Dertig procent van de kinderen in armoede krijgt een havo/vwo-advies, vergeleken met zeventig procent van de kinderen uit een rijk gezin.” Dat stelde Hans Spekman, directeur van het Jeugdeducatiefonds, op 12 november 2024 bij Goedemorgen Nederland. Met deze bewering benadrukt hij de ongelijkheid in het onderwijs. Verder onderzoek naar deze uitspraak toont aan dat deze uitspraak klopt, maar de cijfers niet met volledige zekerheid bevestigt kunnen worden.
Bewering:
“Dertig procent van de kinderen in armoede krijgt een havo/vwo-advies, ten opzichte van zeventig procent van de kinderen uit een rijk gezin.”
Oordeel:
Gegrond; er kan alleen niet met volledige zekerheid gezegd worden dat de cijfers exact kloppen, maar deze liggen heel erg dicht bij de realiteit.
Bron van de bewering:
De uitspraak van Spekman wordt in het fragment verder niet onderbouwd. Spekman is de directeur van het Jeugdeducatiefonds, een organisatie dat als doel heeft om kinderen uit een kansarm milieu toch een kans op een goede toekomst te bieden. Hierover heeft Spekman, samen met schrijver Abdelkader Benali een boek geschreven.
Schooladvies
Het is belangrijk om eerst te kijken naar hoe schooladvies gegeven wordt. Het schooladvies dat een kind in groep 8 ontvangt, speelt namelijk een cruciale rol in zijn of haar verdere onderwijscarrière. Het advies wordt voornamelijk gebaseerd op de inschatting van de leerkracht, die kijkt naar de prestaties van het kind gedurende de basisschoolperiode. Dit wordt ondersteund door de resultaten van de doorstroomtoets die later in het jaar plaatsvindt. Voorheen was dit de Cito-toets, maar die is vervangen aangezien de doorstroomtoets voor minder ongelijkheid moet gaan zorgen. Daarnaast weegt ook het gedrag van een kind mee, evenals de mate van motivatie en werkhouding.
Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat sociaaleconomische factoren – zoals het opleidingsniveau van de ouders en het gezinsinkomen – indirect van invloed zijn op het advies. Kinderen uit gezinnen met hogere inkomens krijgen relatief vaker een hoger advies dan kinderen met vergelijkbare scores uit armere gezinnen. Wie de cijfers van het CBS gaat narekenen, komt tot de conclusie dat er wel degelijk een groot verschil zit tussen de leerlingen met een laag gezinsinkomen en leerlingen uit gezinnen met een hoog inkomen.
Toelichting tabel: deze tabel van het CBS toont welke middelbare schooladviezen kinderen kregen in 2022/2023. In de tabel wordt onderscheid gemaakt tussen leerlingen uit een rijk gezin en leerlingen uit een gezin met een lager gezinsinkomen.
Cijfers
Het verband tussen armoede en lagere schooladviezen wordt bevestigd door verschillende onderzoeken. De Inspectie van het Onderwijs schreef in haar rapport over 2024 dat kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus minder vaak een havo/vwo-advies krijgen, zelfs wanneer ze vergelijkbare resultaten behalen op de eindtoets. Deze ongelijkheid wordt mede verklaard door factoren zoals minder toegang tot bijlessen, een minder stabiele thuissituatie, en soms lagere verwachtingen van leerkrachten.
Verder toonde een studie van het Jeugdeducatiefonds aan dat armoede niet alleen een direct effect heeft op schooladviezen, maar ook op de algehele leeromgeving van het kind. Kinderen uit armere gezinnen ervaren vaak stress door financiële onzekerheid thuis, wat hun prestaties negatief beïnvloedt. Toch worden de exacte percentages van 30 procent en 70 procent, zoals Spekman noemt, nergens letterlijk bevestigd.
Zorgelijk
Toch is de boodschap duidelijk volgens Sara Geven, Universitair Hoofddocent onderwijssociologie. “De cijfers die Spekman aanhaalt, zullen dicht bij de realiteit zitten. Dat geeft aan dat wij in Nederland niet aan iedereen eerlijke kansen geven. De keuzes die op jonge leeftijd gemaakt worden, hebben gevolgen voor de rest van je leven. Wanneer je dan een lager advies krijgt dan iemand anders puur op basis van de financiële situatie van het gezin, is dat zorgelijk.”
Deze uitspraak wordt ook door een onderzoek van de VO-raad ondersteunt. In dit onderzoek wordt er gepleit voor een objectiever selectieproces, waar er meer nadruk ligt op meetbare resultaten dan op subjectieve factoren.
Conclusie
Hans Spekman heeft een punt dat kinderen uit arme gezinnen minder vaak een havo/vwo-advies krijgen dan kinderen uit rijke gezinnen. Dit verschil wordt bevestigd door meerdere onderzoeken. Hoewel de precieze percentages van dertig en zeventig procent zijn niet direct terug te vinden zijn, mag er wel aangenomen worden dat deze cijfers dicht bij de werkelijkheid liggen en de uitspraak dus correct is.