Op dinsdag 4 februari kwam het derde onderzoek van het RIVM naar buiten, waarin opnieuw een verband werd vastgesteld tussen geitenhouderijen en longontsteking bij omwonenden. Burgers die binnen 2.000 meter van een geitenhouderij wonen, hebben een verhoogde kans op longaandoeningen. Caroline van der Plas stelt echter dat het hier om een “schijnverband” zou gaan.
Op de facebookpagina van de BBB is een video gepost waarin Van der Plas in de Kamer spreekt, onder de titel “Geen verband tussen longontsteking en geitenhouderijen.” De BBB-leider wijst erop dat slechts 108 patiënten deelnamen aan het onderzoek, terwijl in hetzelfde onderzoek staat dat geitenhouderijen jaarlijks 12.000 tot 66.000 extra longontstekingen zouden veroorzaken.
Onderzoeksmethode en kritiek van BBB
Ik heb een van de woordvoerders van het RIVM, Harald Wychel, hierover gesproken. Hij vertelde dat de beperkte steekproefomvang te wijten was aan de coronapandemie: “In het onderzoek staat dit duidelijk vermeld. Ook zonder honderden deelnemers is er een verband te zien.”
Van der Plas beweert dat er minimaal 800 patiënten onderzocht hadden moeten worden en dat 108 deelnemers onvoldoende bewijs leveren. Wychel reageert hierop: “We hadden zelf ook liever meer mensen willen onderzoeken, maar in verband met corona was dit simpelweg niet mogelijk. Het is ook niet alsof we maar één onderzoek hebben gedaan, dit is de derde studie die een mogelijk verband laat zien.”
In de Facebookpost van de BoerBurgerBeweging stelt Van der Plas opnieuw dat er geen direct causaal verband is aangetoond.
Wetenschappelijk bewijs voor het verband
Het nieuwe RIVM-onderzoek uit 2024 sluit aan bij eerdere studies uit 2014 en 2021, die ook al een verhoogd risico op longontstekingen aantoonden bij mensen die dichtbij geitenhouderijen wonen. Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat mensen die binnen 2.000 meter van een geitenhouderij wonen, een aantoonbaar hoger risico op longontsteking lopen.
Jaarlijks worden naar schatting 100 tot 600 mensen met een longontsteking opgenomen in het ziekenhuis, en 20 tot 100 mensen komen te overlijden. Daarnaast zijn in de geitenstallen meer dan 30 bacteriën gevonden die longontsteking kunnen veroorzaken. 23 van deze bacteriën zijn ook aangetroffen bij patiënten, omwonenden en in de buitenlucht.
Een causaal verband betekent dat er een direct oorzaak-gevolg is. Volgens Wychel is het vaststellen van zo’n direct verband echter erg moeilijk. Wat wél duidelijk is, is dat dezelfde bacteriën in de stallen zijn gevonden als bij patiënten. Bovendien wordt het risico op longaandoeningen groter naarmate iemand dichter bij een geitenhouderij woont. Het RIVM stelt dan ook dat het niet onlogisch is om geitenhouderijen als mogelijke verklaring te zien voor de verhoogde kans op longontsteking bij omwonenden.
Conclusie
Caroline van der Plas stelt dat er geen verband is tussen geitenhouderijen en longontstekingen en noemt het een “schijnverband.” Dit is onwaar. In drie afzonderlijke onderzoeken heeft het RIVM vastgesteld dat mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen een verhoogd risico lopen op longontsteking. Hoewel het moeilijk is om een direct causaal verband aan te tonen, wijzen de onderzoeksgegevens duidelijk op een sterke correlatie: dezelfde bacteriën die in geitenstallen voorkomen, worden ook aangetroffen in de lucht, bij omwonenden en bij patiënten.
Het RIVM erkent dat verder onderzoek nodig is om precies vast te stellen hoe de bacteriën zich verspreiden en wat de exacte oorzaak is. Maar de bewering dat er helemaal geen verband is, of dat het slechts om een “schijnverband” gaat, is misleidend en gaat voorbij aan de beschikbare wetenschappelijke feiten.