MAARSSEN – Al van jongs af aan speelt verhalen vertellen een grote rol in het leven van Ineke de Jongh. Naast haar werk als theatermaker en dramadocent is ze ook verhalenverteller. Op 6 maart brengt ze haar verhalen tot leven tijdens het verhalendiner in Fort Maarsseveen.
‘Ik ben al heel lang verhalenverteller. Ik heb eerst de Akademie voor Expressie (HKU) gedaan, waar ik in 1983 ben afgestudeerd. Maar als kind vertelde ik ook al verhalen. Mijn moeder was een grote verteller, en ik nam dat over. Ik organiseerde een soort kleuterschooltje voor buurtkinderen, waar ik verhalen vertelde.
Door mijn opleiding is dat verder gegroeid. Eerst als dramadocent, waar ik natuurlijk ook verhalen vertelde. Later ben ik cursussen gaan volgen aan de Vertelacademie in Utrecht. Naar aanleiding daarvan ben ik verder gegaan.
Momenteel ben ik minder met theater maken bezig en meer met verhalen vertellen. Theater maken en verhalen vertellen verschillen op een aantal vlakken. Bij theater maak je een voorstelling, vaak met een gezelschap. Acteurs leren teksten uit hun hoofd en brengen die op toneel. Het is het samenspel tussen twee spelers. Een verhalenverteller die vertelt eigenlijk verhalen uit het hoofd. Dat betekent dat je wel het verhaal kent, maar er ook ter plekke nog even mee kan spelen. Verhalen vertellen is vrijer.
Er is binnen de wereld van verhalenvertellers een hele discussie over wanneer je toneelspeler bent en wanneer je verhalenverteller bent. Voor mij loopt dat door elkaar. Als ik een verhaal vertel, ben ik ook deels de personages. Ik schets beelden met mijn stem en lichaamstaal en neem mensen mee in een andere wereld. Een goede verhalenverteller laat mensen het verhaal voor zich zien, alsof ze een film in hun hoofd hebben. Het gaat om mimiek, stemgebruik, beweging en ritme. Het is iemand die je kan meenemen in een andere werkelijkheid.
Ook moet een verhalenverteller betrokken zijn bij het verhaal. Dan pas zou er echt iets moois uit kunnen komen. Ik heb weleens geprobeerd een prachtig geschreven verhaal te vertellen, maar het lukte me niet. De woorden waren niet van mij. Dus ik heb dat verhaal moeten herschrijven in mijn taal en toen kon ik het vertellen. En nu is het gewoon een mooi verhaal geworden, dat mensen ook meeneemt.
Soms gebruik ik voorwerpen bij mijn verhalen. Ik heb bijvoorbeeld honderd verloren handschoenen verzameld. Elke handschoen op straat heeft een verhaal. Waarom ligt die daar? Van wie was die? Maar ik kan ook een handschoen aan het publiek geven en hen vragen stellen.
Mensen denken nog steeds dat verhalen vertellen iets voor kinderen is. Dat is niet zo. Het is gewoon voor iedereen. Ik heb bijvoorbeeld een muizenverhaal geschreven, dat onderdeel is van een speurtocht in Slot Zuylen. In dat muizenverhaal zit eigenlijk vluchtelingenproblematiek. Als ik veel volwassenen in het publiek heb, dan zet ik bepaalde dingen net even iets meer aan in mijn kinderverhaal. Maar als ik vooral met de kinderen bezig ben, dan is het platter, zeg maar. Maar er zit wel die boodschap in. Dus ze krijgen het wel mee.
Op donderdag 6 maart zal ik mijn verhalen vertellen tijdens het verhalendiner. Mijn betrokkenheid bij Fort Maarsseveen begon eigenlijk al vóór corona. Ik kende de plek en had het idee om daar iets met verhalen te doen. Tijdens een zomerevenement had ik daar al eens verteld en op zich hadden ze daar wel oren naar. Helaas werd alles stilgelegd door de pandemie, maar het idee bleef sluimeren.
Ondertussen kwam ik terecht bij het Brugwachtershuisje in Maarssen-Dorp, waar ik vertelavonden organiseer. Hier komen vertellers uit het hele land. Mensen rijden gerust een uur om daar tien minuten een verhaal te vertellen.
Toch wilde ik het verhalen vertellen in Fort Maarsseveen van de grond krijgen. Uiteindelijk heb ik daar met de mensen van Fort Maarsseveen over gepraat. Zij wilde eigenlijk wel meer donderdagen met een diner en een onderwerp. Zo is het verhalendiner tot stand gekomen.
Voor deze eerste editie heb ik drie verhalen gekozen. Zo vertel ik bijvoorbeeld een bewerking van het bestaande verhaal ‘De dans van de kraanvogel’. Het verhaal speelt zich af in een herberg. Dat vond ik wel passend bij Fort Maarsseveen. Ook vertel ik het verhaal van de handschoenen. Daar heb ik drie verhaaltjes bij. Eigenlijk heeft elk verhaaltje van de handschoenen wel een onderliggend iets, perfect voor een avond als deze. De handschoenen passen ook goed bij de tijd van het jaar.
Met dit verhalendiner hoop ik dat de bezoekers een moment hebben uit de drukte van het bestaan. Heel voor de hand liggend natuurlijk, maar ik wil ze meenemen in een andere werkelijkheid. Daarnaast hoop ik dat de verhalen aanleiding geven tot mooie gesprekken onderling.’