Creatief Schrijven: Het gouden preiveldje van Serooskerke

Creatief Schrijven: Het gouden preiveldje van Serooskerke

Het gouden preiveldje van Serooskerke

 

3 januari 1966.

‘Je hebt goud in handen’. De woorden dringen niet door bij Piet. Hij is met stomheid geslagen. Goudsmit Kodde herhaalt zijn woorden, nu langzamer. Van alles wat Piet had kunnen bedenken dat kon gebeuren tijdens deze werkdag was het vinden van goud wel het allerlaatste.

Een paar uur eerder.
Piets houten klompen op de klinkers van de Dorpsstraat verstoren de stilte in het altijd rustige Serooskerke. Dit is het dorp waar Piet is geboren en getogen. Met krap 1500 inwoners is het dorp gelegen op het Zeeuwse schiereiland Walcheren. Vredig maar tegelijkertijd dreigend omarmd door de Noordzee, het Veerse Meer en de Westerschelde is Serooskerke letterlijk en figuurlijk haast afgesloten van de rest van Nederland. Na de Watersnoodramp in 1953 is hier niets noemenswaardigs meer gebeurd. De tijd is niet genadig geweest voor Piet. Diepe groeven in zijn slechts 35-jarige oude voorhoofd verraden dat hij een druk bestaan heeft. Niet zo gek. Op deze jonge leeftijd onderhoudt Piet al een loonbedrijf en een landbouwbedrijf van tien hectare met melk- en slachtkoeien. Ook nu heeft hij weer een volle dag voor de boeg.

De prei op een veldje van zo’n honderd hectare aan de Dorpsstraat dat Piet pacht, wacht al een aantal dagen op hem om gerooid te worden. De vrieskou van de dagen hiervoor maakte de grond harder dan het ijs op het Veerse Meer. Op deze maandagochtend is het kwik weer boven nul gestegen en is de grond eindelijk zacht genoeg om de prei eruit te kunnen steken. Het extra zakcentje dat deze oogst op de veiling later deze week zal opbrengen, kan Piet goed gebruiken. Thuis heeft hij zijn vrouw Betsie te onderhouden en de zes monden van zijn kinderen te voeden.

Vandaag krijgt Piet hulp van knecht Adrie en zijn vader Gerrit Christiaanse. De sproeterige Adrie van de Broecke van achttien jaar raakt tijdens hun gezamenlijke werkdagen maar niet uitgepraat over de TT van Assen. Hij heeft weleens laten doorschemeren dat hij met het geld dat hij als knecht van Piet verdient, spaart voor een wedstrijdmotor om aan de race in Drenthe mee te kunnen doen. Zijn vader Christiaanse senior is iemand waar Piet de laatste jaren steeds meer tegenop kijkt. Ondanks zijn leeftijd is hij nog altijd erg actief in het dorp als wethouder van de gemeente Serooskerke. Niettemin weet zijn vader altijd tijd voor hem te maken wanneer hij wat extra handen nodig heeft op dagen zoals deze. Door zijn vader pacht Piet momenteel ook het veldje in de Dorpsstraat. De kavel stond na de sloop van twee oude, krakkemikkige panden in het voorjaar van 1965 al een tijdje leeg toen zijn vader bij hem aanklopte met de vraag of hij het stukje grond onkruidvrij wilde houden tot de gemeente er een nieuwe bestemming voor had bedacht. De gemeente raakte het stukje grond blijkbaar nog niet aan de straatstenen kwijt. Het veldje was vervuild door de sloop en niets zinnigs leek hier te kunnen groeien. Uit solidariteit voor zijn vader nam Piet de grond aan. Hij had een idee. Nadat hij het veldje volledig onkruidvrij had gemaakt, plantte hij prei. Piet had weleens gehoord dat deze groente de meest vervuilde grond kan overwinnen. Het bleek te kloppen. Na een tijdje geduldig wachten, zag Piet de prei uit de grond rijzen als een feniks uit de as.

Het is bijna etenstijd wanneer Piet rond half twaalf vanuit zijn ooghoek Adrie met zijn vingers een klein, rond voorwerp uit de aarde ziet halen. Het lag op de plek waar Adrie net een preistronk uit de grond heeft getrokken. Piet neemt een korte pauze van het preisteken om naar het voorwerp dat in Adries handpalm ligt te kijken. Hij kan niet gelijk plaatsen wat het is. ‘Hebben jullie ooit zo’n ding gezien?’ Adrie en Gerrit halen nietszeggend hun schouders op. Het voorwerp is zo’n 2,5 centimeter groot en lijkt metaalachtig. Wanneer Adrie er met zijn vinger overheen strijkt om de aarde ervan af te halen en het voorwerp omhooghoudt, wordt een reliëf zichtbaar dat het gevolg lijkt te zijn van een stempeldruk. ‘Het zal wel een bijzondere dop van een melkfles zijn’ zegt Adrie na een tijdje als Piet zijn werk alweer heeft voortgezet.

‘Verrek, hier nog één’ mompelt Piet niet veel later wanneer hij een soortgelijk voorwerp uit de grond haalt. ‘Hier heeft vroeger wel een heel slordig persoon gewoond met al die rondslingerende melkdoppen’ denkt Piet in zichzelf. Binnen een halfuur na de eerste vondst, heeft Piet al acht stuks in de zakken van zijn overall laten glijden. Een paar uur later puilt zijn zak haast uit. Nu begint het Piet te dagen. ‘Het zou toch niet…?’ Zijn vader stelt voor om voor de zekerheid langs buurman Johannes Kodde te gaan, de goudsmid aan de Dorpsstraat. Daar in het atelier van Kodde bevestigt de goudsmid dat wat Piet nooit had kunnen dromen: Goud.

‘Vlug, we moeten terug naar het veld, voordat anderen er met het goud vandoor gaan!’ roept Piet naar Adrie en zijn vader terwijl hij al ongeduldig bij de deur van het atelier van Kodde staat. De prei en de veiling is hij vergeten. Het goud is nu het enige dat telt. ‘Hoe kan het dat al dit goud vandaag pas is gevonden?’ deze gedachte spookt meerdere malen door Piet zijn hoofd terwijl  hij zich stort op het vinden van nog meer goud.  Na de afbraak van het huisje en de schuur die hier op het veldje stonden, zijn karrevrachten met puin weggevoerd. Het onkruid dat zich in de maanden hierna als een groene deken van nieuw leven over de grond verspreidde, heeft hij er met zijn eigen handen uitgetrokken. De prei is er ingezet en zijn vader heeft tussendoor geschoffeld. Het blinkende goud heeft Piet nooit opgemerkt en zijn vader heeft hij er ook niet over gehoord. Het is een mysterie. Eén ding is duidelijk. Het goud ligt nu letterlijk voor het oprapen. Het moet eruit. Scheppen. Voordat anderen het doen.

Waar Piet al bang voor was gebeurt. Het nieuws over het gevonden goud spreidt zich als een lopend vuurtje onder de inwoners van Serooskerke. Al snel ziet hij dat het preiveldje wordt omsloten door een dichte haag van dorpsgenoten. Piet geeft ze geen ongelijk. Als het niet zijn veldje was geweest, had hij hoogstwaarschijnlijk ook even zijn werk gelaten voor wat het was om met eigen ogen te kunnen zien wat er in zijn dorp afspeelde. ‘Het is een stunt van de VVV om de aandacht op Serooskerke te vestigen’ hoort Piet een vrouw in de menigte zeggen. Nieuwsgierig naar wie deze onzin verspreidt, draait Piet zich om naar de richting waar de stem vandaan komt. Hij ziet een vrouw staan in de typische grijs-wit gestreepte schort en een witte, puntige muts. Ze komt van Walcheren.

De zon heeft Piet zien zakken. Licht maakt plaats voor donker. Hij heeft samen met Adrie en zijn vader vanaf de vondst van vanmiddag tot acht uur vanavond verder gezocht naar het goud. Piet voelt dat hij steeds wankeler op zijn benen gaat staan en zijn vingers voelen als ijspegels vastgelijmd aan zijn handen. ‘Het is mooi geweest voor vandaag. We stoppen ermee’ zegt Piet hardop maar vooral ook tegen zichzelf. Ondanks dat de veiling niet meer bezocht zal worden, heeft Piet alsnog uitmuntend geoogst. Letterlijk. Tweehonderd munten. ‘God mag weten hoeveel goud de wortels van de preiplanten nog meer vasthouden in de grond’ denkt Piet als hij naar huis loopt.

Tien maanden later.

De afgelopen maanden waren de meest hectische ooit uit het eerder zo normale leven van Piet. Niet tweehonderd, niet vijfhonderd, maar duizend en drieëntwintig gouden munten zagen uiteindelijk het daglicht in Serooskerke. En niet zomaar munten. Geldstukken uit alle windstreken heeft Piet langs zien komen. ‘Spaanse escudos, Marokkaanse dinars, Britse rozenobels en Portugese cruzados. Allemaal uiterst zeldzame gouden munten uit de zestiende en zeventiende eeuw’ wist de taxateur hem later te vertellen. Om niets aan het toeval over te laten, heeft Piet in de maanden na de vondst alle aarde op het veldje laten zeven totdat er geen munt in de grond meer te vinden was.

Naast zijn eigen dorpsgenoten heeft Piet in de maanden na de vondst ook een boel onbekende mensen aan het hek bij het preiveld zien staan. Piet wist niet wat hij zag toen hij in zijn altijd rustige dorp in de week van de vondst voor het eerst een file van auto’s zag. ‘Dit is aan jullie vondst te danken Piet’ verklaarde zijn vrouw. Ook veel journalisten, radio- en televisieploegen maakten een dagtrip naar Serooskerke om Piet het hemd van het lijf te vragen. Hij zat zelfs op de bank bij Mies Bouman in het televisieprogramma Mies en scène. ‘Het was leuk voor even maar ik ben blij dat het spektakel nu dan echt voorbij is’ denkt Piet in zichzelf als hij terugkijkt op de afgelopen maanden. Zelfs tijdens het avondeten, het enige rustmoment van zijn dag na al het getuur in de aarde, werd Piet belaagd door de pers.

De afgelopen twee dagen is hij samen met zijn vrouw Betsie in Amsterdam geweest voor de veilingen van de munten. ‘Wat is het hier mooi maar zo ontzettend druk!’ wist Betsie uit te brengen. Het was een hele beleving om vanuit hun kleine dorp de reis te maken naar de grote stad. Van de meer dan duizend munten zijn er uiteindelijk 868 geveild met een totale waarde van maar liefst ƒ 645.940. De helft van dit geld moet Piet afstaan aan de gemeente Serooskerke, de eigenaar van de grond. De andere helft deelt hij met Adrie. ‘Wel zo netjes’ adviseerde zijn vader. Het geld dat hij zelf overhoudt, gaat Piet in zijn landbouwbedrijf stoppen. De kinderen krijgen allemaal een nieuwe fiets. En Adrie? Die stuiterde nog net niet op een neer voor zijn voeten toen Piet het goede nieuws met hem deelde. De wedstrijdmotor en de TT van Assen kunnen ineens sneller dan verwacht werkelijkheid gaan worden.

Over de auteur