dronken bochelhouding. Ze begint luid te schreeuwen, er zijn niet eens meer woorden uit op te maken. Haar moeders handen richten zich in een flits op Juliette’s schouders. Met de ferme duw die volgt, verliest Juliette haar balans. Ze weet zich net op te vangen aan de tafelrand, het servies en de broccoli’s kletteren. Voor Juliette het zich kan beseffen, slaat ze in een reflex terug. Als de trom in het kletterende serviesorkest landt haar moeder tegen de traptreden. Als een krijsend kind jankt ze op de vloer, al kruipend verplaatst ze zich langzaam weer de trap op.

 

Juliette kan het niet aanzien. Terwijl haar hand nog brandt van de klap die ze gaf, stormt ze de gang in, de deur uit. Haar hart klopt in haar keel. Met trillende handen pakt ze haar telefoon uit haar achterzak. Door de opborrelende tranen in haar ogen ziet ze in een vaag beeld de naam van haar vriend staan. Ze klikt erop en probeert tot rust te komen op de zachte, regelmatige toontjes van haar overgaande telefoon.

 

Morgane hoort de voordeur met een klap dicht gaan. Daar gaat haar zus weer. Ze zal wel weer haar vriend aan het bellen zijn. Het gekrijs van haar moeder echoot van de trap naar beneden, als een Barbapapa heeft ze zich naar boven gewerkt. Haar vader is er direct achteraan gegaan, maar Morgane niet. Zij zit nog steeds naar haar broccoli te turen, met hartslag standje 180 en longen die zoveel overuren maken dat ze vanavond misschien eens, na zoveel van dit soort avonden, gaan knappen.

 

Alweer blijft ze alleen achter. Een dronken moeder boven, een boze zus buiten, een vader die alleen maar oog heeft voor de alcoholrijke liefde van zijn leven. Morgane voelt hoe de knoop in haar maag strakker wordt getrokken als ze denkt aan de momenten dat ze zich blootstelt, dat ze opstond en tegen haar ouders zei: ‘Ik trek het niet meer. Ik wil niet meer leven op deze manier. Ik houd dit niet meer vol.’ Nee, vanavond zegt ze niks meer. Vanavond voelt Morgane dat er een andere aanpak nodig is. 

 

Resoluut duwt ze het bord broccoli voor zich uit en staat ze op van haar stoel. Ze loopt de trap op. Ze loopt in één rechte lijn naar haar kamer. De krijsende geluiden van de grote slaapkamer aan haar rechterhand zijn slechts figurant. Morgane heeft een doel. Ze trekt haar kast open, precies zoals ze zich vaak heeft voorgesteld dat het zou gaan. Voorheen was ze hier nooit zeker over, zoals ze eigenlijk nooit zeker is over de dingen die ze doet. Maar vanavond is anders. 

 

Onderin de kast ligt tussen een stapel hoeslakens en een uit de hangkast gevallen hoodie een slaapzak. De slaapzak die haar altijd op vakantie heeft warm gehouden, zal dat vanavond weer doen. Over de longsleeve trekt ze de gevallen hoodie over haar hoofd. Met de slaapzak onder haar arm en haar telefoon in haar andere hand, stapt ze weer richting de trap. In de hal beneden ziet ze door het raam van de voordeur dat haar zus nergens te bekennen is. Die zal wel weer een rondje zijn gaan lopen. Morgane ziet haar kans schoon om via de voordeur naar buiten te lopen.

 

In het portiek bij de voordeur verwijdert ze de 360-app. Zo kan Juliette haar locatie niet meer zien. Dan gaat haar telefoon op vliegtuigstand. Morgane wil niemand appen, straks denken ze nog dat ze zelfmoord gaat plegen. Nee, niks zeggen is beter, denkt ze bij zichzelf. Zonder na te denken zet ze grote passen richting het bos, haar silhouette verdwijnt uit de reikwijdte van de straatlantaarns.

 

 

‘Oké. Welterusten, lieverd. Ik laat je morgen wel weten hoe het gaat.’ Als Juliette haar telefoon van haar oor haalt, merkt ze hoe koud haar andere oor is geworden. Tot nog toe had ze niet gevoeld dat ze zonder jas naar buiten is gegaan, maar nu de verwarmende stem van haar vriend weg is, voelt ze de kou in haar ledematen bijten. Onbewust heeft ze een blokje om gelopen, ze ziet de voordeur van haar huis al enkele honderden meters van haar af. Het lood in haar schoenen maakt opeens plaats voor een stekende pijn van schaamte. Morgane. Ze had gewoon niet zo uit haar slof moeten schieten. Juliette ziet voor zich hoe Morgane nog altijd haar broccoli zit te porren, in haar eentje aan de eettafel. Bij een gebroken diner, in een gebroken huis. Juliette versnelt haar pas, er komen steeds grotere condenswolkjes uit haar mond naarmate ze harder ademt.

 

Ze draait haar sleutel in het slot van de voordeur en stapt de hal in. In de woonkamer ziet ze het stilleven dat deze escalatie heeft veroorzaakt. Als een asymmetrisch opgebouwd decor is de stoel van Morgane twee meter naar achter geschoven. Als een magnetische tegenpool ligt haar bord op het midden van de tafel. Shit, denkt Juliette. Ze zal wel boos op me zijn.

 

Ze vliegt de trap op. Aan haar rechterkant ziet ze door een kier haar nog immer kermende moeder met een miemelende vader aan het bed. Ze schenkt er liever geen aandacht meer aan. Aan het eind van de gang staat de kamerdeur van Morgane op een kier, het licht is uit. Met voorzichtige voetstappen beweegt Juliette zich naar haar deur, waar ze zachtjes op begint te kloppen. ‘Morgane, gaat het?’ zegt ze met trillende stem. Geen reactie. ‘Morgane?’

 

Juliette stapt behoedzaam de kamer in en werpt een blik langs de deur. Haar ogen moeten wennen aan het donker. Met samengeknepen ogen kijkt ze naar een bed, maar ziet ze geen verschil tussen een deken of haar zusje. Ze knipt de lamp aan. Niemand is er in de kamer. Juliette knippert nog een paar keer met haar ogen, maar Morgane is nergens te bekennen. 

 

Juliette draait zich in een ruk om. De rust die haar wandeling haar kon geven, lijkt als sneeuw voor de zon verdwenen. ‘Morgane?!’ schreeuwt ze door de gang. Als de bliksem staat haar vader voor zich, die haar met argusogen bekijkt. ‘Je wilt haar toch niet weer wakker maken? Je moeder slaapt net weer,’ sist haar vader tussen zijn tanden. Juliette stamelt: ‘Papa, Morgane is weg. Weet jij waar ze is?’ Haar vader fronst: ‘Die komt wel weer terug. Doe nou gewoon eens even rustig, man.’

 

Juliette sprint weer Morganes kamer in, op zoek naar iets wat naar haar kan leiden. Haar telefoon is nergens te bekennen, haar locatie is verdwenen op de app. Juliette ziet hoe de kastdeur van Morgane wagenwijd open staat. Onderin valt er een gapend gat, tussen een paar opgevouwen lakens. De slaapzak, denkt Juliette. De slaapzak die Juliette zo vaak heeft geleend voor haar stiekeme sleepovers met vriendinnen. Kut. 

 

Juliette weet wat haar te doen staat. Zonder aarzeling typt ze 112 in. ‘Meldkamer. Ambulance, brandweer of politie?’

 

Juliette wordt geprikkeld door de blauwe lampen die fel in haar ooghoeken flitsen in het holst van de nacht. Hier aan de bosrand is geen straatverlichting meer. Met een tikkende voet kijkt ze naar de bomen. Ze staart intens naar het grauwe groen. Ze heeft zo’n stevige hoop dat haar zusje tussen de takken verschijnt, dat ze soms in haar ogen moet wrijven om nog helder te kunnen zien.

 

Alle overgaande walkie talkies van de agenten om haar heen hoort ze niet meer. Ze is gefixeerd op de bosrand. Hier móet ze zijn, Morgane voelt zich veilig in het bos. Ze waren er deze week nog samen geweest. Een felle lamp baant zich een weg tussen de takken. De zaklamp van de agent, zou hij haar bij zich hebben? De witte lichtbaan verblindt haar, maar tussen haar wimpers ziet ze vier gedaantes. En twee glinsterende ogen, glinsterende ogen die ze uit duizenden herkent. 

 

Opvallend tussen de geel-zwarte pionnen met felwitte lampen, ziet ze de glinsterende kraalogen van haar zus. Die herkent zij uit duizenden. De rust die Juliette heeft gevoeld bij haar vriend, maakt nu plaats voor een diepe schaamte. Dit mag nooit meer zo ver komen.

 

Over de auteur

Julianne Robin

Ik ben Julianne Robin, 20 jaar en student aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Naast dat ik dol ben op verhalen schrijven ben ik veel bezig met muziek en andere hobby's. Lees hier mijn verhalen over andere drillrap.