De reis duurt maar twintig minuten maar de tijd lijkt stil te staan in de tram richting het centrum van Den Haag. Naast haar zit een jongen met zijn capuchon op. De muziek uit zijn oortjes staat op standje ‘Ik wil doof worden’. Tegenover haar zit een oude dame met haar hondje gepropt in een overduidelijk neppe Burberry tas. “Zat ik hier nou maar met mijn vriendinnen.” denkt Kate bij zichzelf. Haar vriendinnen hadden geen zin om mee te gaan, voor de zoveelste keer. Ze wilde liever met elkaar lunchen, zonder Kate mee te vragen. Kate haar gedachten razen door haar hoofd als een tornado dat alles om zich heen mee trekt en achterlaat op plekken waar het niet hoort: “Wat hebben die meiden toch de laatste tijd? Ligt het aan mij? Wat heb ik verkeerd gedaan?” Kate haar gedachte worden onderbroken door een stem: “Volgende halte, next stop Korte Voorhout.” galmt uit de speakers van de tram.
Kate stapt de tram uit en loopt het plein op. De bomen om haar heen laten hun warm getinte bladeren met kalmte op de grond neer dwarrelen. Eenmaal op de grond aangekomen vormen zij een geheel als een vuurrode zee tijdens de zonsondergang. Terwijl Kate op een bankje gaat zitten kijkt ze naar de blaadjes die langzaam naar beneden glijden op het ritme van de wind. “Misschien moet ik ze een berichtje sturen.” denkt Kate zacht in zichzelf. Dit moment probeerde ze te vermijden als een tandartsbezoek wanneer je weet dat je een gaatje hebt. Haar hand glijdt langzaam naar de telefoon in haar jaszak en ze typt: “Hey meiden, heb ik iets verkeerd gedaan? Ik merk dat jullie mij nooit meer meevragen.” Ze wil op bericht verzenden drukken maar haar duim lijkt wel verlamd. Daar komt de gedachtestroom weer: “Wat als… Wat als… Wat als…” Kate haar lijf wordt gevuld met frustratie: “Genoeg.” zegt ze hardop tegen zichzelf. Met een vlugge beweging drukt ze op verzenden. Snel legt zij haar telefoon naast zich neer op het bankje en kijkt om zich heen. Haar ogen vallen op een tekst in grote letters: ‘ONTDEK DE WERELD VAN ILUSSIE’. Kate lacht stilletjes: “De wereld van illusie, daar zit ik middenin.”
“Maar waarom doe ik er eigenlijk zo moeilijk over. Ik merk al heel lang dat er iets niet goed zit tussen mij en de meiden.” denkt Kate. Ze denkt terug aan een jaar geleden. Kate en haar vriendinnen gingen naar een illegaal techno feestje. Als een soort zombies staan de feestende mensen om Kate heen, met raar bewegende kaken en onduidelijke stemmen. De techno muziek staat zo hard dat Kate haar gedachte niet eens meer kan horen. De sfeer bedrukt haar als vier wanden die steeds dichter naar je toe komen. Gehaast loopt ze naar het toilet. Het enige waar ze aan kan denken is: “Ik moet weg hier, onmiddellijk.” Met tranen in haar ogen loopt Kate terug naar haar vriendinnen: “Kunnen we alsjeblieft gaan, ik voel mij helemaal niet goed.” Een snauwende reactie volgt: “Wat denk jij nou zelf, we zijn hier pas een uurtje. Nooit dat we nu al weggaan, je zoekt het maar uit.” Alles om Kate heen lijkt in slow motion te bewegen. Haar vriendinnen lachen haar uit en lopen vervolgens van haar weg. Kate hoort opeens een overheersend geluid.
*Pling* een nieuw bericht… Kate schrikt uit haar gedachte en haar lichaam verstijft. Voor een moment lijkt het alsof de blaadjes gestopt zijn met vallen. Haar telefoon voelt als een baksteen terwijl zij hem langzaam optilt en haar scherm oplicht. Bij elk woord dat zij leest op haar scherm lijken de bomen verder weg te zakken, net als de grond onder haar voeten. “Wij merken nu al een tijdje dat jij weinig toevoeging geeft aan de groep, dus we willen eigenlijk liever niks meer met je te maken hebben.” Kate’s gezicht wordt warm en ze voelt branderige tranen in haar ooglid hangen. Als iemand nu aan haar zou vragen: “Gaat het?” zou ze ongecontroleerd in huilen uitbarsten. De vriendinnen die ze al had sinds groep zes. De meiden waar ze terecht kon met al haar problemen. Waar ze zelf zo vaak advies aan had gegeven over van alles en nog wat. De elf jarige vriendschap voelt als een glazen ballon die iets te hoog is gevlogen en nu in scherven uit elkaar barst. Kate grabbelt in haar tas opzoek naar het enige hulpmiddel in slechte tijden. “Ik heb niemand. Ik ben een ellendige lozer.” denkt Kate in stilte. De sigaret hangt aan haar lip terwijl een vonkje uit haar aansteker de tabaksrook in haar lichaam laat glijden. Haar oog valt weer op de tekst met de grote letters. De deur van het gebouw verleidt haar om naar binnen te komen. Kate blaast het laatste beetje rook van haar sigaret uit haar mond om vervolgens de sigaret op de grond uit te drukken. Kate staat langzaam op en loopt richting de deur: “De wereld van illusie. Een grotere illusie dan deze vriendschap kan het niet zijn.” denkt Kate.
Kate wordt begroet door een kleine elegante ruimte met als middelpunt een kronkelende trap, bedekt met een luxe rood tapijt. Zoekend naar het begin van de collectie, vallen Kate haar ogen op het plafond. Een oneindig hoog plafond met in het midden een hangende kroonluchter vol glimmende steentjes. Kate ziet het bordje: ‘Begin de route hier’. Met rustige bescheiden stappen loopt ze de eerste kamer binnen. Om haar heen is niemand anders te zien, behalve dan op het schilderij dat haar op een doordringende manier aanstaart. Kate brengt haar gezicht dichter naar het kunstwerk toe. Een aantal hoofden staren haar aan. En dan nog een paar. En dan nog een paar. Bij elke blik die Kate werpt komen er meer en meer hoofden bij. Haar gedachte gaan stil door haar hoofd. Het voelt alsof dit de stilte in de ruimte onderbreekt: “De ene keer doen ze normaal, de andere keer willen ze niks van mij weten. De ene keer zeggen ze dit om vervolgens weer het totaal tegenovergestelde te zeggen.” Op een vreemde manier voelt Kate een frustrerend gevoel opkomen door het kijken naar dit schilderij. “Iedereen heeft meerdere gezichten en soms duurt het even voordat je achter elk gezicht komt. Dat blijkt maar weer.” mompelt Kate stilletjes in zichzelf.
Kate loopt door naar de volgende kamer. Een man zit op een bankje midden in de ruimte. Op zijn hoofd heeft hij een koptelefoon. De kalme stilte wordt onderbroken door de lichtelijk bekakte dames stem uit de koptelefoon: “Dit kunstwerk laat zien dat de manier waarop je een afbeelding ervaart helemaal relatief is aan het perspectief dat je inneemt. De trap kan omhoog gaan maar ook omlaag.” Kate gaat naast de man op het bankje zitten en werpt haar blik vooruit. Haar ogen glijden over het schilderij kijkend naar de constructie van trappen. Ze pikt er een trap uit en volgt deze. Het duurt even voordat ze doorheeft dat haar oog nu opeens een andere trap volgt. Geen begin, geen einde. Dit doolhof van trappen voelt beklemmend en het doet haar denken aan haar vriendinnen: “Deze vriendschap voelt als een doolhof waar ik alleen rondloop of de groep maar blijf volgen. Is dit het moment waarop ik ervoor kies om het doolhof te verlaten?”
Kate loopt over de met rood tapijt beklede trap terug naar de uitgang. Haar stappen worden gedempt door het tapijt en er hangt een aangename stilte in het museum. Nog een keer kijkt ze om zich heen. Haar oog valt op een schilderij hangend boven de trap. De man kijkt haar aan, maar niet direct. Hij kijkt in een weerspiegelende bal, een zelfportret. Kate heeft aandachtig elk schilderij in het museum bekeken. Maar portretten, laat staan een zelfportret, heeft zij niet gezien. Het verast haar om dit schilderij op deze plek te zien hangen. Net als een oude kennis die je opeens tegenkomt in een klein willekeurig dorpje in Italië. Dit zet Kate aan het denken: “Het schilderij waarop hij het perspectief verandert krijgt deze plek in het museum. Boven de mooie luxe trap. Misschien is dit een teken. Misschien moet ik mijn perspectief ook veranderen. Van ellendig naar blij, van gefrustreerd naar opgelucht, van negatief naar positief.”
En met deze instelling loopt Kate naar buiten. Haar hoofd opgeheven naar de blauwe herfst lucht. Ze neemt een grote hap adem en voelt een warme positieve stroom door haar lichaam sluipen. Terwijl ze zelfverzekerd over de vuurrode zee van bladeren loopt laat ze de wereld van illusie steeds verder achter zich en denkt bij zichzelf: “Dag wereld van illusie. Ik ga je vast nog een keer tegenkomen, maar voor nu heb ik even genoeg van je gehad.”