De durfals onder ons dromen er allemaal weleens van: een parachutesprong. Peter Bloemberg (50) maakte deze droom waar. Alleen gaat het niet zoals gepland…
Met een verhoogde hartslag en een kurkdroge mond stijgt Peter Bloemberg steeds hoger op van de Nieuw-Zeelandse bodem, in het kleine tandemvliegtuigje. Hij probeert zich stevig vast te houden aan de rode stang boven zijn hoofd, maar zijn klamme zweterige handen werken hier niet aan mee. Hij is nerveus, al heeft instructeur Nathan net verzekerd dat die spanning nergens voor nodig is. Sterker nog, daadkrachtig zei hij: “I’ve had 900 clients, and it’s never gone wrong”.
Na een paar minuten, wat voor Peter als seconden voelt, schreeuwt instructeur Nathan: “Okay, it’s time! We’re going!” Hij glimlacht vastberaden, iets wat arrogant en klikt met grijze, ijzeren haken zich van achter vast aan Peter, die nu ongecontroleerd begint te trillen in zijn parachutepak. Het luik van het vliegtuig gaat open en harde wind slaat als een klap in zijn gezicht. Met man en macht probeert Peter zich vast te houden alles om hem heen. “Alright buddy, we have to move toward the opening!” roept Nathan boven het gebulder van de motoren uit. “Take it step by step!”
Peter ademt diep in. Hij wil zich niet te veel laten kennen, dus zet hij de eerste stap. Omdat Nathan aan hem vastgeklikt zit, wordt de weg naar de opening nogal klungelig, met haperende passen en onbeholpen bewegingen. Als Peter de rand bereikt, hapt hij naar adem. Onder zich ziet hij niets. Helemaal niets, als een bodemloze put. De wind laait om zijn oren, adrenaline giert door zijn lichaam en zweetdruppels glijden langs zijn zwarte haarlijn. Hij vervloekt zichzelf. Parachutespringen is tenslotte altijd zijn grote droom geweest.
Jongensdroom
“Is het niet een keer tijd om naar bed te gaan, jongeman?” Peters vader Harrie kijkt streng over het randje van zijn bril naar Peter. “Je kijkt elke avond naar deze parachute onzin.” De 15-jarige Peter doet alsof hij hem niet hoort. In sommige gevallen helpt dat en richt zijn vader de aandacht op iets anders, maar vandaag niet.
“Peter, je hoort me wel. Kom, het is al half 12.”
Peter slaat zuchtend zijn tijdschrift dicht. “Het is geen parachute onzin, pap. Dit is mijn dróóm” benadrukt hij.
“Ja, dat weet ik onderhand wel,” grinnikt Harrie, terwijl hij met zijn hand door zijn zwarte dunne haar kamt.
“Je praat nergens anders over. Op een dag zul je echt wel die sprong gaan maken hoor, zoon.”
Peter staat op en kijkt zijn vader aan. Dezelfde bruine ogen als die van hem staan vriendelijk achter het zwarte montuur. Harrie glimlacht waardoor de rimpels in zijn lange gezicht extra goed te zien waren.
“Het is mooi dat je die droom hebt. Maar je moet eerst ouder worden en flink gaan sparen.” legt Harrie geduldig uit. “En nu allereerst slapen.” Peter pakt het gerafelde tijdschrift en sjokt met zware benen naar boven.
Hij zegt zijn vader gedag en maakt zich klaar voor bed. Zijn slaapkamer hangt vol met posters van extreme sporten. Bungeejumpen, skydiven, kitesurfen, parachutespringen. Geknipt uit tijdschriften of met zijn laatste zakgeld gekocht in de stad.
In bed kan hij de slaap niet vatten en blijft hij naar het plafond staren. Door een kiertje van het gordijn dringt het maanlicht naar binnen en maakt schaduwen op de muur. Het is doodstil in huis, maar in Peters hoofd is er geen sprake van kalmte. Hij voelt de grote drang om de wereld te ontdekken en nieuwe dingen uit te proberen. Als hij in tijdschriften leest over extreme sporten krijgt hij bijna kippenvel. Het houdt hem dag en nacht bezig, hij snakt naar avontuur. Hij spreekt zichzelf streng toe en beveelt dat hij geduldig moet zijn. Ooit zou hij die brede wereld intrekken. En met die gedachte valt hij in een onrustige slaap.
Backpack avontuur
Voordat Peter in het vliegtuig stapt om zijn eerste parachutesprong te maken, is hij al acht maanden in Nieuw-Zeeland. Acht maanden en zestien dagen om precies te zijn, berekent Peter terwijl hij wakker wordt in zijn backpackers hostel. Er komt een einde aan de reis. Hij houdt zich voor dat aan al het goeds een einde komt en dat hij blij is zijn familie weer te gaan zien. Toch voelt hij een lichte teleurstelling. Het zijn fantastische maanden geweest. Hij is met zijn beste vrienden van de Hoge Agrarische Landbouwschool vanuit Nederland vertrokken. Eerst hebben ze keihard gewerkt bij hun stageadres: een Nieuw-Zeelands kiwi bedrijf. Daarna zijn ze het hele land doorgereisd.
Hij draait zich om in zijn hoogslaper en kijkt om hem heen. Het geluid tegenover hem is niet te missen. Vriend Joost ligt op zijn rug, zijn hoofd iets naar achter gekanteld en uit zijn open mond ontsnapt een diepe luidruchtige ademhaling. Zijn donkerbruine krullen liggen als een waaier verspreid over zijn kussen.
Peters aandacht verschuift naar het matras onder Joost, waar zijn andere vriend, Hilbert, ligt. Hilberts bed is net te klein voor zijn lange lichaam waardoor zijn voeten over de rand bungelen. Zijn deken ligt verfrommeld aan de zijkant.
Onder Peter slaapt zijn vriendin, Mariska. Peter kijkt of zij al wakker is. Ze ligt op haar zij, met haar handen losjes onder haar gezicht gevouwen. Haar ademhaling is diep en gelijkmatig, bijna onhoorbaar. Haar gebruinde gezichtje is ontspannen en haar blonde lange haar ligt golvend om haar heen. Peter glimlacht. Mariska is nu voor zo’n twee jaar zijn vriendin.
Opeens dringt hem binnen wat vandaag op de planning staat. Zijn hartslag gaat met een ruk omhoog en hij schiet rechtop in bed. Hoe kan hij dit vergeten? Dit is de dag waar hij al jaren naar uitkijkt. Hij springt in een keer uit zijn bed en wakkert de rest.
“Zonnestraaltjes, vandaag is de dag, wakker worden!” zegt hij terwijl hij in zijn afritsbroek stapt.
Joost kreunt. “Ik weet niet of ik dit aankan. Ik deed vannacht geen oog dicht.”
“Oh, jawel hoor. Ik hoorde je binnen een uur al weer snurken,” lacht Mariska.
Peter poetst zijn tanden en kijkt in de spiegel. Een gebruinde jongen met twinkelende donkerbruine ogen en lange wimpers staart hem aan. Hilbert durft het aan om vandaag als eerste parachute te springen. Peter zou als tweede gaan. Hij kamt een middenscheiding in zijn zachte, bruine haar en haalt diep adem. Hij is er klaar voor.
Blauwe parachute
“Over there is a camera,” tuttert Nathan in zijn oor, terwijl hij wijst naar het puntje van de vliegtuigvleugel. “You have to smile for the picture!” Peter kan geen glimlach opbrengen, dus zijn gezicht vertrekt meer in een soort grimas. “Put your thumbs up!” hoort hij van achter. Peter verklaart Nathan voor gek, maar trekt toch zijn vastgekluisterde vingers van de weerszijden van het luik. Hij poseert voor één seconde met zijn duimen omhoog en beseft net te laat wat de instructeur van plan is. Ze vallen door de duwende beweging van Nathan voorover het vliegtuig uit. Peter slaakt een oerschreeuw en samen stortten ze de leegte in.
Het voelt alsof Peter in een extreem snelle achtbaan zit. Met tweehonderd kilometer per uur vallen hij en Nathan door de lucht. Peter hapt naar adem terwijl de kou in zijn lichaam snijdt. Hij slaakt af en toe een kreet van opwinding en adrenaline. Zijn kleren wapperen wild en een gevoel van vrijheid en euforie overweldigen hem. De wind raast door zijn oren en laat zijn ogen tranen achter zijn bril. De aarde onder hen komt langzaam dichterbij.
Met een ruk opent de parachute zich. De val vertraagt abrupt en het lijkt alsof ze blijven hangen in de lucht. De chaos van de vrije val maakt nu plaats voor een vredige rust. De adrenaline giert nog steeds door Peter zijn aderen, maar hij weet zich iets meer te ontspannen. Ze zijn al dicht bij de grond en Peter kan natuur, weilanden en huizen van elkaar onderscheiden.
Achter zich kucht Nathan. “That was something else right?” vraagt hij met een hese stem aan Peter.
“Incredible. Never experienced something like this,” verzucht Peter.
De instructeur vertelt achtergrondinformatie over Tauranga terwijl hij wijst naar verschillende plekken op de grond. Peter kan alleen maar genieten. Zijn mondhoeken vertalen zich in een brede lach van oor tot oor en een warm gevoel verspreidt zich over zijn borst.
Nathan maakt zich klaar voor de landing en trekt de zwarte touwtjes van de parachute aan. Ze minderen vaart en Peter voelt hoe zijn lichaam steeds meer in een verticale houding kantelt. Na drie minuten raakt zijn voet de grond van het weiland en zet hij een paar stappen. De parachute valt achter hen neer en Nathan maakt hem los. Peter staat nog steeds te trillen maar is niet te houden. Hij rent op zijn vrienden af.
“Jongens, het was insane!” roept hij buiten adem. “Zagen jullie mij? Het was fantastisch! Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt!” zegt hij enthousiast.
Maar Joost, Hilbert en Mariska zeggen niets terug. Peter knippert met zijn ogen en ziet dat ze alle drie lijkbleek zijn. Mariska heeft haar handen op haar hart, alsof ze net de schrik van haar leven heeft ervaren. Dan dringt het geluid van het luchtalarm tot hem door.
“Wat is er?” vraagt hij met een onheilspellend gevoel.
“Kijk eens naar de kleur van je parachute,” zegt Hilbert met een schorre stem.
Peter draait zich om en ziet in plaats van de rode parachute waarmee hij vertrok, een knalblauwe parachute liggen. De realisatie zinkt langzaam in.
“De parachute ging niet goed open. Jullie vielen zo lang naar beneden. De reserveparachute heeft je gered.” vertelt Mariska met tranen in haar ogen.
Peter zijn hart begint sneller te kloppen. Niet door de adrenaline van de sprong, maar door het besef wat er had kunnen gebeuren.
Nathan komt aanlopen. Zijn verwaande houding is verdwenen en hij loopt als een klein jongetje op hem af.
“I’m sorry man. Something like this has never happened before. The parachute was twisted.” Hij draait zich om naar Joost en Mariska. “Unfortunately, you can no longer go.”
De hele dag is Peter muisstil. Mariska werpt hem af en toe wat bezorgde blikken, maar het valt Peter niet op.
Hij kan er alleen nog maar aan denken hoe dichtbij de dood is geweest.
Overwinnen
Na de sprong heeft Peter last van hoogtevrees. Het gaat er tot extreme mate aan toe. Hij durft niet meer in een lift te stappen, maar pakt standaard de trap. Hij vermijdt bruggen en balkons, en zelfs op een roltrap in het winkelcentrum wordt hij zenuwachtig. Van bergwandelingen kon hij vroeger geen genoeg krijgen, maar dat ziet hij nu als een onmogelijke missie. In situaties met hoogtes, reageert zijn lichaam heel sterk. Nu ook weer. Hij staat in zijn universiteitsgebouw in Den Bosch en kijkt naar de vier hoge trappen die hij op moet. Paniek laait in hem op, het zweet breekt hem uit en zijn knieën beginnen te trillen. Hij pakt de leuning van de trap, maar blijft wachten. Verschillende studenten lopen om hem heen naar boven. Zijn maag draait om en zijn lichaam verstijft. Hij probeert het te verbergen, zoals hij de afgelopen maanden alleen maar heeft gedaan, maar van binnen is het een constante worsteling.
Het is zo dubbel dat ooit zijn grootste droom in een nachtmerrie veranderde. Peter beseft dat het zo niet langer gaat. Hij wordt belemmerd in alles wat hij doet.
Na weken tobben, maakt hij een afspraak. Het lijkt hem de beste remedie tegen de angst, maar tegelijkertijd het moeilijkste wat hij ooit heeft gedaan.
Met Mariska aan zijn zijde reist hij af naar Utrecht.
Gevuld met angst, paniek en misselijkheid laat hij zich in het pak hijsen door de instructeur. Mariska zet een bril op zijn neus en kijkt hem aan.
“Jij kan dit. Ik weet het,” zegt ze terwijl haar blauwe ogen hem fel aankijken. “Je gaat dit doen.”
Ze stijgen op in het tandemvliegtuigje. Peter wordt geteisterd door flashbacks uit zijn tijd in Nieuw-Zeeland. Hij heeft het gevoel alsof hij elk moment over moet geven. Het luik opent en wanneer hij zich met veel tegenzin en moeite in de opening opereert, neemt hij zich voor niet naar beneden te kijken.
Hij denkt niet te lang na en springt de diepte in.