Het is 2005 als Paul en Anneke de Graaf met hun schoonmaakbedrijf, een onverwachte draai aan hun leven geven dat later uitgroeit tot BooART, een bedrijf dat kunst en mensen met elkaar verbindt. Bij een van hun klanten in hartje Amsterdam valt Anneke op dat er niets aan de muur hangt, en dat zag er volgens hen maar kaal uit. Ze stelt voor om het restaurant van kunst te voorzien, en dat idee bleek een schot in de roos.
‘Van het een kwam het ander,’ zegt Paul, terwijl hij terugdenkt. ‘We benaderden vier- en vijfsterrenhotels in Amsterdam. Totdat er iemand zei: “kom maar op.”’ Uiteindelijk hadden ze vijftien hotels van kunst voorzien.
Opvallend is dat de liefde voor kunst er bij Paul eigenlijk nooit is geweest. ‘Nog steeds niet is een groot woord,’ zegt hij met een brede glimlach. ‘Ik houd van mooie dingen, of dat nou een schilderij is of een foto. Mijn kunst is het verbinden van mensen.’ Dit idee van verbinden bleek te werken. Wat begon als een spontane actie met een oproepje op Hyves, groeide uit tot een netwerk van kunstenaars. ‘De inbox explodeerde. Het waren 400 tot 500 reacties per oproep,’ vertelt hij enthousiast.
Het succes zit in het samenbrengen van twee werelden: kunstenaars die op zoek waren naar zichtbaarheid, en locaties die hun ruimtes graag wilden verrijken. Door die behoefte aan elkaar te koppelen, ontstond er een situatie waarin beide partijen elkaar versterken en die volgens Paul eigenlijk het mooiste is wat er is. ‘Dan zie je dat er heel leuke dingen kunnen gebeuren.’
Een van de kunstenaars die Paul nooit zal vergeten, exposeerde in 2010 voor het eerst via BooART in het NH Hotel in Hoofddorp. ‘Hij kwam uit de marketingwereld,’ herinnert Paul zich. ‘Hij had een wens en die sprak hij uit. Hij zei: “Ik wil niet zomaar kunstenaar worden, ik wil de beste worden. Nummer één in de wereld.”’ Hij had nog nergens geëxposeerd en geen budget voor doeken. ‘Hij maakte zijn werk op kartonnen dozen van fietsen. Meer had hij niet.’
Paul en Anneke hingen 180 werken van hem op. Geen ervaring, maar de ambitie. ‘Vanuit hier heeft hij waanzinnige projecten gedaan. En dat is leuk om te zien. Nu is hij art director bij Europa Park,’ Paul straalt als hij het vertelt. Dat is allemaal vanuit hier ontstaan.’
Geen spijt, maar toewijding
De eerste vijf jaar deden Paul en Anneke alles op eigen kracht, en volledig op eigen kosten. Jaarlijks investeerden zij tussen de twintig- en vijfentwintigduizend euro aan eigen investeringen. ‘We reden stad en land af. Alles wat nodig was, betaalden wij uit eigen zak. Voor de hotels als voor de kunstenaars. Er klinkt geen spijt in zijn stem, alleen maar toewijding.
Zij begonnen zich af te vragen hoe lang zij al deze investeringen vol gingen houden. Toch wilden ze het laagdrempelig houden. ‘Als ik een advertentie wil zetten in een krant, moet ik ook betalen,’ zegt Paul. ‘Je moet het schappelijk zien te houden. Je kunt wel de hoofdprijs vragen, maar dat is niet de bedoeling. We hoeven er niet rijk van te worden. Het is voor de leuk. En om met een heel verscheidenheid aan mensen om te gaan.’
Meer dan een schilderij
Voor Paul draait kunst om toegankelijkheid. Het hoeft niet ingewikkeld te zijn of in een museum te hangen. Soms is een blik in een hotellobby al genoeg, zoals bij Randy van den Booren, die tijdens zijn verblijf in het NH Hotel in Amsterdam, werd geraakt door een schilderij dat hij niet meer los kon laten. Randy staarde minutenlang naar het schilderij van Chiel van Zelst. Het raakte iets in hem waar hij niet omheen kon. Wie de kunstenaar was, wist hij niet, maar een ding was zeker: hij wilde het schilderij hebben.
Het schilderij bleek te koop, en op het prijskaartje stond Paul vermeld als handelaar. Met enige zenuwen belde Randy hem op. ‘Ik dacht dat het ingewikkeld was om een kunsthandelaar te bellen, en in een andere wereld terecht te komen.’
Maar toen hij Paul aan de lijn kreeg, klonk zijn stem warm en toegankelijk. ‘Een week later kwam hij het schilderij bij mij thuis brengen.’ vertelt Randy lachend. ‘We hebben samen uren gepraat, en de avond eindigde met een fles wijn.’ Zo is het contact blijven bestaan.
Ook in het hotel waar Randy het schilderij ontdekte, is Paul geen onbekende. Hij vindt het belangrijk om met iedereen gezien te laten voelen. Dat zit soms in iets kleins als een groet of een grap.
Ruimte voor iedereen
Wanneer Paul in het NH Hotel in Hoofddorp aan een tafel zit, komt technisch manager Ruud de Vos langs. ‘Hé, hoe is het?’ roept Ruud terwijl hij met een brede lach aankomt. ‘Heb je al koffie gehad?’ Ze lachen en maken grappen, en voor ze het weten praten ze over hoe alles verandert. ‘Zodra je geboren bent, krijg je een mobiel in je handen geduwd,’ zegt Ruud. Paul knikt. ‘Maar er is wel een kentering,’ zegt hij. ‘Ik hoor steeds vaker in de kroeg: “Stop even met dat ding.”’
Voor Paul is zijn persoonlijke benadering essentieel ‘Het heeft te maken met hoe je met mensen omgaat. Je loopt ergens binnen en zegt even gedag, ook al kennen ze je niet allemaal. Maar je maakt contact. Dat is eigenlijk de basis.’
Die open houding is terug te zien in hoe hij naar kunst kijkt. Voor Paul draait kunst niet om oordelen, maar om ruimte geven. Kunstenaars moeten volgens hem de vrijheid krijgen om te maken wat ze willen, zonder direct in een hokje geplaatst te worden of afgerekend te worden op stijl of techniek. Wat telt, is dat het werk met overtuiging is gemaakt. ‘Het BooART-principe is dat jij iets maakt en je doet het met volle overgave,’ legt hij uit. ‘Wie is de ander dan om te zeggen wat een troep is dat?’
Kunst zonder regels
Ook voor het publiek hoeft kunst volgens Paul niet aan opgelegde verwachtingen te voldoen. Het moet je raken, niet omdat musea of marketingmachines dat voorschrijven, maar omdat het oprecht iets met je doet. ‘Rembrandt,’ zegt hij, ‘was met alle historische waarde die we er nu aan hangen, in wezen ook gewoon een eigentijdse fotograaf. Alleen deed hij het met olieverf.’
Kunst wordt volgens Paul vaak om de verkeerde redenen gewaardeerd, niet omdat het je raakt, maar omdat de maatschappij het als mooi bestempelt. ‘De meeste mensen vinden iets mooi, simpelweg omdat iedereen het mooi vindt,’ zegt hij met verbazing in zijn stem. Zelf probeert hij voorbij die oppervlakkige waardering te kijken. ‘Ik zie soms betere kunstenaars dan wat we in musea tegenkomen.’
Toch vindt hij het niet aan hem om daarover te oordelen. ‘Wat ik niet mooi vind, vindt een ander fantastisch. En zo hoort het ook te zijn, want dat is kunst.’ Die open benadering hanteert hij ook in zijn werk met kunstenaars. Hij gelooft dat het niet draait om wat hij ervan vindt, maar om het bieden van ruimte en vertrouwen. Kunstenaars moeten volgens hem de vrijheid krijgen om te maken wat zij willen.
Creativiteit
Zijn waardering gaat dan ook niet automatisch uit naar kunstenaars die van een kunstacademie komen. Integendeel. ‘Ik vind de beste kunstenaars vaak niet van de academie komen,’ zegt Paul met volle overtuiging. ‘Daar worden ze in een bepaalde richting geduwd. Alles wordt projectmatig. Een visie. Recht vooruit.’
Vol passie legt hij uit dat je op straat pas echt leert wat flexibiliteit betekent. ‘Ik vind een graffiti kunstenaar of een autodidact, veel knapper,’ vertelt hij met bewonderende overtuiging. ‘Dat is het talent dat echt uit de grond komt. Net als met sport. En dat omarm ik.’
Als je hem vraagt of hij ooit had gedacht dat hij iets met kunst zou doen, lacht hij. ‘Voordat ik hiermee begon, ben ik nooit met kunst bezig geweest,” zegt hij openhartig. “Dit komt echt uit de koker van mijn vrouw. Zij is altijd al kunstzinnig geweest en vond alles leuk om te maken. Of het nou een broek was, een tekening, een schilderijtje of een handwerkje, zij is heel creatief.”
Ook thuis speelt kunst een grote rol in hun dagelijks leven. ‘Alles wat bij ons aan de muur hangt, hebben we samen uitgezocht. Het zijn allemaal dingen die we allebei mooi vinden,’ zegt Paul. ‘Sommige werken blijven hangen, andere wisselen we af.’ En dat valt op bij bezoek. ‘Dan zeggen ze: ‘Hé, dat hing er de vorige keer toch niet?’ En ja, dan is er weer wat nieuws te zien.’ Die openheid gaat verder dan alleen kijken. ‘Als iemand bij ons thuis iets ziet en zegt: ‘Wat een gaaf werk’, dan mag je het in principe gewoon kopen, op een paar persoonlijke favorieten na.’
Wat ooit begon met een lege muur in een Amsterdams restaurant, is uitgegroeid tot iets veel groters dan Paul ooit had kunnen bedenken. Niet omdat het een ambitie was, maar omdat hij mensen een kans wil bieden. Vanuit het idee dat iets gemaakt wordt, gezien mag worden. Door iedereen.