Kilian debuteert als 16-jarige voor Burkina Faso: ‘Ik wilde geen keeper worden’

Kilian debuteert als 16-jarige voor Burkina Faso: ‘Ik wilde geen keeper worden’

Kilian droeg bij zijn debuut nummer 23 | Foto: Pepijn van Wezenberg

Onder de brandende zon en in de wetenschap dat ik, Kilian Nikièma, vier jaar eerder nog als aanvaller bij mijn plaatselijke amateurploeg in Nederland voetbalde, loop ik het veld op van een klein stadionnetje in een buitenwijk van Marrakesh. Voor mij loopt Alain, de aanvoerder van het team. Met grote passen banjert de sterke voetballer naar de middenstip. Hij is er klaar voor, net als ik. Waar blijft dat volkslied?

Wanneer je mij een paar jaar geleden had verteld dat ik keeper zou worden van de nationale voetbalploeg van Burkina Faso, had ik je compleet voor gek verklaard. Het is bijna ongeloofwaardig: op mijn zestiende debuteren tegen Libië. Mensen die denken dat ik een grapje maak wanneer ik mijn verhaal vertel, kan ik niet eens ongelijk geven.

Een paar maanden geleden, in het voorjaar van 2019, rinkelde de telefoon. Ik dacht dat het een alledaags belletje was, totdat mijn vader mij riep. “Kilian, ik heb een man aan de lijn die naar je op zoek is. Kom even naar beneden.” De onbekende stelde zich voor als Paulo Duarte, de Portugese bondscoach van het nationale voetbalelftal van Burkina Faso, die mij in gebrekkig Engels een vraag stelde: “Wil je als keeper mee op trainingskamp naar het Spaanse Marbella met de nationale ploeg van Burkina Faso? We zien je graag een keertje bij de huidige nummer 61 op de FIFA-wereldranglijst.”

In eerste instantie kon ik mijn oren niet geloven. Eigenlijk was het überhaupt nooit in mij opgekomen om door het leven te gaan als doelverdediger. Met sterspelers Nani en Wayne Rooney als voorbeeld, imiteerde ik op de pleintjes juist de aanvallers. Ik wilde nooit keepen, totdat mijn voetbalteam bij Voorschoten ’97 te maken kreeg met een keepersprobleem.

Ik moest het op een toernooi maar een wedstrijdje proberen. Wat een ervaring was dat. Het ging zo goed dat ik de vaste keeper werd en na een jaar zowel naar Ajax, als Feyenoord, als ADO Den Haag mocht. Ik koos voor de laatstgenoemde club. Niet veel later mocht ik ook uitkomen voor de jeugdploegen van Oranje, wat ertoe leidde dat ik als 15-jarige bij ADO mijn eerste profcontract ondertekende.

“We hebben gehoord van je contractondertekening vorige week en zijn nieuwsgierig naar je keeperskunsten. Heb je er oren naar om te keepen voor het land dat je alleen kent van je vakantie?”

“Ja, natuurlijk wil ik dat.”

Mijn vader komt uit Burkina Faso, net als de rest van die familietak. Toen mijn moeder voor haar studie naar Afrika ging heeft ze hem daar ontmoet, waarna hij naar Nederland is gekomen. Om het jaar vertrekken we naar Ouagadougou, de hoofdstad. Dan huren we een groot huis en komt de hele familie langs. We vermaken ons daar wel.

Met ruim veertien miljoen inwoners, waarvan het overgrote deel op het platteland leeft, behoort het politiek-onrustige Burkina Faso tot de armste landen ter wereld. Met een gemiddeld inkomen van ongeveer 550 euro per jaar zijn schaars ingerichte stenen huisjes met een rieten dak geen uitzondering. Ik heb weleens gezien dat mensen geen kledingkast hebben, wat eigenlijk al genoeg zegt. Dat is bijna niet voor te stellen als je in Nederland woont.

Zonder aarzeling stapte ik op het vliegtuig naar Marbella, waar ik werd verwelkomd in de lobby van een luxe en rijkelijk versierd hotel. Ik was met mijn vijftien jaar veruit de jongste tussen de gespierde profvoetballers die mij vriendelijk gedag zeiden. Ik treed van mijzelf al niet zo snel op de voorgrond en vond dit ook zeker spannend. Ik hoorde alleen maar Frans om mij heen, wat ik prima verstond. Totdat ik iets moest zeggen. Toen kwamen de woorden strompelend uit mijn mond.

Net als bij veel andere teams is het bij Burkina Faso een traditie dat je moet zingen als je nieuw bent. Alle andere debutanten kozen voor een ‘Franse chanson’. Maar ik wist het niet zo goed en durfde het liedje dat ik goed ken, ‘Leef’ van André Hazes jr., niet uit volle borst te zingen. Ik begon dus ietwat weifelend, nadat ik in het middelpunt van de aandacht was gezet.

De hele selectie danste mee op ‘Sinterklaas kapoentje’

De sfeermakers van de selectie hadden mij even daarvoor van mijn stoel getild en op de tafel gezet, terwijl ze luid “Chantez! Chantez!” door de eetzaal galmden. Ik moest zelfs nog oppassen dat ik niet een van de gevulde borden omver zou trappen.

Mompelend begon ik te zingen. “Op een vrijdag in de kroeg, ergens in Amsterdam.” Nog voor ik de eerste zin goed en wel had kunnen uitspreken, werd ik gecorrigeerd. “Stop!” Geschrokken keek ik om mij heen. Is het liedje niet goed genoeg? En toen deed ik iets, waarvan ik nog steeds niet snap hoe het in mij opkwam. Het was blijkbaar het eerste waar ik aan dacht.

Een paar tellen later danste de voltallige selectie vrolijk mee op de melodie van een Nederlands liedje waar ze niets van verstonden. Ik zie ze nog meeschreeuwen. “Sinterklaas kapoentje.” “Très bien, Kilian.”

Ik deelde mijn kamer met een van de ervarener spelers, maar durf niet meer met zekerheid te zeggen wie het precies was. De meeste jongens kende ik al van televisie, omdat ik Burkina als fan volgde. Sterker nog, in mijn kledingkast hangt zelfs een shirtje van Jonathan Pitroipa, de sterspeler van het elftal. Maar mijn kamergenoot heeft niet zoveel indruk op mij achtergelaten.

Heel gek is het overigens niet dat ik zijn naam niet exact meer weet. Hij heette ‘puntje puntje Traoré’, dat is het enige wat ik heb onthouden. Maar welke Traoré het precies was? Geen idee. Er zaten op dat moment liefst zes spelers met dezelfde achternaam in de selectie. Naast oud-Ajacieden Bertrand en Lassina Traoré, liepen er dat trainingskamp ook een Abdou, Eric, Hassim en Oula rond.

In Marbella maakte ik uiteindelijk geen minuten en zat ik in de oefenwedstrijd tegen de Democratische Republiek Congo de volle 90 minuten op de bank. Ik had ook niet anders verwacht dan dat ik zonder interland huiswaarts zou keren hoor. Het ging goed, was leuk en bovendien maakte ik blijkbaar genoeg indruk om opnieuw te worden uitgenodigd. En toen wel met succes.

Drie maanden later, twee weken terug dus en toen ik net zestien was geworden, kreeg ik te horen dat ik opnieuw mocht opdraven voor ‘de Hengsten’, de bijnaam van het Burkinese elftal. Ditmaal was het Kamou Malo die mij belde, de nieuwe bondscoach die het roer van de ontslagen Duarte had overgenomen.

Opnieuw stapte ik vol goede moed in het vliegtuig met ditmaal als eindbestemming Marrakesh. Met tegenstanders Libië, Marokko en een Marokkaans All-Starts-team als oefentegenstanders, hoopte ik onderweg stiekem al iets wat ik een aantal jaar geleden niet had durven dromen: mijn debuut.

Sterker nog, de kaartjes voor mijn ouders waren al geregeld. Ze zouden speciaal voor de laatste wedstijd in het gigantische stadion in Marrakesh komen invliegen, zodat ze mijn debuut live konden meemaken.

Maar toen gebeurde er plots iets aparts. Gister, op de laatste training voor de wedstrijd tegen Libië riep de trainer mij bij zich. “Maak de resterende oefeningen maar met het basiselftal af”, klonk het. Ik snapte er niks van en kon vannacht maar moeilijk in slaap komen. Waarom mocht ik met de anderen meedoen? Ik zal toch niet in de basis staan?

En nu sta ik hier, met mijn hand op de borst en klaar voor het volkslied. Ik ben trots op mijzelf, al voelt het tegelijkertijd een beetje dubbel. Zojuist moest ik mijn ouders bellen dat hun kaartjes de prullenbak in kunnen. De kleine, krakkemikkige tribune langs de rand van het veld is slecht gevuld. En door het ontbreken van een livestream naar Nederland kunnen ze nu niet zien hoe ik onder een temperatuur van 35 graden en met een brandend kunstgrasveld onder mijn voeten datgene ga doen waar miljoenen jongetjes van dromen: een interland spelen.

Vooraf moest ik de coach echter wel nog één ding op het hart drukken: ram de bal weg als het moet. In Afrika spelen ze veel lange ballen met stevige duels, waarbij snelheid en kracht beslissend zijn. Hij is denk ik toch een beetje bang voor de Hollandse school, waarbij fatsoenlijk opbouwen centraal staat.

Zit er tekst in het Burkinese volkslied?

Op de televisie zie je vaak dat spelers van het Nederlands elftal het volkslied niet uit volle borst durven mee te zingen. Maar ik kan nu niks meezingen. ‘Une Seule Nuit’ (Een enkele nacht), het Burkinese volkslied, ken ik namelijk niet. Zit er wel tekst in de Burkinese variant van het Wilhelmus?

Eenmaal uitgeneuried ren ik op een drafje naar mijn doel. “Kom maar op”, zeg ik tegen mijzelf. “Ik ben er klaar voor.” Terwijl ik een laatste sprong maak en hard in mijn handen klap om mijn spieren nog wat losser te maken, valt mij iets op. Schuin vanuit mijn rechter ooghoek zie ik een gat in het net. Een versleten touwtje maakt het gaatje precies groot genoeg om er een bal doorheen te laten passen.

Waarom moet dat uitgerekend bij mijn debuut gebeuren? Het was tot nu toe juist allemaal zo professioneel geregeld. En nu wordt de wedstrijd met een kwartier uitgesteld, omdat iemand een sprint moet trekken naar de lokale buurtsuper om tiewraps te halen. Dit verzin je toch niet.

We winnen de wedstrijd met 1-0 door een doelpunt van verdediger Ismaël Zagrè. De achternaam van de speler die de beslissende voorzet gaf, laat zich overigens raden: Traoré. Dit is weer een andere Traoré dan de zes uit de vorige selectie, ditmaal is het aanvoerder Alain.

Glunderend bel ik mijn ouders op. “Je wil niet weten hoe trots we op je zijn”, zeggen ze minuten lang. “Ben je je er wel van bewust hoeveel het voor je Burkinese familie betekent dat je niet alleen Nederland, maar óók Burkina Faso als je land ziet? Je bent daar nu een held.”

Mijn interlandcarrière komt uiteindelijk niet verder dan de oefenwedstrijd tegen Libië. Inmiddels, twee jaar later, sta ik onder de lat bij Jong ADO Den Haag en draag ik in Nederland Onder 19 Jaar de leeuw weer op mijn borst. Aan het uitkomen voor een nationaal elftal zijn regels verboden, die mij voor een lastige keuze hebben gezet.

Na mijn debuut vroeg een van de assistenten bij de jeugdploeg van Oranje mij of ik nu definitief voor Burkina had gekozen. Maar ik wil nog helemaal niet kiezen. Ik ben nu achttien jaar, heb deze zomer mijn gymnasiumdiploma behaald en focus mij nu in mijn tussenjaar pas voor het eerst fulltime op het voetbal. Dan komt zo’n definitieve keuze denk ik nog veel te vroeg.

Er zit namelijk een maximum aan het aantal interlands dat ik voor Burkina Faso mag spelen. Van de FIFA, de internationale voetbalvond, moet een speler definitief voor een land uitkomen als hij voor zijn 21ste drie interlands heeft gespeeld. In mijn geval betekent dat dat ik bij drie wedstrijden voor Burkina Faso nooit meer voor het Nederlands elftal mag uitkomen.

En of ik dat ga halen, is nog maar de vraag. Ik weet nog niet hoeveel rek er in mijn carrière zit, waardoor ik een risico zou nemen. Maar wat ik nu al in zo’n korte tijd heb gezien en meegemaakt, is onbeschrijfelijk. Ik kan het soms ook bijna zelf niet geloven.

 

Op donderdag 4 november 2021 wordt bekend dat Kilian tóch ingaat op een nieuwe uitnodiging van bondscoach Kamou Malo. Op 12 november reist hij met de selectie van Burkina Faso af naar Ouagadougou voor de WK-kwalificatiewedstrijden tegen Niger en Algerije.

Over de auteur